RECHTBANK ALMELO
Sector Kanton
Zaaknummer : 301.281 CV EXPL 2987/09
Uitspraak : 26 oktober 2010
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid FNV BONDGENOTEN
gevestigd en kantoorhoudende te Utrecht
eisende partij, hierna ook wel te noemen de FNV
gemachtigde: mr. A.A.M. Broos, advocaat te Utrecht
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid BOEKELO DECOR B.V.
gevestigd en kantoorhoudende te Enschede
gedaagde partij, hierna ook wel te noemen Boekelo Decor
gemachtigde: mr. D.J. Wentink-Kolk, advocaat te Den Haag, thans mr. J.G.M. Aalten
1. Het verdere procesverloop:
Bij tussenvonnis van 8 juni 2010 werd Boekelo Decor opgedragen nog een antwoordakte te nemen. Dit naar aanleiding van de wijziging van eis van 23 maart 2010.
Boekelo Decor heeft een nadere conclusie genomen.
Daarna heeft de FNV nog een antwoordakte genomen.
Het vonnis is bepaald op heden.
2. De verdere beoordeling van het geschil:
2.1. In het tussenvonnis van 10 november 2009 werd reeds geconstateerd dat ook een tweede comparitie niet heeft geleid tot een regeling van het geschil. Kennelijk zaten toen, en wellicht nog, de onderhandelingen tussen partijen over aanpassing van de hierna nogmaals geciteerde artikelen 3.1. en 3.2., van bijlage IV bij de ondernemings-CAO muurvast.
3.1. Verplicht verzekerden
Boekelo Decor blijft tijdens de prepensioenperiode de werkgeversbijdrage in de
Ziekenfondspremie betalen.
3.2. Niet verplicht verzekerden kunnen tijdens de prepensioenperiode blijven deelnemen
aan de collectieve ziektekostenverzekering onder dezelfde voorwaarden als bij
dienstverband.
2.2. De kantonrechter zal eerst de toelaatbaarheid van de wijziging van eis door de FNV bespreken en daarna de knoop doorhakken met betrekking tot de vorderingen van de FNV.
2.3. De wijziging van eis van de FNV vloeit voort uit de constatering dat Boekelo Decor geen collectieve ziektekostenverzekering meer heeft voor haar werknemers. Verder is de wijziging geïnspireerd door r.o. 3.2. van het tussenvonnis van 10 november 2009 waarin de kantonrechter heeft overwogen, dat, voor zover in de vordering van de FNV een vordering tot aanpassing van voornoemde CAO artikelen moet worden gelezen, dit geen taak is van de rechter maar van Boekelo Decor en de FNV als contracterende cao-partijen.
2.4. Boekelo Decor verzet zich tegen de wijziging van eis omdat deze in strijd zou zijn met een goede procesorde. Volgens haar bemoeilijkt deze wijziging de verdediging van Boekelo Decor in het geding. Zij stelt dat ten gevolge van de wijziging van eis de vordering betrekking krijgt op een veel grotere groep werknemers. Oorspronkelijk waren het er maar vier. In eerste instantie ging het alleen om voorheen particulier verzekerde werknemers die voor 1 januari 2006 vanuit hun dienstverband bij Boekelo Decor met prépensioen of VUT waren gegaan. Nu gaat het ook om de voorheen ziekenfondsverzekerden tot de reguliere datum van hun ouderdomspensioen en om de werknemers die vanaf 1 januari 2006 met prépensioen of VUT zijn gegaan, of nog zullen gaan. Boekelo Decor wijst op haar bedrijfseconomische situatie. Toewijzen van de vorderingen zou onaanvaardbare consequenties hebben voor de kostenontwikkeling en leiden tot nog meer verlies van werkgelegenheid. Boekelo Decor wijst er voorts op dat haar (ex) werknemers na afschaffing van de werkgeversbijdrage in de ziektekostenpremie niet met lege handen zijn komen te staan. Er is een collectieve regeling aangeboden met 5% korting op de basispremie en 7% op de premie voor een aanvullende verzekering.
2.5. Ingevolge art. 130 RV is een eiser bevoegd, hier zakelijk weergegeven, zijn eis o.a. te wijzigen zolang de rechter nog geen eindvonnis heeft gewezen, tenzij de wijziging van eis strijdig is met de eisen van een goede procesorde. Boekelo Decor verzet zich op processuele en inhoudelijke gronden tegen de wijziging van eis. De kantonrechter vermag niet in te zien dat de wijziging van eis Boekelo Decor in haar verweer bemoeilijkt. Vertraging levert het in ieder geval niet op, nu thans eindvonnis zal worden gewezen. Dat, zoals Boekelo Decor stelt, het toewijzen van de vordering veel verstrekkender gevolgen heeft dan de oorspronkelijke eis kan geen reden zijn om de wijziging van eis niet toe te staan. De conclusie van de kantonrechter is dan ook dat de wijziging van eis toelaatbaar is.
