ECLI:NL:RBALM:2010:BN5632

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
24 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
113294 / KG ZA 10-185
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • W.K.F. Hangelbroek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vorderingen in kort geding betreffende inzage in administratie van vennootschappen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Almelo op 24 augustus 2010 uitspraak gedaan in een kort geding. Eiser, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. drs. S.J.P. Kukolja, vorderde inzage in de administratie van drie besloten vennootschappen, te weten Crown Holding B.V., Crown Facilities B.V. en Crown Photo International B.V. Eiser was voormalig bestuurder en aandeelhouder van deze vennootschappen en stelde dat hij recht had op inzage in de boeken en bescheiden om te controleren of de gedaagden orders voor Tamron- en Nikon-producten hadden verwerkt. De gedaagden, die niet verschenen waren, werden in de procedure niet gehoord.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de vordering van eiser alleen kon worden toegewezen indien hij een rechtmatig belang had bij de gevraagde opgave. De rechter stelde vast dat eiser op 14 september 2007 zijn aandelen in de vennootschappen had verkocht en per die datum als bestuurder was teruggetreden. Hierdoor had hij geen rechtsgrond meer om inzage te vorderen. Bovendien was niet aannemelijk gemaakt dat er nog rechtsbetrekkingen bestonden tussen eiser en de gedaagden die een dergelijke vordering rechtvaardigden.

De voorzieningenrechter concludeerde dat eiser geen gerechtvaardigd belang had bij de gevraagde inzage, aangezien hij eerder al inzage had gekregen in de administratie en de stukken had opgehaald en teruggebracht. De vorderingen van eiser werden dan ook afgewezen, en de voorzieningenrechter wees de zaak af op grond van het ontbreken van een rechtmatig belang en rechtsgrond voor de vordering.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht
zaaknummer: 113294 / KG ZA 10-185
datum vonnis: 24 augustus 2010 (wl)
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Almelo, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats]
eiser,
verder te noemen: [eiser],
advocaat: mr. drs. S.J.P. Kukolja,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Crown Holding B.V.,
gevestigd te Amersfoort,
gedaagde,
niet verschenen,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Crown Facilities B.V.,
gevestigd te Amersfoort,
gedaagde,
niet verschenen,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Crown Photo International B.V.,
gevestigd te Woudenberg,
gedaagde,
niet verschenen.
1. Het procesverloop
1.1. Gedaagden zijn te dienende dage niet in rechte verschenen, waarna tegen hen verstek is verleend.
1.2. [eiser] heeft gevorderd als vermeld in de dagvaarding.
1.3. De zaak is behandeld ter terechtzitting van 10 augustus 2010, alwaar [eiser] vergezeld van mr. drs. Kukolja is verschenen. Namens gedaagden is niemand verschenen.
De vordering is toegelicht.
1.4. Het vonnis is bepaald op vandaag.
2. De feiten
2.1. [eiser] was bestuurder en aandeelhouder van Crown Holding B.V. en
Crown Facilities B.V. Crown Holding B.V. is bestuurder en enig aandeelhouder van
Crown Photo International B.V.
2.2. Op 14 september 2007 heeft [eiser] zijn aandelen in Crown Holding B.V. en zijn aandelen in Crown Facilities B.V. verkocht aan Stichting Flatlands.
2.3. Vanaf 17 september 2007 is Stichting Flatlands statutair bestuurder van
Crown Facilities B.V. en Crown Holding B.V.
2.4. [eiser] is per 17 september 2007 teruggetreden als bestuurder van de vennootschappen.
2.5. Op 17 juli 2008 zijn de aandelen van Crown Holding BV geleverd aan twee door Stichting Flatland aangeduide partijen.
