ECLI:NL:RBALM:2010:BO6887

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
9 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
357105 CV EXPL 13575-2010
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • G. van Eerden
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens bedrijfseconomische omstandigheden en concurrentiebeding

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Almelo op 9 december 2010, staat de ontbinding van een arbeidsovereenkomst centraal. De eiser, een verkoopleider bij Omega Engineering Holding B.V., vordert wedertewerkstelling na op non-actiefstelling door zijn werkgever. De werkgever, Omega, heeft de arbeidsovereenkomst willen beëindigen vanwege bedrijfseconomische omstandigheden, maar heeft niet onderzocht of de werknemer op een andere functie binnen het bedrijf kon worden ingezet. De eiser heeft jarenlange ervaring in een specialistische marktsector, wat zijn positie versterkt. Omega heeft de functie van Technical Sales Manager open gesteld voor een derde, wat de vordering van de eiser onderstreept. De kantonrechter oordeelt dat de belangen van de eiser bij schorsing van het concurrentiebeding prevaleren boven die van Omega. De rechter wijst de vordering tot wedertewerkstelling voorwaardelijk toe, mits Omega het verzoek tot ontbinding tijdig intrekt. Tevens wordt het concurrentiebeding geschorst, omdat de belangen van de eiser, gezien zijn leeftijd en de kwetsbare arbeidsmarkt, zwaarwegend zijn. Omega wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten en de rechter verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector Kanton
Locatie Enschede
Zaaknummer : 357105 CV EXPL 13575-2010
Uitspraak : 9 december 2010
Vonnis in kort geding in de zaak van:
[Eiser]
wonende te [woonplaats]
eisende partij
hierna te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. F.J.Hommerson, advocaat te Utrecht
tegen
de besloten vennootschap Omega Engineering Holding B.V.
gevestigd en kantoorhoudende te Enschede
gedaagde partij
hierna te noemen: Omega
gemachtigde: mr. M. Rietbergen, advocaat te Arnhem
De procedure
1. De eisende partij heeft gesteld en gevorderd als staat vermeld in de dagvaarding van 5 november 2010.
2. De zaak is behandeld ter terechtzitting van 24 november 2010.
[eiser] heeft zijn standpunt doen toelichten door zijn gemachtigde, die zich daarbij heeft bediend van een pleitnota.
Omega heeft tegen de vordering verweer gevoerd, waartoe haar gemachtigde zich heeft bediend van schriftelijke aantekeningen.
3. Het vonnis is bepaald op heden.
De feiten, het geschil en de motivering van de beslissing
1. Tussen partijen staat het navolgende in rechte vast als enerzijds gesteld en anderzijds niet dan wel onvoldoende gemotiveerd betwist, alsmede op grond van de niet betwiste inhoud der producties.
1.1. [eiser], geboren [1960], is bij overeenkomst van 24 november 2008 per 1 januari 2009 bij Omega in dienst getreden als verkoopleider; het salaris bedraagt thans € 7.704,00 bruto per maand exclusief vakantiegeld;
1.2. Van de arbeidsovereenkomst maakt een concurrentiebeding deel uit, welk beding luidt:”De medewerker verplicht zich hierbij binnen een tijdvak van 12 maanden na het einde van de dienstbetrekking met Omega of een met haar gelieerde onderneming/instelling zelf geen zaak, hetzij direct, hetzij indirect, te vestigen, te drijven, mede te drijven of te doen drijven die op enigerlei wijze gelijk of aanverwant is aan de zaken waarin Omega deelneemt of gaat deelnemen. Er wordt in dit geval gedoeld op de productie, bewerking en/of assemblage van lasergelaste platen tot producten zoals Omega deze produceert. Medewerker verplicht zich eveneens noch bij dergelijke zaken direct belang te hebben, noch hierin een aandeel van welke aard dan ook te hebben of daarvoor op enigerlei wijze werkzaam te zijn. Omega zal haar toestemming alleen weigeren als zij de kans op schade of het ontstaan van een belangenconflict aannemelijk kan maken”.
