ECLI:NL:RBALM:2010:BO0445

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
1 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
110646 fa rk 10-469
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • E.V.A. Groener
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging partneralimentatie en verrekening van vorderingen in het kader van echtscheiding

In deze zaak heeft de rechtbank Almelo op 1 september 2010 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging van de partneralimentatie en verrekening van vorderingen tussen partijen die gehuwd zijn geweest. De man, verzoeker, heeft verzocht om de beschikking van 27 april 2008 te wijzigen, waarin de alimentatie was vastgesteld. Hij heeft aangevoerd dat zijn financiële situatie is veranderd, onder andere door een WW-uitkering en de geboorte van een dochter. De vrouw, belanghebbende, heeft verweer gevoerd en stelt dat zij nog steeds behoefte heeft aan een bijdrage van de man, omdat zij een tijdelijke WWB-uitkering ontvangt en haar werk niet voldoende inkomen biedt.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de man sinds 1 september 2009 een WW-uitkering ontvangt en dat zijn financiële situatie is verslechterd. De rechtbank heeft de door de man verzochte wijziging van de alimentatie goedgekeurd en vastgesteld dat de bijdrage per 12 april 2010 op nihil wordt gesteld. De rechtbank heeft echter ook geoordeeld dat de man niet gerechtigd is om de achterstallige alimentatie te verrekenen met zijn vordering op de vrouw, omdat de alimentatie-uitkering is bedoeld voor het levensonderhoud van de vrouw en niet kan worden aangewend voor andere doeleinden.

