ECLI:NL:RBALM:2010:BN9312

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
30 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
114389 / KG ZA 10-234
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J. Zweers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot ontruiming van een huurder wegens overlast

In deze zaak heeft de Rechtbank Almelo op 30 september 2010 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Woningstichting de Woonplaats en een huurder, aangeduid als [gedaagde]. De Woonplaats vorderde de ontruiming van de woning van [gedaagde] vanwege ernstige overlast die hij zou veroorzaken. De overlast bestond uit herhaaldelijk schreeuwen en voetballen op ongepaste tijden, alsook het zwaaien met een mes op straat. De Woonplaats stelde dat [gedaagde] in gebreke was gebleven met het betalen van de huur en dat hij zich niet als een goed huurder had gedragen. Tijdens de zitting op 23 september 2010 werd de zaak behandeld, waarbij zowel de Woonplaats als [gedaagde] hun standpunten toelichtten. De Woonplaats voerde aan dat de overlast onomstotelijk vaststond en dat zij als verhuurder verplicht was om de overlast te verhelpen, wat in dit geval leidde tot de vordering tot ontruiming.

Aan de andere kant erkende [gedaagde] de overlast, maar stelde dat deze voortkwam uit zijn ziektebeeld. Hij had sinds 1996 in de woning gewoond en had eerder goed gereageerd op medicatie. Echter, na het stopzetten van de medicatie in 2007 waren de klachten van omwonenden toegenomen. [Gedaagde] gaf aan dat hij bereid was om hulp te aanvaarden en dat hij in staat was om zelfstandig te wonen zonder overlast te veroorzaken, mits hij zijn medicatie weer zou innemen.

