ECLI:NL:RBALM:2010:BO1089

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
19 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
: 08/710438-10
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • A. Wentink
  • M. Elferink
  • J. Alers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk geweld tegen politieagenten met significante bijdrage van verdachte

Op 19 oktober 2010 deed de Rechtbank Almelo uitspraak in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij openlijk geweld tegen twee politieagenten. De zaak vond plaats op 19 juni 2010 in Oldenzaal, waar de verdachte, samen met anderen, geweld pleegde tegen de agenten tijdens hun uitoefening van hun functie. Hoewel de verdachte fysiek niet in contact kwam met de agenten, werd zijn bijdrage aan het geweld als wezenlijk en significant beschouwd. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 78 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, en een werkstraf van 150 uren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was op basis van artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht en legde een gevangenisstraf op die gelijk was aan het voorarrest van 48 dagen, met daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf van 30 dagen en een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank verklaarde de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk, omdat er geen rechtstreeks verband was tussen de schade en de handelingen van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, hoewel zijn aandeel in het geweld relatief gering was, een significante bijdrage had geleverd aan het groepsgeweld en dat dit voldoende was voor een strafrechtelijke veroordeling. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de voorzitter en de rechters de zaak behandelden en de griffier aanwezig was. De verdachte had het recht om binnen 14 dagen hoger beroep aan te tekenen tegen de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO.
Parketnummer : 08/710438-10
Uitspraak d.d.: 19 oktober 2010.
STRAFVONNIS
De rechtbank te Almelo, meervoudige kamer voor strafza¬ken, rechtdoende
in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo, tegen:
[verdachte 2],
geboren te [geboorteplaats] op [1990],
wonende te [woonplaats], [adres],
terechtstaande ter zake dat,
hij op of omstreeks 19 juni 2010,
in de gemeente Oldenzaal,
met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, te weten de [adres],
in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft
gepleegd tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2],
tijdens zijn/hun functie van/als (hoofd)agent(en) van/bij de politie Twente,
welk geweld bestond uit het opzettelijk gewelddadig:
- aanvallen van en/of indringen op die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of
- aannemen van een gevechtshouding tegenover die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2]
en/of
- (met (zeer) veel kracht) (in)slaan en/of schoppen op/van die [slachtoffer 1] en/of
die [slachtoffer 2] en/of
- (met (zeer) veel kracht) (van achteren) bij/om de nek/keel (vast)grijpen van
die [slachtoffer 1] en/of (vervolgens) naar achteren en/of naar de grond trekken van
die [slachtoffer 1] en/of
- (vervolgens) (terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag) (met (zeer) veel kracht)
(in)slaan en/of stompen en/of schoppen en/of (in)trappen op/van die [slachtoffer 1];
(parketnummer: 710438/10)
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Gezien de stukken;
Gelet op het onderzoek ter terechtzitting;
Gehoord de vordering van de officier van justitie;
Gelet op de verdediging door en namens verdachte in het midden gebracht;
Indien in de tenlastelegging taal-en/of schrijffouten voorkomen zijn deze verbeterd.
De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank is door de inhoud van wettige bewijsmiddelen -die in de gevallen waarin
de wet aanvulling van dit (verkorte) vonnis met de bewijsmiddelen vereist, in een
aan dit vonnis te hechten bijlage zullen worden opgenomen- waarop na te melden beslissing
steunt, tot de overtuiging gekomen en acht wettig bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 19 juni 2010, in de gemeente Oldenzaal, met anderen, op de openbare weg, te
weten de [adres], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1]
en [slachtoffer 2], tijdens hun functie van (hoofd)agent bij de politie Twente,
welk geweld bestond uit het opzettelijk gewelddadig:
- aanvallen van en indringen op die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] en
- aannemen van een gevechtshouding tegenover die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] en
- met kracht inslaan en schoppen op/van die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] en
- met kracht van achteren om de nek vastgrijpen van die [slachtoffer 1] en vervolgens naar achteren en naar de grond trekken van die [slachtoffer 1] en
- vervolgens terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag met kracht inslaan en/of stompen en/of schoppen en/of intrappen op/van die [slachtoffer 1];
Tot deze beslissing geven reden de in die bewijsmiddelen voorkomende feiten en omstandigheden.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde levert op, het misdrijf:
"Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen",
strafbaar gesteld bij artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht;
De verdachte is deswege strafbaar aangezien van geen zijn strafbaarheid uitsluiten¬de
omstan¬digheid is gebleken.
De rechtbank overweegt voor wat de straf betreft:
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 78 dagen, met aftrek van ‘voorarrest’, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, plus een werkstraf van 150 uren subsidiair 75 dagen hechtenis en met afwijzing van de civiele vorderingen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2].
De rechtbank overweegt dat op grond van de aard van het feit, de omstandigheden waaronder dat is gepleegd en de persoon van verdachte, zoals van één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, aan verdachte de straf behoort te worden opgelegd, zoals deze hierna zal worden bepaald, waarbij de rechtbank in het bijzonder nog overweegt:
Verdachte heeft, toen 2 agenten die bewuste ochtend van 19 juni 2010, ernstig werden mishandeld door personen, met wie verdachte was gaan stappen, zich met die ruzie bemoeid door negatieve opmerkingen te maken over de wapenstok van een van de agenten en
met gebalde vuisten en zwaaiende armen op die agenten af te gaan.
