ECLI:NL:RBALM:2010:BN6803

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
31 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
113736 / KG ZA 10-200
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • G.G. Vermeulen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopig oordeel over huurgenot na beëindiging relatie

In deze zaak, behandeld door de voorzieningenrechter van de Rechtbank Almelo, is een kort geding aan de orde waarin de eiseres, na beëindiging van haar relatie met de gedaagde, vordert dat de gedaagde de gezamenlijke huurwoning verlaat. De partijen huren sinds 5 september 2008 een woning van woningstichting St. Joseph en hebben een affectieve relatie gehad die inmiddels is beëindigd. De eiseres stelt dat er een onhoudbare situatie is ontstaan nu beide partijen nog steeds samenwonen in de huurwoning. Zij vordert een voorlopige voorziening om de gedaagde te dwingen de woning te verlaten, met het argument dat zij een vast inkomen heeft en de woning rolstoeltoegankelijk is, wat van belang is gezien haar ziekte.

De gedaagde verzet zich tegen de vordering en stelt een reconventionele vordering in, waarin hij ook vraagt om de eiseres de woning te laten verlaten. Hij betwist dat hij geen vast inkomen heeft en toont een loonstrook aan. De voorzieningenrechter heeft de zaak op 24 augustus 2010 behandeld, waarbij beide partijen zijn verschenen met hun advocaten. De voorzieningenrechter heeft de belangen van beide partijen afgewogen en is tot de voorlopige conclusie gekomen dat het belang van de eiseres zwaarder weegt, gezien haar gezondheidstoestand en de aanpassingen in de huurwoning.