2.6. De FNV vordert thans het volgende, waarbij de kantonrechter aantekent dat reeds werd gevorderd het vonnis voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te verklaren:
A. dat Boekelo Decor gehouden is om aan haar ex-werknemers, die vóór 1 januari 2006
vanuit hun dienstverband met Boekelo Decor met (pre)pensioen, dan wel VUT zijn
gegaan, met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2006 maandelijks de bijdrage in de
ziektekostenpremies te betalen die zij laatstelijk in december 2005 ontvingen waarbij de
voorheen ziekenfondsverzekerden hun recht behouden op deze maandelijkse bijdrage tot
de reguliere ingangsdatum van hun ouderdomspensioen en de voorheen particulier verzekerden levenslang recht behouden op deze maandelijkse bijdrage;
B. dat Boekelo Decor gehouden is om aan haar werknemers die vanuit actieve dienst vanaf 1
januari 2006 met VUT/prepensioen zijn gegaan, dan wel nog zullen gaan en aan
werknemers die vanuit actieve dienst vanaf 1 januari 2006 hun pensioen hebben
vervroegd, dan wel nog zullen vervroegen, met terugwerkende kracht vanaf
1 januari 2006, dan wel vanaf de ingangsdatum van hun VUT-, prepensioen of
vroegpensioenuitkering de volledige inkomensafhankelijke bijdrage te vergoeden, dit
voor de duur van hun VUT, prepensioen- dan wel vroegpensioenuitkering tot de
reguliere ingangsdatum van hun pensioen,
alsmede om Boekelo Decor te veroordelen:
C. uiterlijk binnen 1 maand na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis aan de onder
sub A. en B. genoemde personen een overzicht te verstrekken van de achterstallige
bijdragen in de ziektekosten, dit met gelijktijdige betaling aan de onder sub A. en B.
genoemde personen van deze bijdragen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de
vervaldata tot aan de datum der voldoening, een en ander onder verbeurte van een
dwangsom van € 500,-- per dag dat Boekelo Decor na betekening van het in deze zaak te
wijzen vonnis in gebreke blijft hieraan te voldoen.
alsmede om Boekelo Decor te veroordelen tot betaling aan FNV Bondgenoten van
D. een bedrag van € 1.000,-- (exclusief BTW) ter zake van buitengerechtelijke
incassokosten;
E. de wettelijke rente over de vordering onder sub C. vanaf de vervaldatum tot aan de datum
der voldoening.
2.7. Uitgangspunt bij de beoordeling van overeenkomsten is dat partijen gebonden zijn aan de tussen hen gemaakte afspraken. Voor cao-afspraken als bedoeld in de artikelen 3.1. en 3.2. van bijlage IV geldt op grond van dit uitgangspunt dat deze van kracht blijven totdat andere afspraken zijn gemaakt, tenzij het in stand laten van de gevolgen van hetgeen is overeengekomen in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Naar het oordeel van de kantonrechter staat dus niet centraal in dit geschil de bevoegdheid tot het eenzijdig wijzigen van arbeidsvoorwaarden, maar gaat het voor alles om de gebondenheid van partijen aan de tussen hen gemaakte cao-afspraken. In het tussenvonnis van 10 november 2009 heeft de kantonrechter overwogen dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat Boekelo Decor op basis van de oude wetgeving inzake ziektekosten een bijdrage blijft betalen aan prégepensioneerden (r.o. 3.5.). Deze formulering, waarin de nadruk ligt op de zinsnede “op basis van de oude regeling inzake ziektekosten” is ontleend aan art. 6:258 BW, en is gebezigd in de aanloop tot de comparitie van 12 mei 2010. De hoop van de kantonrechter was dat partijen op basis van de erkenning van dit gegeven tot een regeling in der minne zouden kunnen komen. Immers, het zonder een dergelijke regeling te wijzen vonnis zou het conflict tussen partijen niet oplossen, nu de FNV, althans na wijziging van eis, niet heeft gevorderd de CAO te wijzigen op grond van onvoorziene omstandigheden (waartoe de kantonrechter naar reeds overwogen zich niet bevoegd acht), doch hoofdzakelijk nakoming heeft gevorderd van cao-afspraken, voor een deel kennelijk uitgaande van de nawerking van de cao-bepalingen van de laatste CAO, die liep van 1 mei 2008 t/m 30 april 2009. De kantonrechter merkt op, dat, voor zover de vordering van de FNV strekt tot nakoming van gemaakte CAO-afspraken, haar bevoegdheid om een vordering in te stellen, behalve op art. 3:305a BW, tevens op art. 12 van de Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst kan worden gebaseerd.
