ECLI:NL:RBALM:2010:BO6724
Rechtbank Almelo
- Kort geding
- M. Verhoeven
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een concurrentiebeding in kort geding met betrekking tot een samenwerkingsovereenkomst
In deze zaak, die voor de Rechtbank Almelo werd behandeld, heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. A.L. Appelman, een kort geding aangespannen tegen de besloten vennootschap Otto Simon B.V., vertegenwoordigd door mr. P.H.A. Mulder. De zaak betreft een geschil over de geldigheid van een concurrentiebeding dat was opgenomen in een samenwerkingsovereenkomst tussen partijen. Eiser vorderde onder andere dat Otto Simon zou worden verboden om uitvoering te geven aan het concurrentiebeding en om boetes op te leggen op grond van deze overeenkomst. Otto Simon voerde verweer en stelde dat eiser zich aan het concurrentiebeding diende te houden, omdat hij als vennoot van de v.o.f. gebonden was aan de overeenkomst.
De voorzieningenrechter heeft op 7 december 2010 geoordeeld dat de vorderingen van eiser moeten worden afgewezen. De rechter overwoog dat, nu de samenwerkingsovereenkomst reeds was beëindigd, de bepalingen van het concurrentiebeding niet meer van toepassing waren op eiser. De voorzieningenrechter concludeerde dat alleen de contractant, en niet Otto Simon, uitvoering kon geven aan de bepalingen van het concurrentiebeding. Eiser had geen spoedeisend belang aangetoond voor de gevraagde schorsing van het concurrentiebeding, en de rechter oordeelde dat de zaak beter in een bodemprocedure behandeld kon worden.
In reconventie vorderde Otto Simon betaling van een boete wegens schending van het concurrentiebeding door eiser. De voorzieningenrechter verklaarde Otto Simon niet-ontvankelijk in haar vordering, omdat zij geen spoedeisend belang had aangetoond. De kosten van het geding werden aan eiser opgelegd, en het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.