De voorzieningenrechter heeft de gedaagde veroordeeld om de huurwoning binnen veertien dagen te verlaten en heeft een dwangsom opgelegd voor iedere overtreding van dit verbod. De kosten van de procedure zijn gecompenseerd, zodat iedere partij haar eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitgesproken op 31 augustus 2010 door mr. G.G. Vermeulen, voorzieningenrechter, en is een voorlopig oordeel dat niet vooruitloopt op een eventuele bodemprocedure.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht
zaaknummer: 113736 / KG ZA 10-200
datum vonnis: 31 augustus 2010 (jk)
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Almelo, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:
[eiseres]
wonende te [woonplaats]
eiseres in conventie,
gedaagde in reconventie,
verder te noemen [eiseres]
advocaat: mr. D.F. Briedé te Almelo,
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
verder te noemen [gedaagde]
advocaat: mr. M.A. Schuring te Almelo.
1. Het procesverloop
[eiseres] heeft gevorderd als vermeld in de dagvaarding.
De zaak is behandeld ter terechtzitting van 24 augustus 2010. Ter zitting zijn verschenen: [eiseres] vergezeld door mr. Briedé en [gedaagde] vergezeld door mr. Schuring. Namens [gedaagde] is ter zitting een reconventionele vordering ingediend. De standpunten zijn toegelicht.
Het vonnis is bepaald op vandaag.
2. De feiten in conventie en reconventie
2.1 Partijen huren sinds 5 september 2008 een woning (hierna te noemen de huurwoning) aan de [adres] te [woonplaats] van de woningstichting St. Joseph en zijn daar nog allebei woonachtig. Partijen hebben een affectieve relatie gehad welke enige tijd geleden is beëindigd.
3. Het geschil in conventie en reconventie
3.1 [eiseres] vordert – zakelijk weergegeven – veroordeling van [gedaagde] tot verlating van de huurwoning, alsmede een verbod om na verlating de huurwoning opnieuw te betreden op straffe van een dwangsom en met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure.
3.2 [eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat er, vanwege het feit dat partijen nog beide woonachtig zijn in de huurwoning, een onhoudbare situatie is ontstaan en dat één der partijen de huurwoning zal moeten verlaten. Vooruitlopend op de toebedeling van het huurrecht van de huurwoning aan haar vordert zij daarom bij voorlopige voorziening dat [gedaagde] de huurwoning alvast zal moeten verlaten. Het huurrecht van de huurwoning zou volgens [eiseres] aan haar moeten worden toebedeeld nu zij een vast inkomen geniet in tegenstelling tot [gedaagde]. De huurwoning zou immers ook op grond van haar salaris aan partijen zijn toegewezen en [gedaagde] zou de huurwoning niet eens kunnen betalen nu hij niet over een vast inkomen beschikt. [eiseres] lijdt aan de ziekte van Strumpell en in verband daarmee stelt [eiseres] dat voor de beoordeling van het onderhavige geschil van belang is dat de huurwoning gelijkvloers is en daarmee rolstoelgebruikersvriendelijk. Hoewel zij nu nog niet is aangewezen op een rolstoel zal dit in de toekomst onvermijdelijk wel het geval zijn. Tevens woont zij nu op korte afstand van haar werkplek en is haar een gehandicaptenparkeerplaats nabij de huurwoning toegewezen.
3.3 [gedaagde] verweert zich en concludeert tot afwijzing van de vordering en stelt ter zitting een reconventionele vordering in welke gelijk is aan de vordering van [eiseres] met dien verstande dat de vordering inhoudt dat [eiseres] de woning zal moeten verlaten, maar binnen een redelijke termijn na betekening aangezien een termijn van vijf dagen te kort is om andere woonruimte te vinden in Almelo en hiertoe ook geen noodzaak is nu partijen na beëindiging van de relatie nog altijd samenwonen.
3.4 [gedaagde] betwist dat hij geen vast inkomen geniet en toont ter zitting desgevraagd een loonstrook van “Acht” uitzendbureau. Daarenboven stelt [gedaagde] dat hij tevens gemiddeld € 200,= per maand aan inkomsten genereert via Typisch Almelo, meer specifiek door het bezorgen van het Almeloos Weekblad en de Metro-post. Voorts erkent [gedaagde] dat hij tijdelijk bij zijn zoon kan intrekken, echter dit zou slechts van korte duur mogen zijn, voor een korte “time-out”. Zijn zoon is bovendien woonachtig in Zwitserland, waardoor [gedaagde] zijn huidige baan c.q. banen zal verliezen en niet meer in aanmerking zou kunnen komen voor andere woonruimte. [gedaagde] erkent voorts dat [eiseres] de ziekte van Strumpell heeft en om die reden zou [eiseres] naar alle waarschijnlijkheid zelfs eerder in aanmerking kunnen komen voor een andere huurwoning.
3.5 De stelling van [gedaagde] dat hij wel een vast inkomen geniet wordt door [eiseres] betwist, nu zij stelt er weet van te hebben dat het uitzendbureau heeft gebeld dat het werk, op grond waarvan [gedaagde] stelt dat hij een vast inkomen geniet, thans is afgelopen.
4. De beoordeling in conventie en reconventie
4.1 Nu de vorderingen over en weer van gelijke aard zijn, zullen beide vorderingen tegelijk worden behandeld aan de hand van de voor het onderhavige geschil van belang zijnde stellingen.
4.2 [eiseres] heeft, gelet op de gestelde onhoudbare situatie die is ontstaan ten gevolge van het verbreken van de relatie en de erkenning daarvan door [gedaagde] ter zitting, voldoende aannemelijk gemaakt dat zij een spoedeisend belang heeft bij haar vordering. [gedaagde] heeft gelet op het voorgaande eveneens voldoende aannemelijk gemaakt dat hij spoedeisend belang heeft bij zijn reconventionele vordering.
4.3 Het geschil tussen partijen spitst zich toe op de vraag wie van partijen het meeste belang heeft bij voortzetting van het huurgenot van de huurwoning in afwachting van een definitieve oplossing. Nu beide partijen een belang hebben bij toewijzing van het “gebruiksrecht” op de huurwoning is de voorzieningenrechter genoodzaakt een belangenafweging te maken.
4.4 De voorzieningenrechter is voorlopig van oordeel dat de belangenafweging in het voordeel van [eiseres] dient uit te vallen. Het belang van [eiseres] weegt in het onderhavige geval, gelet op de aanpassingen in de huurwoning, de aan haar toegekende gehandicaptenparkeerplaats en haar vaste inkomen door een werkkring bij het Pius X. college dat op een steenworp afstand van de huurwoning is gelegen, zwaarder dan het belang van [gedaagde]. De voorzieningenrechter ziet voorts, evenals [eiseres], niet in waarom zij, vanwege haar ziekte, eerder dan [gedaagde] in aanmerking zou komen voor vervangende woonruimte. De voornoemde belangen van [eiseres] dienen dan ook te prevaleren boven het door [gedaagde] gestelde belang dat hij zijn bezorgwerkzaamheden in de nabijheid van de huurwoning uitvoert. De gevorderde voorziening door [eiseres] tot het verlaten van de huurwoning door [gedaagde] dient dan ook te worden toegewezen. De door [gedaagde] ingediende reconventionele vordering dient daarom te worden afgewezen.
4.5 De voorzieningenrechter benadrukt dat dit oordeel, naar de aard van een voorziening in kort geding, slechts een voorlopig oordeel is en dus niet vooruitloopt op het oordeel in een eventuele bodemprocedure.
4.6 De voorzieningenrechter is, met [gedaagde], van oordeel dat de gevorderde termijn van vijf dagen na betekening van het vonnis te kort is. De voorzieningenrechter acht het niet aannemelijk dat [gedaagde] binnen die termijn vervangende woonruimte kan vinden en acht een termijn van veertien dagen na betekening van het vonnis derhalve redelijk.
4.7 Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is er tevens aanleiding, waaronder mede begrepen de ongunstige financiële situatie van [gedaagde] en de omstandigheid dat hij andere woonruimte zal moeten bekostigen, om de gevorderde dwangsom per overtreding van het gevorderde verbod te beperken en eventueel te verbeuren dwangsommen te maximeren.
4.8 Gelet op het feit dat partijen een affectieve relatie met elkaar hebben gehad, ziet de voorzieningenrechter aanleiding de proceskosten tussen partijen te compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
De beslissing
De voorzieningenrechter:
In conventie:
I. Veroordeelt [gedaagde] tot het verlaten van de huurwoning gelegen aan de [adres] te[woonplaats] met medeneming van zijn eigendommen onder overhandiging en afgifte van alle sleutels daarvan aan [eiseres], binnen veertien dagen na betekening van het vonnis, bij gebreke waarvan [eiseres] gerechtigd is om [gedaagde] met behulp van de sterke arm van politie en justitie te dwingen de huurwoning te verlaten en verbiedt [gedaagde] om de huurwoning nadien (zonder toestemming van [eiseres]) te betreden;
II. Veroordeelt [gedaagde] tot betaling van een dwangsom van € 250,= voor iedere overtreding van het onder I. genoemde verbod en zulks tot een maximum van € 5.000,=;
III. Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
IV. Wijst af het meer of anders gevorderde.
In reconventie:
V. Wijst af de vordering van [gedaagde];
In conventie en reconventie:
VI. Compenseert de kosten van deze procedure in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt;
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. G.G. Vermeulen, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 augustus 2010, in tegenwoordigheid van de griffier.