ECLI:NL:RBALM:2011:BP5026
Rechtbank Almelo
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- mr. Elferink
- Rechtspraak.nl
Ongegrond verklaring verzetschrift tegen dwangbevel op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften
In deze zaak heeft de Rechtbank Almelo op 18 februari 2011 uitspraak gedaan over een verzetschrift dat was ingediend door betrokkene tegen de tenuitvoerlegging van een dwangbevel, uitgevaardigd door de officier van justitie te Leeuwarden op 7 oktober 2010. Het dwangbevel was gebaseerd op de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en betrof een administratieve sanctie die aan betrokkene was opgelegd voor een verkeersvoorschrift dat op 11 november 2009 in Voorburg was overtreden. Betrokkene betwistte de rechtmatigheid van de administratieve sanctie en het dwangbevel, maar de kantonrechter oordeelde dat hij de rechtmatigheid van de sanctie had moeten aanvechten door beroep in te stellen bij de officier van justitie, wat hij niet had gedaan.
De kantonrechter overwoog dat het verzet ontvankelijk was, omdat betrokkene tijdig in verzet was gekomen en het griffierecht had betaald. Echter, de gronden die gericht waren op de rechtmatigheid van de administratieve sanctie konden in deze procedure geen rol van betekenis spelen. De rechter stelde vast dat het dwangbevel correct was uitgevaardigd door de officier van justitie en dat de argumenten van betrokkene over de ondertekening en de rol van het CJIB niet opgingen. De kantonrechter concludeerde dat het dwangbevel op de juiste wijze was betekend en dat de werkzaamheden van het CJIB niet in de weg stonden aan de rechtmatigheid van het dwangbevel.
Uiteindelijk verklaarde de kantonrechter het verzet ongegrond, waarmee de tenuitvoerlegging van het dwangbevel werd bevestigd. De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig aanvechten van administratieve sancties en de rol van de officier van justitie in het proces.