De voorzieningenrechter overwoog dat ontruiming in kort geding alleen kan worden uitgesproken als het aannemelijk is dat in een bodemprocedure de huurovereenkomst zal worden ontbonden. De rechter oordeelde dat dit in de huidige situatie niet voldoende vaststond. De mogelijkheid dat [gedaagde] weer zelfstandig kan wonen zonder overlast werd niet als onaannemelijk beschouwd. Daarom werd de vordering tot ontruiming afgewezen, en werd de Woonplaats veroordeeld in de kosten van het geding. De voorzieningenrechter benadrukte dat, mocht de overlast in de toekomst opnieuw optreden, de Woonplaats opnieuw een ontruimingsvordering kan indienen.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht
zaaknummer: 114389 / KG ZA 10-234
datum vonnis: 30 september 2010 (z)
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Almelo, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:
de stichting
Woningstichting de Woonplaats,
gevestigd te Enschede,
eiseres, verder te noemen De Woonplaats,
advocaat: mr. R.J. Leijssen te Enschede,
tegen
[gedaagde],
wonende te Enschede,
gedaagde, verder te noemen [gedaagde],
gemachtigde H. Smit te Enschede.
Het procesverloop
De Woonplaats heeft gevorderd als vermeld in de dagvaarding.
De zaak is behandeld ter terechtzitting van donderdag 23 september 2010. Ter zitting zijn verschenen: mevrouw [W], consulente bij De Woonplaats, vergezeld door mr. R.J. Leijssen, en de heer H. Smit, sociaal psychiatrisch verpleegkundige bij Mediant en case-manager van [gedaagde]. De heer Smit legt een brief over van Mediant d.d. 23 september 2010, waaruit volgt dat hij de belangen van [gedaagde] mag behartigen De standpunten zijn toegelicht. Het vonnis is bepaald op vandaag.
De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing
1. In deze zaak staat het navolgende vast.
- [gedaagde] huurt sinds 1996 van De Woonplaats een woning aan de [adres] te [woonplaats].
- Vanaf oktober 2009 zijn er geregeld -al dan niet schriftelijke- klachten van omwonenden binnengekomen over door [gedaagde] veroorzaakte ernstige overlast, onder andere er in bestaande dat [gedaagde] herhaaldelijk ’s nachts omstreeks 04.00 uur en 05.00 schreeuwend en/of brullend zijn woning uit rent en/of rond die tijd op het binnenplein aan het voetballen is.
- Na een rustiger periode is de door [gedaagde] veroorzaakte overlast vanaf begin september 2010 weer geïntensiveerd, waarbij klachten op dezelfde overlastgedragingen wijzen.
- Zondag 5 september 2010 heeft [gedaagde] met een mes zwaaiend over straat gelopen.
- Met [gedaagde] is geen afspraak te maken om tot vervanging van de CV-ketel te komen.
- [gedaagde] is in gebreke gebleven zijn huur over de maanden augustus en september 2010 aan
De Woonplaats te voldoen.
2. Het standpunt van De Woonplaats.
De Woonplaats vordert, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen om binnen zeven dagen na betekening van het ten deze te wijzen vonnis de woning aan de [adres] te [woonplaats] te verlaten en te ontruimen met al het zijne en de zijnen, en De Woonplaats te vergunnen de ontruiming te bewerkstelligen met behulp van de sterke arm, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van dit geding.
De door [gedaagde] veroorzaakte overlast staat volgens De Woonplaats onomstotelijk vast. [Gedaagde] is daar door De Woonplaats meermalen schriftelijk op aangesproken, echter zonder succes.
Overlast geldt als een gebrek van de verhuurde zaak en De Woonplaats als verhuurder is verplicht om gebreken te verhelpen. In dit geval komt het verhelpen van gebreken er op neer dat de verhuurder een onderzoek moet instellen naar de overlastklachten en indien deze klachten gegrond zijn moet de huurder tot de orde worden geroepen. Als dat niet helpt behoort de verhuurder een ontruimingsvordering in te stellen, als laatste redmiddel om het voor omwonenden rustige woongenot te herstellen. [gedaagde] heeft, door zich niets van de sommaties van de Woonplaats aan te trekken en geen einde te maken aan de overlast, zich niet als een goed huurder gedragen.
[Gedaagde] heeft aldus jegens De Woonplaats wanprestatie gepleegd in de nakoming van de huurovereenkomst.
Gelet op de steeds terugkerende overlast, waarbij de omwonenden van [gedaagde] in hun nachtrust worden gestoord, is het spoedeisend belang volgens De Woonplaats voldoende aannemelijk gemaakt. De Woonplaats persisteert bij het door haar gevorderde.
3. Het standpunt namens [gedaagde].
Namens [gedaagde] wordt de door De Woonplaats gestelde overlast erkend.
De verstoringen zijn inherent aan het ziektebeeld. [Gedaagde] woont al vanaf 1996 in de woning aan de [adres] te [woonplaats]. Hij reageerde goed op de hem toegediende medicatie. Tot eind 2006 ging dat goed. In april 2007 liet [gedaagde] aan Mediant weten dat hij geen hulp meer van haar wilde en dat hij met de medicatie was gestopt. Ook werd het dokterscontact door [gedaagde] beëindigd. Al in december 2007 heeft Mediant van buren een eerste klacht ontvangen. Rond die tijd begon hij verwarder en onrustiger te worden. Daarom werd medio 2008 “Bemoeizorg” ingeschakeld. In 2009 namen de klachten van omwonenden verder toe. Een psychiater die [gedaagde] bezocht, vond dat er nog geen sprake was van een IBS-situatie. De eerste helft van 2010 was het rond [gedaagde] rustiger, maar sinds afgelopen maand namen klachten van omwonenden enorm toe. Er is vervolgens nagedacht over een RM-maatregel, waarbij sprake is van een gedwongen opname. Aanvankelijk was aan de criteria daarvoor nog niet voldaan, maar toen [gedaagde] begin september 2010 met een mes begon te zwaaien vonden de instanties dat de situatie zodanig was, dat -op 21 september 2010- voor drie weken een (door de rechter bekrachtigde) IBS-maatregel werd uitgesproken. Als vervolg zal aan de rechter worden verzocht een maatregel voor een jaar uit te spreken. Dat is ook een stok achter de deur voor het geval [gedaagde] weer medicatie-ontrouw wordt. Zodra [gedaagde] bereid is hulp van Mediant te aanvaarden en elke dag zijn medicijnen inneemt, is hij zeer wel in staat om zelfstandig te wonen, zonder dat hij aan zijn omwonenden overlast veroorzaakt.
Hij onderhoudt zijn huis goed en verzorgt zich zelf ook naar behoren. In het licht hiervan zou het averechts kunnen werken op het moment dat [gedaagde] zover is dat hij weer zelfstandig kan gaan wonen, maar dan geen eigen woonruimte tot zijn beschikking heeft. [Gedaagde] zelf verzet zich tegen de gevorderde ontruiming. De moeder van [gedaagde] heeft de ontstane huurachterstand inmiddels betaald en zou ook garant willen staan voor toekomstige huurtermijnen. Namens [gedaagde] wordt dan ook bepleit om het door De Woonplaats gevorderde af te wijzen.
4. De overwegingen van de voorzieningenrechter.
De voorzieningenrechter zal het door de Woonplaats gevorderde afwijzen. Daartoe overweegt hij als volgt.
Ontruiming in kort geding kan worden uitgesproken als het voor de voorzieningenrechter voldoende aannemelijk is geworden dat in een bodemprocedure de ontbinding van de huurovereenkomst zal worden uitgesproken. Dat laatste staat naar het oordeel van de voorzieningenrechter met de huidige stand van zaken onvoldoende vast.
Het namens [gedaagde] naar voren gebrachte standpunt, dat [gedaagde] weer zelfstandig kan gaan wonen zonder overlast aan zijn omwonenden te veroorzaken, zodra hij hulp van instanties aanvaardt en zijn dagelijkse medicatie inneemt, acht de voorzieningenrechter geenszins onaannemelijk. Daarbij moet voor [gedaagde] als stok achter de deur een rechterlijke maatregel gelden, dat hij weer op een gesloten afdeling van een inrichting zal worden opgenomen op het moment dat hij medicatie-ontrouw wordt, met als nadelig gevolg dat de genoemde overlastgedragingen zich weer zullen openbaren. Hoewel de door [gedaagde] veroorzaakte overlast ernstig is geweest, dient onder ogen te worden gezien dat zeer onlangs intensieve hulpverlening aan [gedaagde] is verleend en dat de overlast mogelijk niet zal terugkeren.
Tegen die achtergrond staat niet vast dat in een bodemprocedure de ontbinding van de huurovereenkomst zal worden uitgesproken. Dat wordt anders indien de overlast op enig moment in de toekomst zich onverhoopt opnieuw manifesteert. In dat geval zal De Woonplaats opnieuw als voorlopige voorziening ontruiming kunnen vorderen.
Op dit moment is de gevorderde ontruiming prematuur.
De Woonplaats zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten aan de zijde van [gedaagde] worden veroordeeld.
De beslissing
De voorzieningenrechter:
I. Wijst af het door De Woonplaats gevorderde.
II. Veroordeelt De Woonplaats in de kosten van dit geding, tot op deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 263,= aan verschotten.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. Zweers, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 september 2010, in tegenwoordigheid van Zomer, griffier.