2.8. Het in stand laten van de gevolgen van de artikelen 3.1. en 3.2. van bijlage IV van de CAO totdat nieuwe afspraken zijn gemaakt in cao-verband is naar het oordeel van de kantonrechter niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. De kantonrechter wijst er in dit verband op dat Boekelo Decor na 1 januari 2006 tot twee keer toe heeft ingestemd met een CAO, waarin de in geding zijnde artikelen ongewijzigd bleven. Daaruit valt af te leiden dat Boekelo Decor met het totaalpakket van hetgeen in deze CAO’s werd vastgelegd kon leven. Aannemelijk is dat de economische omstandigheden waarin Boekelo Decor verkeert niet gunstig zijn. Op dit moment zijn de gevolgen van het voorshands toepassen van de artikelen 3.1. en 3.2. van bijlage IV van de ondernemings-cao, in die zin dat de bedragen worden uitgekeerd die voortvloeien uit de oude ziektekostenregeling, evenwel beperkt. De kantonrechter gaat er van uit dat er een nieuwe CAO tot stand komt voordat de financiële gevolgen van het in stand laten van de gevolgen van de oude afspraken in afwachting van de nieuw te maken afspraken nijpend worden.
2.9. De kantonrechter overweegt voorts dat de instemming van de ondernemingsraad met het wijzigen van de regeling aangaande vergoeding van ziektekostenpremies vanaf 1 januari 2006 Boekelo Decor uiteraard niet kan baten, zelfs al zou in de arbeidsovereenkomsten van haar werknemers een bepaling zijn opgenomen als bedoeld onder art. 7:613 BW (wat is gesteld noch gebleken). De instemming van de ondernemingsraad met het buiten werking stellen van de artikelen 3.1. en 3.2. van bijlage IV bij de ondernemings-CAO is vanwege het primaat van cao-afspraken zonder betekenis.
2.10. Onderdeel A van de vordering bevat onder meer de eis voorheen particulier verzekerden levenslang recht te laten behouden op de maandelijkse bijdrage. Op dit punt bevat de tot 1 januari 2006 geldende personeelsregeling voor voorheen particulier verzekerde ex werknemers een bepaling die in voor hen gunstige zin van de CAO afwijkt. Desbetreffende bepaling luidt als volgt.
Werknemers die vanuit hun actieve loopbaan bij Boekelo Decor B.V. uit dienst gaan vanwege pensionering cq. gebruik maken van de regeling VUT/prepensioen, behouden het recht op vergoeding zoals boven omschreven. Ook de eventuele wijzigingen na ingangsdatum worden zo behandeld.
2.11. Voor zover de vordering strekt de voorheen particulier verzekerden ook na hun prépensioen recht te laten behouden op de maandelijkse bijdrage is wel sprake van eenzijdige wijziging van tot de arbeidsovereenkomst van voormalig particulier verzekerde ex werknemers behorende arbeidsvoorwaarden. Een in een collectieve - niet cao - regeling overeengekomen arbeidsvoorwaarde is slechts niet van toepassing indien dit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. De maatstaf die geldt voor de wijziging van de gevolgen van cao-afspraken geldt dus ook hier. Dit ligt anders indien een eenzijdig wijzigingsbeding in de arbeidsovereenkomsten van betrokken ex werknemers zou zijn opgenomen als bedoeld in art. 7:613 BW. In dat geval zou in beginsel instemming van de ondernemingsraad voldoende zijn om aannemelijk te maken dat sprake is van een zwaarwichtig belang van de werkgever bij het wijzigen van een arbeidsvoorwaarde. Nu er van dient te worden uitgegaan dat art. 7:613 BW niet van toepassing is, is de instemming van de ondernemingsraad met het schrappen uit het personeelsreglement van de ziektekostenregeling voor particulier verzekerden, waar het gaat om de regeling na de prépensioenfase, eveneens zonder betekenis. De kantonrechter acht de regel dat voorheen particulier verzekerden levenslang recht behouden op de maandelijkse bijdrage niet zo belastend voor Boekelo Decor dat toepassing van desbetreffende bepaling van het tot 1 januari 2006 geldende personeelsreglement, totdat ter zake andere afspraken zijn gemaakt, hetzij collectief, hetzij individueel met betrokken ex werknemers, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Naar door Boekelo Decor ter comparitie erkend, viel veruit het merendeel van haar werknemers onder de verplichte ziektekostenverzekering.
