ECLI:NL:RBALM:2010:BO1084

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
19 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/710437-10
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • A. Wentink
  • M. Elferink
  • J. Alers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van poging zware mishandeling van twee agenten

In deze zaak heeft de Rechtbank Almelo op 19 oktober 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van poging tot zware mishandeling van twee politieagenten. De feiten vonden plaats op 19 juni 2010 in Oldenzaal, waar de verdachte, na een woordenwisseling, samen met anderen geweld heeft gepleegd tegen de agenten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, door met kracht te slaan en te schoppen, het gevaar heeft veroorzaakt dat de agenten zwaar lichamelijk letsel zouden oplopen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden, waarvan 102 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en daarnaast een taakstraf van 180 uur. De vorderingen van de benadeelde partijen, de agenten, zijn integraal toegewezen. De rechtbank overwoog dat het gedrag van de verdachte zeer afkeurenswaardig was en dat een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats was, maar hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die niet eerder met justitie in aanraking was gekomen. De rechtbank heeft ook de civiele vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte verplicht werd om schadevergoeding te betalen aan beide agenten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de rechtbank de ernst van het feit en de impact op de slachtoffers en de samenleving in overweging heeft genomen.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO.
Parketnummer : 08/710437-10
Uitspraak d.d.: 19 oktober 2010.
STRAFVONNIS
De rechtbank te Almelo, meervoudige kamer voor strafza¬ken, rechtdoende
in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo, tegen:
[verdachte 3],
geboren te [geboorteplaats] op [1979],
wonende te [woonplaats], [adres],
terechtstaande ter zake dat,
1.
hij op of omstreeks 19 juni 2010,
in de gemeente Oldenzaal,
tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan (een)
perso(o)n(en), genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in/tijdens
zijn/hun functie van/als (hoofd)agent(en) van/bij de politie Twente,
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet:
- (met (zeer) veel kracht) meermalen die [slachtoffer 2] in/op/tegen het
gezicht/hoofd heeft geslagen en/of gestompt en/of
- (met (zeer) veel kracht) (meermalen) die [slachtoffer 2] op/tegen het lichaam
heeft geschopt en/of getrapt en/of
- (met (zeer) veel kracht) die [slachtoffer 1] (van achteren) bij/om de nek/keel heeft
(vast)gegrepen en/of (vervolgens) die [slachtoffer 1] naar achteren en/of naar de grond
heeft getrokken en/of
- (vervolgens) (terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag) (met (zeer) veel
kracht) (op) die [slachtoffer 1] heeft (in)geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of
getrapt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 19 juni 2010,
in de gemeente Oldenzaal,
met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, te weten de [adres],
in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft
gepleegd tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2],
tijdens zijn/hun functie van/als (hoofd)agent(en) van/bij de politie Twente,
welk geweld bestond uit het opzettelijk gewelddadig:
- aanvallen van en/of indringen op die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of
- aannemen van een gevechtshouding tegenover die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2]
en/of
- (met (zeer) veel kracht) (in)slaan en/of schoppen op/van die [slachtoffer 1] en/of
die [slachtoffer 2] en/of
- (met (zeer) veel kracht) (van achteren) bij/om de nek/keel (vast)grijpen van
die [slachtoffer 1] en/of (vervolgens) naar achteren en/of naar de grond trekken van
die [slachtoffer 1] en/of
- (vervolgens) (terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag) (met (zeer) veel kracht)
(in)slaan en/of stompen en/of schoppen en/of (in)trappen op/van die [slachtoffer 1];
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 19 juni 2010,
in de gemeente Oldenzaal,
[slachtoffer 1], in/tijdens zijn functie van/als hoofdagent van/bij politie Twente,
heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk dreigend (met zijn, verdachtes, hand(en)
een of meer (zogenaamde) schietbeweging(en) in de richting van die [slachtoffer 1]
gemaakt en/of heeft hij, verdachte, (daarbij) schietgeluiden gemaakt,
althans feitelijkhe(i)d(en) van gelijke dreigende aard of strekking;
(parketnummer: 710437/10)
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Gezien de stukken;
Gelet op het onderzoek ter terechtzitting;
Gehoord de vordering van de officier van justitie;
Gelet op de verdediging door en namens verdachte in het midden gebracht;
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte sub 2 is tenlastegelegd, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
ndien in de tenlastelegging taal-en/of schrijffouten voorkomen zijn deze verbeterd.
