RECHTBANK ALMELO
Sector strafrecht
parketnummer: 08/710795-10
datum vonnis: 15 februari 2011
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo tegen:
[verdachte 2],
geboren op [1954] in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], [adres].
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
1 februari 2011. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.A.P.J.J. Lousberg en van hetgeen door de verdachte en diens raadsvrouw mr. N.D. Schraa, advocaat te Almelo, naar voren is gebracht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: onderdelen en/of hulpstukken voorhanden heeft gehad die van wezenlijke aard zijn en specifiek bestemd zijn voor vuurwapens.
Feit 2: twee nabootsingen van vuurwapens voorhanden heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij in of omstreeks de periode van 14 november 2010 tot en met 17 november
2010 te Enschede en/althans (elders) in Nederland
tezamen en in vereniging met een ander(en), althans alleen,
(een) hoeveelheid/hoeveelheden munitie van categorie II en/of categorie III,
en/of een of meerdere onderde(e)l(en) en/of hulpstuk(ken) welke van wezenlijke
aard is/zijn en specifiek bestemd is/zijn voor (een) (vuur)wapen(s) van
categorie II en/of categorie III,
voorhanden heeft gehad, te weten:
- 25 patronen, kaliber 7,65 MM, (PV, p. 259), en/of,
- een kast van een pistool (pistoolmerk Mauser, model Luger P08; PV, p. 257,
258), en/of,
- een opsluitring van een pistool (merk: FN), (PV, p. 259), en/of,
- twee, althans een pistoolhandgre(e)p(en), en/of twee, althans een,
patroonhouder(s)/magazijn(en), en/of een schouderstuk, en/of een heft
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in of krachtens de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht
in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
hij in of omstreeks de periode van 14 november 2010 t/m 17 november 2010 te
Enschede, al dan niet tezamen en in vereniging met een ander(en),
(een) wapen(s) van categorie I onder 7°, te weten:
- twee, althans een, nabootsing(en) van een pistoolmitrailleur, merk Baikal,
type KALASHNIKOV AK-74M, (PV, p. 258, 259),
zijnde (een) voorwerp(en) dat/die voor wat betreft zijn/hun vorm en afmetingen
een sprekende gelijkenis vertoonde(n) met (een) vuurwapen(s) en/of met (een)
voor ontploffing bestemde voorwerp(en) voorhanden heeft gehad,
al dan niet zijnde voorwerpen vermeld op lijst a of lijst b van de bij de
Regeling Wapens en Munitie behorende bijlage I, alsmede niet in die bijlage
genoemde voorwerpen die voor wat betreft hun vorm en afmetingen daarmee een
sprekende gelijkenis vertonen;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in of krachtens de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht
in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de gedachtestreepjes 1 tot en met 3 van het onder sub 1 tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 maanden met aftrek, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast vordert de officier van justitie een werkstraf van 60 uur, subsidiair 30 dagen hechtenis. Ten aanzien van het vierde gedachtestreepje onder sub 1 dient verdachte te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. De officier van justitie vordert vrijspraak voor het sub 2 tenlastegelegde feit.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. De beoordeling van het bewijs
5.1 De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Evenals de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank het sub 1 tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen , , , met dien verstande dat er geen bewijs is dat verdachte de onderdelen en hulpstukken van wezenlijke aard zoals die zijn tenlastegelegd onder het vierde gedachtestreepje voorhanden heeft gehad. De rechtbank spreekt verdachte voor dit onderdeel van het sub 1 tenlastegelegde vrij.
Evenals de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank het sub 2 tenlastegelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen, nu op grond van het verhandelde ter terechtzitting en het onderhavige strafdossier niet kan worden vastgesteld dat sprake was van wetenschap bij verdachte met betrekking tot de aanwezigheid van de wapens en evenmin kan worden vastgesteld dat verdachte beschikkingsmacht over de nagebootste wapens had. De rechtbank spreekt verdachte ook van dit feit vrij.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte sub 2 is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het sub 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 14 november 2010 tot en met 17 november 2010 te Enschede een hoeveelheid munitie van categorie III en onderdelen en/of hulpstukken welke van wezenlijke aard zijn en specifiek bestemd zijn voor een vuurwapen van categorie III,
voorhanden heeft gehad, te weten:
- 25 patronen, kaliber 7,65 MM, en
- een kast van een pistool (pistoolmerk Mauser, model Luger P08, en
- een opsluitring van een pistool (merk: FN)
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte sub 1 meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
6. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 55 WWM. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd
7. De strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.
8. De op te leggen straf of maatregel
8.1 De gronden voor een straf of maatregel
De rechtbank houdt bij het bepalen van de straf en de hoogte daarvan rekening met de ernst van de bewezenverklaarde feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Voor dit feit zijn geen oriëntatiepunten vastgesteld, zodat de rechtbank de strafoplegging in vergelijkbare zaken in haar overwegingen zal betrekken.
Verdachte heeft een kast van een pistool, daarbij behorende munitie en een opsluitring van een pistool voorhanden gehad. Het voorhanden hebben van dergelijke wezenlijke onderdelen en hulpstukken van een vuurwapen, alsmede de daarbij behorende munitie brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich en maakt een ernstige inbreuk op de rechtsorde. Tevens veroorzaakt dergelijk handelen gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving. Gelet op de gevaarzetting die van vuurwapens uit gaat dient tegen het bezit daarvan streng te worden opgetreden.
De rechtbank heeft zich er rekenschap van gegeven dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest. De rechtbank heeft kennis genomen van het rapport van de reclassering.
Alles tegen elkaar afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een gevangenisstraf van na te melden duur dient te worden opgelegd. De rechtbank zal een deel van deze gevangenisstraf voorwaardelijk doen zijn, om verdachte ervan te weerhouden zich andermaal met feiten als de onderhavige in te laten.
8.2 De inbeslaggenomen goederen
De onder verdachte inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, vermeld op de beslaglijst onder de nummers 1 tot en met 6, dienen onttrokken te worden aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn daarvoor vatbaar, nu met betrekking tot een aantal van deze voorwerpen het sub 1 bewezen verklaarde is begaan en de gezamenlijkheid van de voorwerpen van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang.
9. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 36b, 36c en 91 Sr en artikel 3 WWM.
vrijspraak/bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het sub 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen, dat verdachte het sub 1 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte sub 1 meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
feit 1
het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder sub 1 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 2 maanden, waarvan 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter de tenuitvoerlegging gelast:
- omdat de veroordeelde verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
de inbeslaggenomen goederen
- verklaart onttrokken aan het verkeer de op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst genoemde voorwerpen, genummerd 1 tot en met 6.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Melaard, voorzitter, mr. J. Wentink en
mr. M.H. van der Lecq, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.M. Hoek, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 15 februari 2011.