ECLI:NL:RBALM:2010:BO0020

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
8 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
352676 EJ VERZ. 10-4817
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.H. van Rhijn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst en toekenning ontbindingsvergoeding in het kader van CAO-regelgeving

In deze zaak heeft de Rechtbank Almelo op 8 oktober 2010 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van een arbeidsovereenkomst tussen de besloten vernootschap VSC Schoonmaakdiensten B.V. en een werknemer, aangeduid als [verweerder]. De werknemer was sinds 28 mei 2009 arbeidsongeschikt en VSC verzocht de arbeidsovereenkomst te ontbinden, onder verwijzing naar de Collectieve Arbeidsovereenkomst (CAO) voor het schoonmaak- en glazenwasserbedrijf. De CAO bevat bepalingen over de rechten van werknemers bij contractwisseling en de verplichtingen van werkgevers bij arbeidsongeschiktheid.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een opzegverbod vanwege de langdurige arbeidsongeschiktheid van de werknemer. Desondanks oordeelde de rechter dat de omstandigheden zodanig waren veranderd dat ontbinding van de arbeidsovereenkomst billijk was. De rechter benadrukte dat hij niet gebonden was aan de in de CAO vastgelegde ontbindingsvergoeding, maar dat hij wel rekening diende te houden met de afspraken die CAO-partijen hadden gemaakt. Uiteindelijk werd aan de werknemer een ontbindingsvergoeding van € 10.829,14 bruto toegekend.