2.6. Tussen Nikon GmbH enerzijds en [eiser] en gedaagden anderzijds is een kort gedingprocedure gevoerd. Bij vonnis van 18 augustus 2009 heeft de voorzieningenrechter in de rechtbank ’s-Gravenhage onder meer het volgende beslist:
“5.3. beveelt Crown Photo International BV, Crown Holding en Crown Facilities ieder binnen 21 (eenentwintig) dagen na betekening van dit vonnis een, door een onafhankelijke registeraccountant van Deloitte of PricewaterhouseCoopers goedgekeurde, opgave te verstrekken aan de advocaat van Nikon, van alle vanaf
1 januari 2007 ingekochte Nikon-producten, in chronologische volgorde, met opgave van al hetgeen gedaagde bekend is omtrent de leveranciers en afnemers van elk van die producten, onder bijvoeging van alle daarop betrekking hebbende gegevens, met dien verstande dat de opgave van een leverancier en afnemer van een product achterwege kan blijven indien en voor zover die gedaagde – met stukken of anderszins onderbouwd – bewijs levert dat het desbetreffende product door of met toestemming van Nikon Corporation in het verkeer van de Europese economische ruimte is gebracht;
5.4. beveelt [eiser] binnen 21 (eenentwintig) dagen na betekening van dit vonnis een, door een onafhankelijke registeraccountant van Deloitte of PricewaterhouseCoopers goedgekeurde, opgave te verstrekken aan de advocaat van Nikon, van alle vanaf 1 januari 2007 ingekochte Nikon-producten, alsmede van alle Nikon-producten die vanaf 1 januari 2007 door een derde zijn ingekocht en/of geleverd ingevolge een door [eiser] aangebrachte order/opdracht dan wel ingevolge enige andere betrokkenheid van [eiser], in chronologische volgorde, met opgave van al hetgeen [eiser] bekend is omtrent de leveranciers en afnemers van elk van die producten, onder bijvoeging van alle daarop betrekking hebbende gegevens, met dien verstande dat de opgave van een leverancier en afnemer van een product achterwege kan blijven indien en voor zover [eiser] – met stukken of anderszins onderbouwd – bewijs levert dat het desbetreffende product door of met toestemming van Nikon Corporation in het verkeer van de Europese economische ruimte is gebracht;”
2.7. Tussen Tamron Europe GmbH enerzijds en [eiser] en gedaagden anderzijds is bij de rechtbank Utrecht een procedure gevoerd. Bij vonnis van 30 juni 2010 heeft de rechtbank onder meer het volgende beslist:
“5.5. beveelt [eiser] om binnen 3 maanden na betekening van dit vonnis een, door een onafhankelijke forensische registeraccountant van Ernst & Young, Deloitte of PricewaterhouseCoopers goedgekeurde opgave te verstrekken aan de advocaat van Tamron, van alle door hem vanaf 1 januari 2007 ingekochte en/of verkochte Tamron-producten, alsmede van alle Tamron-producten die vanaf 1 januari 2007 door een derde zijn ingekocht en/of geleverd en/of verkocht ingevolge een door [eiser] aangebrachte order/opdracht dan wel ingevolge enige andere betrokkenheid van [eiser], in chronologische volgorde, met opgave van al hetgeen [eiser] bekend is omtrent de leveranciers en afnemers van elk van die producten, onder bijvoeging van alle daarop betrekking hebbende gegevens, met dien verstande dat de opgave van een leverancier en afnemer van een product achterwege kan blijven indien en voor zover [eiser] – met stukken of anderszins onderbouwd – bewijs levert dat het desbetreffende product door of met toestemming van Tamron in het verkeer van de EER is gebracht, (…),
5.8. beveelt [eiser], Crown Holding en de vennootschappen om binnen 3 maanden na betekening van dit vonnis terzake van die Tamron-producten waarvan niet het onder 5.6 bedoelde bewijs is bijgevoegd, schriftelijk mee te delen aan de raadsman van Tamron al hetgeen de desbetreffende gedaagde bekend is omtrent de herkomst en de distributiekanalen van deze Tamron-producten, onder bijvoeging van alle daarop betrekking hebbende gegevens (…),”
2.8. [eiser] heeft eind 2008 de heer [naam] statutair directeur van Crown Holding BV, tevens handelende als statutair directeur van Crown Photo International BV, verzocht aan hem de boekhouding van de vennootschappen ter beschikking te stellen. In januari 2009 heeft [eiser] de stukken opgehaald en in diezelfde maand heeft hij de stukken weer teruggebracht.
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert, zakelijk weergegeven,
I. veroordeling van gedaagden om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis aan een onafhankelijke forensische registeraccountant van Ernst & Young, Deloitte of Pricewaterhouse-Coopers opgave te verstrekken van alle door gedaagden vanaf
1 januari 2007 ingekochte en/of verkochte Tamron-producten alsmede van alle
Tamron-producten die vanaf 1 januari 2007 door een derde zijn ingekocht en/of geleverd en/of verkocht ingevolge een door [eiser] aangebrachte order/opdracht dan wel ingevolge enige andere betrokkenheid van [eiser], in chronologische volgorde, met opgave van al hetgeen gedaagden bekend is omtrent de leveranciers en afnemers van elk van die producten, onder bijvoeging van alle daarop betrekking hebbende gegevens, met dien verstande dat de opgave van een leverancier en afnemer van een product achterwege kan blijven indien en voor zover gedaagden bewijs leveren dat het desbetreffende product door of met toestemming van Tamron in het verkeer van de EER is gebracht, op verbeurte van een dwangsom van € 5.000,00 voor elke dag of deel daarvan dat aan dit beval geen of geen volledige nakoming is gegeven, met een maximum van € 100.000,00;
II. veroordeling van gedaagden om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis aan een onafhankelijke forensische registeraccountant van Ernst & Young, Deloitte of Pricewaterhouse-Coopers opgave te verstrekken van alle door gedaagden vanaf
1 januari 2007 ingekochte Nikon-producten alsmede van alle Nikon-producten die vanaf
1 januari 2008 door een derde zijn ingekocht en/of geleverd ingevolge een door [eiser] aangebrachte order/opdracht dan wel ingevolge enige andere betrokkenheid van [eiser], in chronologische volgorde, met opgave van al hetgeen gedaagden bekend is omtrent de leveranciers en afnemers van elk van die producten, onder bijvoeging van alle daarop betrekking hebbende gegevens, met dien verstande dat de opgave van leverancier en afnemer van een product achterwege kan blijven indien en voor zover gedaagden bewijs leveren dat het desbetreffende product door of met toestemming van Nikon Corporation in het verkeer van de Europese economische ruimte is gebracht, op verbeurte van een dwangsom van
€ 5.000,00 voor elke dag of deel daarvan dat aan dit beval geen of geen volledige nakoming is gegeven, met een maximum van € 100.000,00;
Tevens vordert [eiser] hoofdelijke veroordeling van gedaagden tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van € 764,00 vermeerderd met de wettelijke rente, veroordeling van gedaagden in de nakosten van € 205,00 zonder betekening en verhoogd met € 68,00 met betekening indien zij niet binnen veertien dagen na aanschrijving vrijwillig aan het vonnis hebben voldaan, alsmede hoofdelijke veroordeling van gedaagden in de proceskosten.