De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, gezien de omstandigheden van de zaak, en heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De uitspraak benadrukt het belang van de alimentatie als bijdrage in de kosten van levensonderhoud en de beperkingen van verrekening in het kader van alimentatieverplichtingen.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht
Zaaknummer: 110646 / FA RK 10-469 (wl)
Beschikking van de rechtbank Almelo, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken
d.d. 1 september 2010, in de zaak van:
[verzoeker],
verder ook de man te noemen,
wonende te [woonplaats], [adres],
verzoeker,
advocaat: mr. E.M. Elfrink,
tegen
[belanghebbende],
verder ook de vrouw te noemen,
wonende te [woonplaats], [adres],
belanghebbende,
advocaat: mr. J. Keupink.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met bijlagen van de man, ingekomen ter griffie op 12 april 2010;
- het verweerschrift van de vrouw, ingekomen ter griffie op 4 juni 2010;
- de brief van de man d.d. 6 augustus 2010 met bijlagen;
- brieven van de vrouw d.d. 11 en 12 augustus 2010 met bijlagen;
- de brief van de man d.d. 12 augustus 2010 met bijlage betreffende een aanvullend verzoek van de man;
- de mondelinge behandeling ter zitting van 18 augustus 2010, alwaar partijen vergezeld van hun advocaten zijn verschenen en hun standpunten hebben toegelicht.
De beschikking is bepaald op heden.
De vaststaande feiten
Partijen zijn gehuwd geweest. Bij beschikking van de rechtbank Almelo van 9 januari 2008 is de echtscheiding uitgesproken. Op 11 juli 2008 is de beschikking ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag.
Bij beschikking van de rechtbank Almelo van 27 februari 2008 is het bedrag dat de man, zodra de echtscheiding is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand en hij de hypotheekkosten en ziektekosten van de vrouw voldoet, aan de vrouw zal voldoen als bijdrage in de kosten van levensonderhoud, bepaald op € 362,00 per maand.
De standpunten van partijen
De man verzoekt de rechtbank de beschikking van 27 april 2008 te wijzigen, alsmede te bepalen dat de door hem te betalen bijdrage met ingang van 1 september 2009,
dan wel 26 november 2009, dan wel met ingang van de datum van het verzoekschrift wordt gesteld op nihil.
Bij brief van 12 augustus 2010 heeft de man een aanvullend verzoek ingediend. Hij verzoekt de rechtbank voor recht te verklaren dat het achterstallige bedrag aan parteralimentatie, zijnde op 10 mei 2010 een bedrag van € 4122,18, wordt verrekend met zijn vordering van
€ 18.594,25 te vermeerderen met € 200,00 per maand tot de levering, op de vrouw.
Deze vordering op de vrouw vloeit voort uit het vonnis van de rechtbank Almelo van
3 maart 2010, welk vonnis in kracht van gewijsde is gegaan.
Ter toelichting op zijn verzoeken voert de man aan, dat hij sinds september 2009 een
WW-uitkering van € 2404,00 bruto per maand ontvangt, waardoor zijn inkomsten zijn gedaald. Ook is de man gaan samenwonen met een partner die niet in haar levensonderhoud kan voorzien en is hij op 26 november 2009 vader geworden van een dochter. Ook stelt de man dat de vrouw inmiddels werkt waardoor haar behoefte minder is geworden, alsmede moet zij in staat worden geacht volledig in haar eigen behoefte te kunnen voorzien.
Voor het verzoek om verrekening doet de man een beroep op de redelijkheid en billijkheid.,
De vrouw voert verweer. Zij stelt nog steeds behoefte te hebben aan een bijdrage ten laste van de man, omdat zij nog aanvullende WWB-uitkering ontvangt. Momenteel werkt zij wel enige uren, maar het werk is van tijdelijke aard en het dienstverband eindigt per
30 augustus 2010. Hoewel de vrouw niet betwist dat de man per september 2009 inkomsten uit een WW-uitkering geniet, meent zij wel dat de man nog duidelijkheid moet verschaffen of die situatie nog actueel is. De vrouw betwist dat bij de berekening van de draagkracht van de man rekening moet worden gehouden met de norm voor een gezin. De man heeft er zelf voor gekozen om te gaan samenwonen met een partner die onvoldoende in haar eigen levensonderhoud kan voorzien en dit mag niet ten koste gaan van de betalingsverplichting van de man jegens haar. Bij de berekening van de draagkracht moet de man dan ook als alleenstaande worden aangemerkt. De verzochte verklaring voor recht dient te worden afgewezen.
De beoordeling van het verzoek en de motivering van de beslissing
Alvorens tot een inhoudelijke beoordeling van het verzoek te komen, merkt de rechtbank het volgende op. De man verzoekt wijziging van de beschikking van 27 april 2008.
Uit de door de man overgelegde producties volgt echter dat bij beschikking van
27 februari 2008 de door de man te betalen bijdrage in het levensonderhoud is vastgesteld.
De rechtbank merkt de door de man in zijn verzoekschrift genoemde datum dan ook aan als een kennelijke verschrijving en leest in de plaats van “april” thans “februari”.
De rechtbank is van oordeel dat de man voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden die een hernieuwde beoordeling mogelijk maakt van de door hem te betalen bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw.
Wat betreft de gestelde behoefte van de vrouw is de rechtbank van oordeel dat zij nog wel behoefte heeft aan een bijdrage te laste van de man, nu gebleken is dat zij inkomsten beneden het bestaansminimum geniet.
Uit de door de man overgelegde, en door de vrouw niet-betwiste, stukken is gebleken dat de man sinds 1 september 2009 een uitkering ingevolgde de Werkloosheidswet ontvangt, zodat de rechtbank bij de berekening van de draagkracht uitgaat van dit inkomen. Tevens gaat de rechtbank bij die berekening uit van de volgende lasten:
- een bruto maandinkomen van € 2404,00;
- 8% vakantietoeslag;
- woonlasten (huur) van € 381,00;
- woonlasten (hypotheekrente) van € 411,00;
- premie levensverzekering van € 107,00;
- forfait eigenaarslasten van € 95,00;
- de premie ziektekosten per maand (de premie basisverzekering zorgverzekeringswet vermeerderd met de inkomensafhankelijke bijdrage loon en verminderd met het nominaal deel ziekenfonds) van € 354,00;
- de bijstandsnorm voor een gezin van € 1304,00;
- een draagkrachtpercentage van 50%.
Gelet op het inkomen van de man enerzijds en diens vaste lasten anderzijds is de rechtbank van oordeel dat de man niet (meer) in staat is de bij beschikking van 27 februari 2008 vastgestelde bijdrage te voldoen. De rechtbank zal het verzoek van de man dan ook toewijzen en de te betalen bijdrage vaststellen op nihil en de wijziging vaststellen per de datum waarop het verzoekschrift ter griffie is ontvangen.
Ten aanzien van de door de man verzochte verklaring voor recht betreffende de verrekening van de nog door hem te betalen partneralimentatie van € 4122,18 (per 10 mei 2010) met zijn vordering op de vrouw van tenminste € 18.594,25 op gronden van redelijkheid en billijkheid, overweegt de rechtbank als volgt.
Een schuldenaar heeft een algemene bevoegdheid tot verrekening, maar deze algemene bevoegdheid wordt ingevolge het bepaalde in artikel 6:135 van het Burgerlijk Wetboek in twee gevallen uitgesloten. Relevant voor de beoordeling van het verzoek in deze zaak is, dat een schuldenaar niet bevoegd is tot verrekening voor zover beslag op een vordering van de wederpartij niet geldig zou zijn. Dit laatste is hier het geval. Artikel 475c van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering beperkt beslag op vorderingen tot levensonderhoud en kent daaraan een beslagvrije voet toe. Een (periodieke) alimentatie-uitkering is er op gericht om te voorzien in middelen van bestaan (levensonderhoud) van iemand doe daartoe zelf niet in staat is. Hiermee is niet te verenigen dat deze uitkeringen worden onttrokken aan hun bestemming door beslaglegging en derhalve evenmin voor verrekening. Bijzondere feiten en/of omstandigheden, als ook het beginsel van redelijkheid en billijkheid kunnen aan dit uitgangspunt geen afbreuk doen omdat juist de bestemming van de alimentatie aan verrekening in de weg staat. De alimentatie-uitkering is immers uitsluitend vastgesteld om te dienen als bijdrage in de kosten van levensonderhoud. Aanwending voor een ander doel, zoals met een beroep op verrekening zou geschieden, is onaanvaardbaar. De man is niet gerechtigd om de vordering die hij heeft op de vrouw uit hoofde van het vonnis van
3 maart 2010 van de rechtbank Almelo te verrekenen met de achterstand in alimentatie.
Zijn verzoek zal worden afgewezen.
De rechtbank zal de proceskosten compenseren nu partijen gehuwd zijn geweest en de procedure de wijziging van een bijdrage in de kosten van levensonderhoud betreft.
De beslissing
De rechtbank:
I. Wijzigt de beschikking van deze rechtbank van 27 februari 2008 in die zin dat de door de man te betalen bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw met ingang van 12 april 2010 op nihil wordt gesteld;
II. Verklaart onderdeel I. uitvoerbaar bij voorraad;
III. Compenseert de kosten van deze procedure in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
IV. Wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven te Almelo door mr. E.V.A. Groener en in het openbaar uitgesproken op 1 september 2010 in tegenwoordigheid van mr. W.J. van der Leest, griffier.