1.3. [Eiser] is op of omstreeks 1 oktober 2010 op non-actief gesteld
2. [Eiser] vordert, kort weergegeven,
primair: voorwaardelijk, namelijk voor het geval de kantonrechter mocht besluiten tot afwijzing van het tegen [eiser] ingediende verzoekschrift tot ontbinding en het geval dat Omega in dat geval mocht persisteren in haar weigering [eiser] weer toe te laten op het werk, Omega zal worden veroordeeld om uiterlijk binnen twee weken na betekening van het te wijzen vonnis [eiser] weder te werk hebben gesteld in de functie van verkoopleider op de vestiging van Omega te Enschede op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag dat Omega in gebreke blijft aan het te wijzen vonnis te voldoen;
subsidiair: te bepalen dat Omega aan het concurrentiebeding in de overeenkomst van 24 november 2008 geen rechten kan ontlenen, althans de werking van dit beding te schorsen, op te heffen, c.q. buiten effect te doen stellen met terugwerkende kracht, zodat geen boeten zullen worden verbeurd totdat in een eventuele bodemprocedure omtrent het geschil onherroepelijk en definitief zal zijn beslist en in het geval dat Omega aan het concurrentiebeding rechten kan ontlenen, de gevorderde boetes op nihil te stellen, het concurrentiebeding te matigen, althans in tijdsduur en regionale werking aanzienlijk te beperken op een wijze als de voorzieningenrechter zal vermenen dat behoort en/of gedurende deze periode [eiser] een vergoeding ex artikel 7:658 lid5 BW toe te kennen, ten laste van Omega van bruto € 7.704,00 per maand, te vermeerderen met vakantiegeld en verdere emolumenten, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie vast te stellen redelijke en billijke vergoeding, alles te laste van Omega;
zowel primair als subsidiair: Omega te veroordelen tot betaling van de door haar onbetaald gelaten declaraties te vermeerderen met de incassokosten als door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen en Omega te veroordelen in de kosten va de procedure waaronder nakosten, die van een eventuele executie daaronder begrepen.
3. [Eiser] stelt daartoe onder meer het volgende, zakelijk weergegeven.
Bij brief van 20 september 2010 wordt [eiser] als een donderslag bij heldere hemel geconfronteerd met de mededeling dat Omega de arbeidsovereenkomst wenst te beëindigen. In dat kader wordt hem een vaststellingsovereenkomst voorgelegd met de inhoud waarvan hij na overleg met zijn gemachtigde niet instemt. Een verzoek van de gemachtigde de ontslagbeslissing te heroverwegen wordt door Omega afgewezen. Op de mededeling van [eiser] dat hij zich weer op het werk zal melden wordt door Omega gereageerd met de mededeling dat hij niet meer tot de bedongen arbeid toegelaten wordt.
De activiteiten van Omega strekken zich uit op een specifiek gebied en het is op dit gebied dat [eiser] al jarenlang specifieke ervaring heeft opgebouwd. Handhaving van het beding belemmert hem mede gelet op zijn leeftijd en de kwetsbare arbeidsmarkt waar hij op aangewezen is, in de wijze waarop hij in zijn inkomen moet voorzien.
4. Omega verweert zich, kort weergegeven, als volgt.
Het beding is voor Omega van groot belang. De productie van pilow plates heeft een beperkte markt waarvan [eiser] grote technische en commerciële kennis van de markt heeft. De markt voor Omega is beperkt met drie bedrijven in Nederland en acht binnen Europa. Vanwege de slechte financiële positie van Omega is elke order van belang. Omega vreest dat [eiser] in geval van schorsing van het geding bij een concurrent in dienst zal treden.
5.1.
Voorop gesteld zij dat het hier gaat om een beoordeling van de vordering en het daar tegen gevoerde verweer in een kort geding procedure, welke naar haar aard beperkingen kent wat betreft de waarheidsvinding – voor bewijslevering is daarvoor in een kortgeding procedure geen plaats - en de te geven beslissingen. Die beslissingen zijn slechts voorlopig van karakter. Het gaat om een ordemaatregel. In een zaak als de onderhavige zal de kantonrechter op basis van de door partijen aangedragen stellingen en onderbouwing daarvan, slechts een inschatting kunnen maken van de kans dat uiteindelijk bij een eindbeslissing in een bodemprocedure het concurrentiebeding onverkort gehandhaafd blijven dan wel dat dit beding vernietigd of op enigerlei wijze gematigd zal worden.