2.12. Ongeclausuleerde toewijzing van onderdeel B van de vordering zou er mogelijkerwijs toe kunnen leiden dat Boekelo Decor meer aan bijdrage moet betalen dan zij onder het oude regiem verschuldigd was. Gevorderd wordt immers volledige vergoeding van de inkomensafhankelijke bijdrage. Indachtig het gegeven dat het bij de uitleg van overeenkomsten tevens aankomt op de zin die partijen over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen van hun overeenkomst mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten, gaat een uitleg van de personeelsregeling die leidt tot het betalen van een hogere bijdrage in de premie van voormalig particulier verzekerden na het invoeren van de nieuwe Zorgverzekeringswet de kantonrechter te ver. Voor zover het vorderen van de volledige vergoeding van de bijdrage ongeacht de onder de oude bijdrage in de ziektekosten is gebaseerd op de artikelen 3.1. en 3.2. van bijlage IV bij de CAO, is de kantonrechter van oordeel dat, grammaticaal uitgelegd (uitleg in de context van de overige bepalingen speelt hier geen rol), de tekst van deze artikelen daarvoor geen basis kan bieden.
De kantonrechter zal de te betalen bijdrage maximeren op het bedrag dat verschuldigd was ten tijde van het van kracht zijn van de ziektekostenregeling in 2005, het laatste jaar dat de oude wettelijke regeling werd toegepast.
2.13. Onderdeel C van de vordering is naar het oordeel van de kantonrechter toewijsbaar met dien verstande dat Boekelo Decor een termijn zal worden gegund van 2 maanden en de dwangsom zal worden gemaximeerd op € 5.000,--. Onderdeel D van de vordering zal eveneens worden toegewezen. De wettelijke rente gevorderd onder E is reeds begrepen in de veroordeling onder C.
2.14. Als de grotendeels in het ongelijk te stellen partij dient Boekelo Decor te worden veroordeeld in de kosten van het geding.
A. dat Boekelo Decor gehouden is om aan haar ex-werknemers, die vóór 1 januari 2006
vanuit hun dienstverband met Boekelo Decor met (pre)pensioen, dan wel VUT zijn
gegaan, met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2006 maandelijks de bijdrage in de
ziektekostenpremies te betalen die zij laatstelijk in december 2005 ontvingen waarbij de
voorheen ziekenfondsverzekerden hun recht behouden op deze maandelijkse bijdrage tot
de reguliere ingangsdatum van hun ouderdomspensioen en de voorheen particulier verzekerden levenslang recht behouden op deze maandelijkse bijdrage;
B. dat Boekelo Decor gehouden is om aan haar werknemers die vanuit actieve dienst vanaf 1
januari 2006 met VUT/prepensioen zijn gegaan, dan wel nog zullen gaan en aan
werknemers die vanuit actieve dienst vanaf 1 januari 2006 hun pensioen hebben
vervroegd, dan wel nog zullen vervroegen, met terugwerkende kracht vanaf
1 januari 2006, dan wel vanaf de ingangsdatum van hun VUT-, prepensioen of
vroegpensioenuitkering de volledige inkomensafhankelijke bijdrage te vergoeden, dit
voor de duur van hun VUT, prepensioen- dan wel vroegpensioenuitkering tot de
reguliere ingangsdatum van hun pensioen, met dien verstande dat Boekelo Decor geen
hogere bedragen behoeft te voldoen dan verschuldigd in 2005.
Veroordeelt Boekelo Decor:
C. om uiterlijk binnen 2 maanden na betekening van dit vonnis aan de
onder sub A. en B. genoemde personen een overzicht te verstrekken van de achterstallige
bijdragen in de ziektekosten, dit met gelijktijdige betaling aan de onder sub A. en B.
genoemde personen van deze bijdragen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de
vervaldata tot aan de datum der voldoening, een en ander onder verbeurte van een
dwangsom van € 500,-- per dag dat Boekelo Decor na betekening van dit vonnis in
gebreke blijft hieraan te voldoen, dit tot een maximum van € 5.000,--.
D. om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan FNV Bondgenoten te betalen een bedrag van
€ 1.000,-- (exclusief BTW) ter zake van buitengerechtelijke incassokosten.
Verwijst Boekelo Decor in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van FNV Bondgenoten begroot op € 369,25 voor verschotten en € 1.600,-- voor salaris.
Verklaart dit vonnis tot hiertoe uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst af het meer of anders gevorderde
Dit vonnis is gewezen te Enschede door mr. H.J. Vos, kantonrechter, en op 26 oktober 2010 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.