De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank is door de inhoud van wettige bewijsmiddelen -die in de gevallen waarin
de wet aanvulling van dit (verkorte) vonnis met de bewijsmiddelen vereist, in een
aan dit vonnis te hechten bijlage zullen worden opgenomen- waarop na te melden beslissing
steunt, tot de overtuiging gekomen en acht wettig bewezen dat verdachte het sub 1 primair
tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 19 juni 2010, in de gemeente Oldenzaal, tezamen en in vereniging met anderen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan personen,
genaamd [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], in hun functie van (hoofd)agenten bij de
politie Twente, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet:
- met kracht meermalen die [slachtoffer 2] in/op/tegen het gezicht/hoofd heeft geslagen en/of gestompt en
- met kracht meermalen die [slachtoffer 2] tegen het lichaam heeft geschopt en/of getrapt en
- met kracht die [slachtoffer 1] van achteren om de nek heeft vastgegrepen en naar achteren en
naar de grond heeft getrokken en
- vervolgens terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag met kracht op die [slachtoffer 1] heeft ingeslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Tot deze beslissing geven reden de in die bewijsmiddelen voorkomende feiten en omstandigheden.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen verdachte sub 1 primair meer of anders is tenlastegelegd, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde levert op, het misdrijf:
"Medeplegen van poging tot zware mishandeling",
strafbaar gesteld bij de artikelen 45, 47 en 302 van het Wetboek van Strafrecht;
De verdachte is deswege strafbaar aangezien van geen zijn strafbaarheid uitsluiten¬de
omstan¬digheid is gebleken.
De rechtbank overweegt voor wat de straf betreft:
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het sub 1 primair en het sub 2 tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 150 dagen, met aftrek van ‘voorarrest’, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, plus toewijzing van de civiele vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2].
De rechtbank overweegt dat op grond van de aard van het feit, de omstandigheden waaronder dat is gepleegd en de persoon van verdachte, zoals van één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, aan verdachte de straf en maatregel behoren te worden opgelegd, zoals deze hierna zullen worden bepaald, waarbij de rechtbank in het bijzonder nog overweegt:
Verdachte heeft die bewuste ochtend van 19 juni 2010, met personen met wie hij was gaan stappen, zich aan een zeer ernstig geweldsmisdrijf schuldig gemaakt, te weten: het medeplegen van een poging tot zware mishandeling van twee (2) politieagenten.
Dit feit heeft verdachte met zijn mededaders gepleegd na het nuttigen van een aanzienlijke hoeveelheid alcohol.
Verdachte is degene geweest die tijdens de woordenwisseling met die twee politieagenten, na duw- en trekwerk in hun richting, is begonnen met het grof fysiek geweld door onverhoeds en met kracht een van die politieagenten te slaan.
Door het handelen van verdachte is een vechtpartij ontstaan tussen verdachte, de personen met wie hij de bewuste nacht was uitgegaan, en die twee politieagenten.
Door het handelen van verdachte en zijn mededaders heeft het gevaar bestaan dat beide agenten zwaar lichamelijk letsel zouden oplopen. Dat dat letsel niet is ontstaan, hoewel een van de politieagenten wel behoorlijk gewond was en een gebroken neus en een hersenschudding had opgelopen, is slechts te danken aan de omstandigheid dat beide politie-agenten tijdig geholpen werden door omstanders en door ter assistentie opgeroepen collega’s.
Voor een feit, gelijk het onderhavige, dient naar het oordeel van de rechtbank in beginsel een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf als straf te worden opgelegd nu een dergelijke gebeurtenis een niet geringe invloed op de slachtoffers daarvan en op de samenleving in het algemeen heeft en het gedrag van verdachte zeer afkeurenswaardig is.
Gelet op de ernst van het bewezenverklaarde feit zal de rechtbank dan ook een straf opleggen die uitgaat boven hetgeen de officier van justitie heeft gevorderd. Van de straf zal de rechtbank echter een aanzienlijk gedeelte voorwaardelijk opleggen, rekening houdende met de persoon van verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden.
Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen, verdachte zelfstandige ondernemer is en verdachte zich op dit moment op vrije voeten bevindt.
De rechtbank zal aan verdachte naast de (on-)voorwaardelijke gevangenisstraf tevens een werkstraf opleggen van geruime duur.
Daarnaast zal de rechtbank de beide civiele vorderingen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] toewijzen, gelijk hierna te melden.
(Civiele vordering)
De rechtbank overweegt verder dat ter zake het sub 1 primair tenlastegelegde feit zich via het voorgeschreven 'voegingsformulier' ter terechtzitting (zie 51b, lid 2 Sv) als benadeelde partijen hebben gevoegd, in het strafproces: [slachtoffer 1], p/a [adres] en [slachtoffer 2], p/a [adres], die op de voet van artikel 51b, lid 1 Wetboek van Strafvordering opgave hebben gedaan van hun vorderingen tot schadevergoeding als benadeelde partij tot een bedrag van
€ 500,--, ter zake immateriële schade en € 1665,--, ter zake immateriële schade (€ 1500,--) en eigen risico ziektekosten (€ 165,--).
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] voornoemd geheel gegrond, aangezien is komen vast te staan
dat aan de benadeelde partijen rechtstreeks schade is toegebracht door het sub 1 primair bewezenverklaarde feit, zulks op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vorderingen is gebleken.
Deze schades bedragen, naar het oordeel van de rechtbank, de gevorderde bedragen van
€ 500,-- en € 1665, zodat de vorderingen integraal toewijsbaar zijn.