De rechter gaf VSC de gelegenheid om haar verzoek tot ontbinding in te trekken tot 22 oktober 2010, met de waarschuwing dat bij intrekking de proceskosten voor VSC zouden zijn. De uitspraak benadrukt de discretionaire bevoegdheid van de rechter bij het toekennen van vergoedingen en de noodzaak voor werkgevers om hun re-integratieverplichtingen serieus te nemen.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector Kanton
Zaaknummer : 352676 EJ VERZ. 10-4817
Beschikking d.d. 4 oktober 2010 in de zaak van:
De besloten vernootschap
VSC Schoonmaakdiensten B.V.
gevestigd te Den Haag
verzoekende partij
hierna te noemen: VSC
gemachtigde: mw. mr. J. Pluis
advocaat te Gouda
tegen
[verweerder]
wonende te [woonplaats]
verwerende partij
hierna te noemen: [verweerder]
gemachtigde: mr. J.P.J. Wessels
1. Het verloop van de procedure:
1.1 Bij verzoekschrift dat op 6 september 2010 is binnengekomen ter griffie van de rechtbank Almelo, sector kanton, locatie Enschede, vraagt VSC de met [verweerder] bestaande arbeidsovereenkomst zo spoedig mogelijk te ontbinden. Hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld heeft [verweerder] geen verweerschrift ingediend. Het verzoekschrift is op 4 oktober 2010 mondeling behandeld, bij welke gelegenheid beide partijen (bijgestaan door hun gemachtigde) zijn verschenen. Van het verhandelde is door de griffier een proces-verbaal opgemaakt.
2. De feiten:
2.1 [Verweerder], geboren op 5 januari 1966, heeft op basis van een uitzendovereenkomst met RSB Uitzendbureau van 4 november 2004 tot 29 december 2008 schoonmaakwerkzaamheden verricht in het Holland Casino te Enschede. Vanaf 29 december 2008 werd VSC belast met de vorenbedoelde schoonmaakwerkzaamheden en in dat kader sluiten VSC en [verweerder] een arbeidsovereenkomst. De functie van [verweerder] wordt aangeduid als meewerkend voorvrouw en zij gaat verdient een dienstverband van 32 uur per week een salaris verdienen van € 1.322,24 bruto per vier weken, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag.
2.2 Op de arbeidsovereenkomst is van toepassing de Collectieve Arbeidsovereenkomst in het schoonmaak- en glazenwasserbedrijf, hierna te noemden de CAO. Artikel 38 lid 3 van de CAO is als volgt geredigeerd:
De werkgever die een object verwerft als gevolg van een her-aanbesteding (verder te noemen contractwisseling)zal aan de werknemers die op het moment van contractwisseling tenminste 1,5 jaar op het object werkzaam zijn een arbeidsovereenkomst aanbieden met uitzondering van:
[…]
met ingang van 1 juli 2010 werknemers die langer dan 26 weken arbeidsongeschikt zijn.
[…]
In artikel 38 lid 8 van de CAO is het volgende bepaald:
Werknemers die in verband met de duur van de arbeidsovereenkomst, zoals genoemd in lid 3 van dit artikel, geen arbeidsovereenkomst krijgen aangeboden vanuit de verwervende werkgever, blijven in dienst van de verliezende werkgever die ook verder verantwoordelijk blijft voor de re-integratie. Met ingang van 1 juli 2010 geldt dat indien de verliezende werkgever voor de hier bedoelde werknemer(s)ontbinding vraagt van de arbeidsovereenkomst anders dan om een dringende reden, terwijl het opzegverbod conform artikel 7: 760 BW geldt, de werkgever aan de werknemer een vergoeding verschuldigd is op het moment dat de arbeidsovereenkomst eindigt. De vergoeding is gelijk aan de loondoorbetalingsverplichting conform artikel 31 van de CAO gerekend vanaf het moment van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Hierbij wordt uitgegaan dat de werknemer zijn re-integratieverplichting volledig nakomt.
In artikel 31 is bepaald dat bij een duur van een dienstverband van meer dan twee jaar de werkgever het volledige salaris aan de arbeidsongeschikte werknemer moet betalen, zulks gedurende maximaal twee jaar.
2.3 Holland Casino Enschede heeft de schoonmaakwerkzaamheden heruitbesteed en deze aanbesteding heeft ertoe geleid dat EW Cleaning Operations BV vanaf 16 augustus 2010 het schoonmaakwerk in het casino gaat verrichten. Als gevolg daarvan is VSC alleen nog actief in het westen van Nederland en in de provincie Utrecht.
2.4 [Verweerder] is vanaf 28 mei 2009 arbeidsongeschikt.
3. Het standpunt van VSC:
3.1 VSC zit met haar handen in het haar. Ingevolge artikel 38 lid 8 van de CAO blijft na de contractwisseling bij het Holland Casino Enschede [verweerder] in dienst van VSC maar het dienstverband is in feite een lege huls. Niet te verwachten is dat in de nabije toekomst VSC in Twente weer activiteiten gaat ontplooien. Van [verweerder] kan niet worden gevergd naar Utrecht of nog naar een nog verder gelegen bestemming te reizen om aldaar schoonmaakwerk te verrichten. Het ligt daarom in de rede dat de arbeidsovereenkomst wegens veranderingen in de omstandigheden wordt ontbonden.
3.2 [Verweerder] wijst erop dat in artikel 38 lid 8 van de CAO is bepaald dat er van wordt uitgegaan dat de werknemer zijn reïntegratieverplichting volledig nakomt. Daarover zijn bij VSC twijfels gerezen. Een bijdrage aan die twijfels heeft de echtgenoot van [verweerder] geleverd die zich te indringend met een geplande reïntegratie heeft bezig gehouden.
4. Het verweer:
4.1 [Verweerder] is van mening dat het ontbindingsverzoek moet worden afgewezen. In subsidiair verband, indien het toch tot een ontbinding komt, wil [verweerder] een vergoeding op de voet van artikel 38 lid 8 CAO, althans een vergoeding van
€ 9.282,13.
4.2 [Verweerder] is arbeidsongeschikt. Het ontbindingsverzoek houdt daarmee verband
4.3 en het kan daarom niet worden ingewilligd. VSC heeft onvoldoende gedaan aan een reïntegratie.
4.4 [Verweerder] doet een beroep op hetgeen is bepaald in artikel 38 lid 8 van de CAO.
5. De beoordeling van het verzoekschrift:
5.1 De kantonrechter heeft zich ervan vergewist of het verzoek van VSC verband houdt met het bestaan van enig opzegverbod. Dat is het geval. Door de langdurige arbeidsongeschiktheid van [verweerder] behoeft EW Cleaning Operations haar niet in dienst te nemen en wordt VSC geconfronteerd met een arbeidsongeschikte werkneemster voor wie na herstel geen werk voorhanden is. Met VSC is de kantonrechter van oordeel dat, hoewel er sprake is van een opzegverbod, een en ander betekent dat zich veranderingen in de omstandigheden voordoen, welke van die aard zijn dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve per 28 oktober 2010 kan worden ontbonden.
5.2 In het midden wordt gelaten of partijen ieder voor zich voldoende hebben gedaan aan hun reïntegratieverplichtingen. In het kader van deze procedure kan dit niet worden vastgesteld. Partijen hadden zich wellicht meer moeten richten op een tweede spoortraject.
5.3 De kantonrechter is niet gebonden aan hetgeen over de omvang van de vergoeding in artikel 38 lid 8 van de CAO is bepaald. Het toekennen van een vergoeding ex artikel 7: 685 lid 8 BW is een aan de rechter voorbehouden discretionaire bevoegdheid. Het voorgaande impliceert niet dat de rechter geen rekening heeft te houden met hetgeen CAO-partijen over de omvang van de vergoeding zijn overeengekomen. VSC heeft geen concrete feiten en omstandigheden naar voren gebracht die erop wijzen dat de vergoeding minder moet worden dan is bepaald in vorenbedoelde CAO-bepaling. Op haar beurt heeft [verweerder] niets gedaan waaruit zou kunnen worden afgeleid dat de vergoeding hoger dient uit te vallen. Gelet op het voorgaande zal aan [verweerder] een vergoeding worden toegekend van € 10.829,14 bruto.
5.4 Aan VSC zal tot en met 22 oktober 2010 de gelegenheid worden gegeven haar verzoekschrift in te trekken. Indien zij daartoe overgaat, zal zij als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. Indien het niet tot een intrekking komt, zullen de proceskosten als na te melden worden gecompenseerd.
Beslissing:
Stelt VSC in de gelegenheid haar verzoek in te trekken door dit uiterlijk 22 oktober 2010 schriftelijk aan de griffier van de rechtbank Almelo, sector kanton, locatie Enschede te berichten.
Veroordeelt in geval het verzoekschrift wordt ingetrokken VSC in de kosten van de procedure aan de zijde van [verweerder] gevallen en tot op heden begroot op € 400,00 voor salaris gemachtigde.
En, indien het niet tot een intrekking komt:
a. Ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst met ingang van 28 oktober 2010;
b. Kent aan [verweerder] ten laste van VSC een vergoeding toe van € 10.829,14 bruto;
c. Compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
Aldus gegeven te Enschede door mr. M.H. van Rhijn, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 8 oktober 2010 in aanwezigheid van de griffier.