ECLI:NL:RBALM:2010:BN6915

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
13 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
114119 KG ZA 10-226
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over betaling woonlasten en hypothecaire lening na beëindiging relatie

In deze zaak betreft het een geschil tussen twee partijen die een affectieve relatie hebben gehad en samen eigenaar zijn van een woning. De relatie eindigde in september 2009, maar de woning, die op 16 december 2004 was gekocht, staat al geruime tijd te koop. Er is een betalingsachterstand ontstaan in de hypotheekbetalingen, wat leidt tot dreigende executoriale verkoop en het vervallen van de Nationale Hypotheek Garantie (NHG). De eiser, die in de woning verbleef, vordert dat de gedaagde de helft van de woonlasten betaalt tot de woning is verkocht.

De eiser heeft in mei 2010 van de hypotheekverstrekker, Florius, vernomen dat er een achterstand was in de hypotheekbetalingen. Hij heeft enkele maanden zelf de volledige hypotheeklasten betaald, maar kan dit financieel niet langer volhouden. De gedaagde heeft erkend dat zij sinds 1 mei 2010 geen betalingen meer heeft gedaan, terwijl zij wel de belastingteruggave blijft ontvangen. De eiser vordert daarom een veroordeling van de gedaagde om de helft van de woonlasten te voldoen.