Elk handelen van partijen na de hierna te noemen beslissingen is derhalve voor eigen risico, aangezien de kans bestaat dat de bodemrechter later oordelend anders zal beslissen.
5.2.
Van het door [eiser] gestelde spoedeisend belang is voldoende gebleken nu hij op non-actief is gesteld op of omstreeks 1 oktober 2010 en door Omega jegens hem een verzoekschrift strekkende tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst is ingediend.
5.3
Bij beschikking van heden is de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst per 1 januari 2011 ontbonden op grond van gewijzigde omstandigheden, weshalve de vordering betreffende de wedertewerkstelling zal worden toegewezen voorwaardelijk in die zin dat Omega veroordeeld zal worden [eiser] wederom toe te laten op het werk voor het geval Omega het ingediende verzoekschrift ex artikel 7:685 BW tijdig intrekt.
Evident is immers dat [eiser] indien Omega het verzoek tijdig intrekt en de arbeidsovereenkomst derhalve in tact blijft groot belang heeft bij het verrichten van de door hem bedongen werkzaamheden als verkoopleider, met welk belang Omega ook gediend is. Door Omega zijn geen gronden aangevoerd die de op non-actiefstelling rechtvaardigen.
De gevorderde dwangsom zal als na te melden gematigd en gemaximaliseerd worden.
5.4
Het concurrentiebeding zal geschorst worden omdat na afweging van de wederzijdse belangen en gelet op alle omstandigheden de belangen van [eiser] bij schorsing prevaleren boven de belangen van Omega bij handhaving van het beding
Op grond van bedrijfseconomische gronden wordt door de kantonrechter bij beschikking van heden op verzoek van Omega de arbeidsovereenkomst tussen partijen ontbonden.
De slechte bedrijfseconomische positie van Omega komen echter voor haar risico als ondernemer. Dat dienaangaande [eiser] een verwijt te maken valt is niet gebleken. In dat licht bezien is ook de op non-actiefstelling van [eiser] een onnodig diffamerende reactie op het door [eiser] niet akkoord willen gaan met de inhoud van de door Omega voorgestelde vaststellingsovereenkomst.
Als gevolg van de ontbinding zal [eiser] na een relatief kort dienstverband bij Omega naar een andere betrekking moeten zoeken. Gelet op zijn kennis en ervaring is hij aangewezen op de markt waarop ook Omega actief is. Gelet op de belangen die [eiser] heeft bij het kunnen voorzien in zijn levensonderhoud prevaleren de belangen van [eiser] bij schorsing boven de belangen Omega.
5.5
De vordering betreffende de onkostennota zal afgewezen worden nu onweersproken gesteld is dat het gevorderde bedrag voldaan is, zij het na dagvaarding.
De gevorderde incassokosten zullen afgewezen worden daar niet in rechte is komen vast staan dat deze gemaakt zijn.
5.6
Voor de nakosten wordt [eiser] verwezen naar de procedure ex artikel 237 lid 4 B.Rv.
5.7
Als de in het ongelijk gestelde partij zal Omega in de kosten van de procedure veroordeeld worden.
De beslissing in kort geding
I• Veroordeelt Omega voor het geval Omega het bij de rechtbank Almelo, sector kanton, locatie Enschede ingediende verzoekschrift ex artikel 7:685 BW met nummer 356697 tijdig intrekt, binnen twee weken na betekening van het vonnis en datum van intrekking van het hiervoor vermelde verzoekschrift [eiser] weder te werk te stellen in de functie van verkoopleider op de vestiging van Omega te Enschede op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag met een maximum van € 50.000,00 dat Omega in gebreke blijft aan het vonnis te voldoen;
Schorst het in de arbeidsovereenkomst de dato 24 november 2008 opgenomen concurrentiebeding per heden totdat in een te entameren bodemprocedure omtrent het geschil onherroepelijk en definitief zal zijn beslist;
II Veroordeelt Omega in de kosten van deze procedure tot op heden aan de zijde van [eiser] begroot op € 400,-- wegens het salaris van de gemachtigde.
III Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
IV Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen te Enschede door mr. G. van Eerden, kantonrechter, en op 9 december 2010 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.