De rechtbank zal hierbij tevens de maatregel bedoeld in artikel 36f Wetboek van Strafrecht opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
De na te noemen straf en maatregel zijn gegrond, behalve op voormel¬de artikelen, op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24c, 27 en 36f van het Wetboek van Straf¬recht;
R E C H T D O E N D E:
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte sub 2 is tenlastegelegd;
Spreekt hem daarvan vrij;
Verklaart bewezen, dat het sub 1 primair tenlastegelegde in voege als boven omschreven door verdachte is begaan;
Verstaat, dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven vermeld;
Verklaart verdachte deswege strafbaar;
Veroordeelt hem te dier zake tot:
een gevangenisstraf voor de tijd van VIJF MAANDEN;
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot eenhonderd en twee (102) dagen, niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt gesteld op TWEE JAREN aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
Beveelt dat de tijd door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzeke¬ring en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoor¬waardelijke deel van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel zal worden in mindering gebracht;
en
een taakstraf, te weten de werkstraf: het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van 180 uren, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 90 dagen.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte sub 1 primair meer of anders is tenlastegelegd dan hierbo¬ven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
Veroordeelt verdachte, ter zake het sub 1 primair bewezen feit, tot betaling aan de
benadeelde partij, [slachtoffer 1], p/a [adres], van een bedrag van € 500,--, (vijfhonderd Euro), voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten van het geding door die benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsmede in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering.
Legt de maatregel op dat verdachte verplicht is, ter zake het sub 1 primair bewezen feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag groot € 500,--, zulks ten behoeve van de benadeelde partij, [slachtoffer 1] voornoemd, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de tijd van 10 dagen zal worden toegepast.
Verstaat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van genoemd bedrag ten behoeve van de benadeelde partij, [slachtoffer 1] voor-noemd, dat daarmee de verplichting van verdachte om aan die benadeelde partij dat bedrag te betalen komt te vervallen, en andersom, indien verdachte aan de benadeelde partij dat bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat van dat bedrag ten behoeve van de benadeelde partij komt te vervallen.
Veroordeelt verdachte, ter zake het sub 1 primair bewezen feit, tot betaling aan de
benadeelde partij, [slachtoffer 2], p/a [adres], van een bedrag van € 1665,--, (eenduizend en zeshonderd en vijfenzestig Euro), voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten van het geding door die benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsmede in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering.
Legt de maatregel op dat verdachte verplicht is, ter zake het sub 1 primair bewezen feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag groot € 1665,--, zulks ten behoeve van de benadeelde partij, [slachtoffer 2] voornoemd, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de tijd van 33 dagen zal worden toegepast.
Verstaat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van genoemd bedrag ten behoeve van de benadeelde partij, [slachtoffer 2] voornoemd, dat daarmee de verplichting van verdachte om aan die benadeelde partij dat bedrag te betalen komt te vervallen, en andersom, indien verdachte aan de benadeelde partij dat bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat van dat bedrag ten behoeve van de benadeelde partij komt te vervallen.
Heft op het tegen verdachte verleende (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mr. Wentink, voorzitter,
mrs. Elferink en Alers, rechters,
in tegenwoordigheid van Groot, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 19 oktober 2010.
RECHTBANK TE ALMELO
Parketnummer: 08/710437-10
PROCES-VERBAAL TERECHTZITTING
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de Rechtbank te Almelo
op 6 oktober 2010.
Tegenwoordig: mr. Wentink, voorzitter,
mrs. Elferink en Alers, rechters,
mr. Flos, officier van justitie,
en Groot, griffier.
De voorzitter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De verdachte, ter terechtzitting aanwezig, antwoordt op de vragen van de voorzit¬ter te zijn genaamd:
[verdachte 3],
geboren te [geboorteplaats] op [1979],
wonende te [woonplaats], [adres],
Als raadsvrouw van verdachte is mede ter terechtzitting aanwezig mr. L. de Widt, advocaat te Almelo.
De voorzitter vermaant verdachte oplettend te zijn op hetgeen hij zal horen en deelt hem mede dat hij niet tot ant¬woorden verplicht is.
De officier van justitie draagt de zaak voor.
De voorzitter deelt mondeling mede de korte inhoud van:
De officier van justitie voert het woord overeenkomstig het door hem overgelegde, op schrift gestelde, requisitoir, spreekt zijn vordering uit en legt deze aan de rechtbank over.
De verdachte en de raadsvrouw voeren het woord tot verde¬diging.
Aan de verdachte en de raadsvrouw wordt het recht gelaten het laatst te spreken.
De voorzitter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede, dat volgens de beslissing van de rechtbank de uitspraak zal plaatsvinden ter terechtzit¬ting van 19 oktober 2010 te 13.00 uur.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzit¬ter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van de rechtbank voornoemd van 19 oktober 2010.
De samenstelling van de rechtbank is als volgt:
mr. voorzitter, unus.
Als officier van justitie fungeert mr.
en als griffier
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het vonnis uit en geeft verdachte kennis, dat hij daartegen binnen 14 dagen hoger beroep kan instellen.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzit¬ter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.