Verdachte heeft daarmee het plegen van het groepsgeweld bevorderd en is mede opgedrongen in de richting van de agenten.
Verdachte is door omstanders weggetrokken en hij is uiteindelijk niet fysiek in contact gekomen met die agenten.
Hoewel verdachte zich enkel door toedoen van derden niet met het geweld heeft ingelaten, heeft hij door zijn gedrag en houding een wezenlijke en significante bijdrage geleverd aan het geweld, zodat hij zich daarmee strafrechtelijk schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging.
Nu het aandeel van verdachte relatief gering is geweest en hij nimmer met politie en justitie in aanraking is geweest, zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf opleggen waarvan het onvoorwaardelijke gedeelte gelijk zal zijn aan het voorarrest.
(Civiele vordering)
De rechtbank overweegt verder dat ter zake het tenlastegelegde feit zich via het voorgeschreven 'voegingsformulier' ter terechtzitting (zie 51b, lid 2 Sv) als benadeelde partijen hebben gevoegd, in het strafproces: [slachtoffer 1], p/a [adres],
en [slachtoffer 2], p/a [adres], die op de voet van artikel 51b, lid 1 Wetboek van Strafvordering opgave hebben gedaan van hun vorderingen tot schadevergoeding als benadeelde partij tot een bedrag van € 500,--, ter zake immateriële schade en € 1665,--, ter zake immateriële schade (€ 1500,--) en eigen risico ziektekosten (€ 165,--).
Naar het oordeel van de rechtbank behoren de vorderingen niet-ontvankelijk verklaard te worden, aangezien er geen rechtstreeks verband bestaat tussen de door de benadeelde partijen geleden schade en de door verdachte gepleegde handelingen, zodat die schade niet aan verdachte kan worden toegerekend.
De na te noemen straf is gegrond, behalve op voormel¬d artikel, op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27 van het Wetboek van Straf¬recht;
R E C H T D O E N D E:
Verklaart bewezen, dat het tenlastegelegde in voege als boven omschreven door verdachte is begaan;
Verstaat, dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven vermeld;
Verklaart verdachte deswege strafbaar;
Veroordeelt hem te dier zake tot:
een gevangenisstraf voor de tijd van ACHTENZEVENTIG DAGEN;
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot dertig dagen, niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt gesteld op TWEE JAREN, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
Beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzeke¬ring en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoor¬waardelijke deel van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel zal worden in mindering gebracht;
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierbo¬ven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
Bepaalt dat voornoemde benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk zijn in hun vorderingen, en dat de benadeelde partijen die vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen.
Heft op het tegen verdachte verleende (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mr. Wentink, voorzitter,
mrs. Elferink en Alers, rechters,
in tegenwoordigheid van Groot, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 19 oktober 2010.
RECHTBANK TE ALMELO
Parketnummer: 08/710438-10
PROCES-VERBAAL TERECHTZITTING
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de Rechtbank te Almelo
op 6 oktober 2010.
Tegenwoordig: mr. Wentink, voorzitter,
mrs. Elfrink en Alers, rechters,
mr. Flos, officier van justitie,
en Groot, griffier.
De voorzitter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De verdachte, ter terechtzitting aanwezig, antwoordt op de vragen van de voorzit¬ter te zijn
genaamd:
[verdachte 2],
geboren te [geboorteplaats] op [1990],
wonende te [woonplaats], [adres],
Als raadsman van verdachte is mede ter terechtzitting aanwezig mr. J.H. Niemans, advocaat te Almelo.
De voorzitter vermaant verdachte oplettend te zijn op hetgeen hij zal horen en deelt hem mede dat hij niet tot ant¬woorden verplicht is.
De officier van justitie draagt de zaak voor.
De voorzitter deelt mondeling mede de korte inhoud van:
De officier van justitie voert het woord overeenkomstig het door hem overgelegde, op schrift gestelde, requisitoir, spreekt zijn vordering uit en legt deze aan de rechtbank over.
De verdachte en de raadsman voeren het woord tot verde¬diging; de raadsman overeenkomstig de door hem overgelegde, aan dit proces-verbaal gehechte en daarvan integraal deeluitmakende pleitnotities.
Aan de verdachte en de raadsman wordt het recht gelaten het laatst te spreken.
De voorzitter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede, dat volgens de beslissing van de rechtbank de uitspraak zal plaatsvinden ter terechtzit¬ting van 19 oktober 2010 te 13.00 uur.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzit¬ter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van de rechtbank voornoemd van 19 oktober 2010.
De samenstelling van de rechtbank is als volgt:
mr. voorzitter, unus.
Als officier van justitie fungeert mr.
en als griffier
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het vonnis uit en geeft verdachte kennis, dat hij daartegen binnen 14 dagen hoger beroep kan instellen.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzit¬ter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.