De voorzieningenrechter oordeelt dat de vordering van de eiser toewijsbaar is, gezien de gezamenlijke aansprakelijkheid voor de hypotheeklasten en de dreigende executoriale verkoop van de woning. De rechter bepaalt dat de gedaagde per 1 mei 2010 de helft van de woonlasten, zijnde € 474,50 per maand, aan de eiser moet betalen. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitgesproken op 13 september 2010.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht
zaaknummer: 114119 KG ZA 10-226
datum vonnis: 13 september 2010 (rpj)
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Almelo, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eiser,
verder te noemen: [eiser],
advocaat: mr. S.M. Koopmans,
tegen
[gedaagde],
Verblijvende te [verblijfplaats]
gedaagde,
verder te noemen: [gedaagde],
advocaat: mr. B. Bentem.
Het procesverloop
[eiser] heeft gevorderd als vermeld in de dagvaarding.
[gedaagde] heeft voor de mondelinge behandeling nog een productie in het geding gebracht.
De zaak is behandeld ter terechtzitting van 9 september 2010. Ter zitting zijn verschenen:
[eiser] vergezeld door mr. Koopmans en [gedaagde] vergezeld door mr. Bentem.
De standpunten zijn toegelicht.
Het vonnis is bepaald op vandaag.
De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing
1. In deze zaak staat het navolgende vast.
Partijen hebben 6,5 jaar een affectieve relatie gehad. Deze relatie is in september 2009 geëindigd. Partijen hebben op 16 december 2004 aan de [adres] en [plaats] een woning gekocht. Op deze woning rustte destijds een hypothecaire geldlening van € 193.085,-met nationale hypotheekgarantie (NHG). De hypotheek is destijds afgesloten via Bouwfonds Hypotheken, thans genaamd Florius. De hypotheek is op naam van beide partijen afgesloten en beiden zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de nakoming van de betalingsverplichtingen. Partijen hebben op de hypotheek afgelost en thans bedraagt deze hypotheekschuld nog ongeveer € 181.000,-.
Na het verbreken van de relatie heeft [gedaagde] de woning verlaten en is [eiser] daar blijven wonen. Ter zitting is gebleken dat ook [eiser] de woning inmiddels heeft verlaten. De woning staat momenteel te koop voor € 180.000,-.
Partijen hebben na het uiteengaan afspraken gemaakt over de betaling van de hypotheek. Afgesproken is dat [eiser] maandelijks € 365,- aan [gedaagde] voldoet, waarna [gedaagde] zorgt voor betaling van de maandelijkse hypotheekrente. [gedaagde] ontvangt ook de maandelijkse belastingteruggave betreffende de hypotheek. Thans is er een achterstand in de hypotheekbetalingen ontstaan welke per 1 september 2010 € 1.954,70 bedraagt, inclusief kosten.
2. [eiser] stelt thans dat hij in mei 2010 van Florius bericht heeft ontvangen dat er een achterstand was in de hypotheekbetalingen. Noodgedwongen heeft [eiser] vervolgens enkele maandelijkse bedragen zelf volledig voldaan. [eiser] stelt echter dat hij dat financieel niet meer kan opbrengen. De NHG die partijen zijn overeengekomen om te voorkomen dat zij met een restschuld blijven zitten, geldt alleen indien er geen betalingsachterstanden zijn. Zijn die er wel dan vervalt het recht op NHG. Florius heeft de procedure om tot een executoriale verkoop in gang gezet. Er dreigt voor beide partijen nu dat er na verkoop van de woning een restschuld overblijft.
[eiser] vordert daarom veroordeling van [gedaagde] om de helft van de woonlasten van de gemeenschappelijke woning en hypothecaire geldlening van partijen te voldoen, tot het moment dat de woning is verkocht en geleverd aan een derde.
[eiser] heeft zijn vordering ter zitting aangevuld en primair verzocht om de betalingsverplichting in te laten gaan per 1 mei 2010, subsidiair met ingang van het aanbrengen van de dagvaarding.
3. [gedaagde] heeft verweer gevoerd tegen de vordering. Zij stelt dat zij sinds het uiteengaan van partijen de lasten heeft voldaan, met slechts een geringe compensatie van de zijde van [eiser]. Die compensatie was bij lange na niet de helft van de totale lasten. Bovendien heeft [eiser] al die maanden het woongenot van de woning gehad. [gedaagde] heeft erkend dat zij per 1 mei 2010 niets meer heeft betaald aan Florius. Ter zitting heeft [gedaagde] verklaard bereid te zijn om het gevorderde bedrag per
1 september 2010 aan [eiser] te voldoen. Indien de vordering van [eiser] toch per 1 mei 2010 wordt toegewezen vordert [gedaagde] dat de reeds betaalde bedragen over de periode 1 september 2009 tot 1 mei 2010 precies worden verrekend.
4. [eiser] heeft een spoedeisend belang bij een voorziening in kort geding omdat executoriale verkoop van de woning dreigt en tevens de NHG dreigt te vervallen.
Partijen zijn samen eigenaar van de woning aan de [adres] en [plaats] en beiden hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de hypotheeklasten. De woning staat thans te koop voor een bedrag dat lager is dan de totale hypotheekschuld die op de woning rust. Voor dergelijke situaties hebben partijen bij aankoop een NHG afgesloten. Die NHG geldt echter alleen indien er geen betalingsachterstanden zijn, en juist dat is nu wel het geval.
[gedaagde] heeft ter zitting verklaard dat zij per 1 mei 2010 geen bedragen meer heeft overgemaakt aan Florius, terwijl zij zelf nog wel de belastingteruggave bleef ontvangen. Nu [gedaagde] nog steeds hoofdelijk mede aansprakelijk is voor de nakoming van de hypotheekbetalingen, zij sinds 1 mei 2010 daar niets meer in bijdraagt, hoewel partijen dat wel zijn overeengekomen, nog steeds de maandelijkse belastingteruggave ontvangt en hierdoor zowel executoriale verkoop van de woning dreigt alsmede de NHG dreigt te vervallen, zal de vordering van [eiser] worden toegewezen.
Verrekening van bedragen welke partijen over de periode voor 1 mei 2010 al dan niet hebben voldaan dienen zij in onderling overleg, dan wel in een afzonderlijke bodemprocedure te beslechten. Daarvoor leent zich dit kort geding niet.
De voorzieningenrechter zal de vordering van [eiser] dan ook toewijzen en bepalen dat [gedaagde] per 1 mei 2010 de helft van de woonlasten van de gemeenschappelijke woning en de hypothecaire geldlening, zijnde €474,50, zal voldoen aan [eiser], waarna [eiser] dient te zorgen voor de volledige doorbetaling daarvan.
5. Nu partijen een affectieve relatie hebben gehad en deze procedure een geschil betreft over de gemeenschappelijke woning van partijen, zal de voorzieningenrechter de proceskosten compenseren in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt
De beslissing
De voorzieningenrechter:
I. Veroordeelt [gedaagde] met ingang van 1 mei 2010 tot betaling van de helft van de woonlasten van de gemeenschappelijke woning en hypothecaire geldlening van partijen, zijnde € 474,50 (vierhonderd en vierenzeventig 50/100 euro) per maand, steeds voor de eerste van iedere maand aan [eiser] te voldoen, tot de datum van verkoop en levering van deze woning aan derden.
II. Compenseert de proceskosten in die zin dat ieder partij de eigen kosten draagt.
III. Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
IV. Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. M.M. Verhoeven, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 september 2010, in tegenwoordigheid van de griffier.