3.2. Ter toelichting op de vordering voert [eiser] aan dat hij er recht en belang bij heeft dat gedaagden hem inzage geven in de boeken en in de bescheiden, zodat hij kan controleren of gedaagden al dan niet orders voor Tamron- en Nikon-produkten hebben verwerkt die zijn ingekocht, geleverd en/of verkocht ingevolge een door hem aangebrachte order of opdracht of ingevolge enige andere betrokkenheid van hem. Ook heeft hij er recht en belang bij om na te gaan of gedaagden Tamron- en Nikon produkten hebben verkocht en als dat het geval is, om alle informatie over de herkomst en de distributiekanalen van die produkten te verkrijgen. Zelf heeft [eiser] die stukken niet en gedaagden geven hem geen inzage in de gevraagde gegevens. Hierdoor verkeert [eiser] in de onmogelijkheid om aan de in de vonnissen genoemende veroordeling te voldoen.
[eiser] beroept zich daarbij primair op het in artikel 3:15j van het Burgerlijk Wetboek bepaalde. Hij heeft een rechtstreeks en voldoende belang bij openlegging van de boeken van de vennootschappen vanuit zijn hoedanigheid van voormalig bestuurder én vanuit het feit dat hij samen met gedaagden hoofdelijk is veroordeeld tot het geven van informatie.
Subsidiair stelt hij dat hij gezien artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering recht heeft op afgifte van de bescheiden zoals vermeld in de vonnissen en meer subsidiair stelt hij dat gedaagden onrechtmatig jegens hem handelen door hem de afgifte van de bescheiden te weigeren.
4. De beoordeling.
4.1. Bij de dagvaarding zijn de wettelijke formaliteiten in acht genomen. Nu gedaagden niet ter zitting zijn verschenen moeten de door [eiser] gestelde feiten en omstandigheden als vaststaand worden aangenomen.
4.2. In deze procedure moet beoordeeld worden of gedaagden gehouden zijn opgave te doen van ingekochte en/of verkochte Tamron- en Nikon-producten aan [eiser].
Bij de beoordeling van dit geschil staat voorop dat de vordering van [eiser] alleen kan worden toegewezen indien in voldoende mate aannemelijk wordt dat hij een rechtmatig belang heeft bij de gevraagde opgave.
4.3. Volgens [eiser] handelen gedaagden onder de gegeven omstandigheden onrechtmatig jegens hem, omdat zij hem geen inzage geven in de door hem gevraagde gegevens. De voorzieningenrechter volgt [eiser] niet in die stelling. De weigering van gedaagden om inzage te geven is niet onrechtmatig.
4.4. [eiser] heeft op 14 september 2007 zijn aandelen in de vennootschappen verkocht en hij is per die datum als bestuurder van de vennootschappen teruggetreden. Op 17 juli 2008 heeft hij de aandelen geleverd. Voorts is niet gesteld of anderszins aannemelijk geworden dat partijen nog rechtsbetrekkingen met elkaar hebben op grond waarvan [eiser] de verlangde opgave kan verlangen. De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat [eiser] thans geen rechtsgrond heeft op grond waarvan hij opgave van of inzage in de administratie van gedaagden kan vorderen.
4.5. [eiser] heeft bij de gevraagde afgifte van stukken ook geen gerechtvaardigd belang. Uit de door [eiser] overlegde productie 4 blijkt dat gedaagden aan een eerder verzoek van [eiser] om inzage in de stukken reeds gehoor hebben gegeven. [eiser] heeft in januari 2009 de stukken bij gedaagden opgehaald en ook weer teruggebracht. Van gedaagden hoeft dan ook niet te worden verlangd dat zij, bij herhaling, aan de voormalige bestuurder van de vennootschappen, inzage geven in hun administratie dan wel opgave daarvan doen.
4.6. Om dezelfde reden faalt ook het beroep van [eiser] op artikel 3:15j van het Burgerlijk Wetboek en artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
4.7. Gelet op het vorenstaande is de voorzieningenrechter dan ook van oordeel dat de vorderingen van [eiser] dient te worden afgewezen.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter:
5.1. Wijst de vorderingen af.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. W.K.F. Hangelbroek, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 augustus 2010 in tegenwoordigheid van de griffier.