RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht
zaaknummer: 117798 / KG ZA 11-15
datum vonnis: 21 februari 2011 (sr)
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Almelo, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
verder te noemen [eiseres],
advocaat: mr. D.G. Geerdink te Oldenzaal,
1. [gedaagde 1],
wonende te [woonplaats],
verder te noemen [gedaagde 1],
2. [gedaagde 2],
wonende te [woonplaats],
verder te noemen [gedaagde 2],
3. [gedaagde 3],
wonende te [woonplaats],
verder te noemen [gedaagde 3],
gedaagden,
verder gezamenlijk te noemen [gedaagden],
advocaat: mr. R.F.A. Rorink te Enschede.
1. De procedure
Eiseres heeft gevorderd als vermeld in de dagvaarding.
De zaak is behandeld ter terechtzitting van 7 februari 2011. Ter zitting zijn verschenen: [eiseres] vergezeld door mr. Geerdink en [gedaagden] vergezeld door mr. Rorink. De standpunten zijn toegelicht.
Het vonnis is bepaald op vandaag.
2. De feiten
2.1. [eiseres] is getrouwd met [gedaagde 1]. [gedaagde 2] is hun zoon en [gedaagde 3] hun schoondochter.
2.1 [eiseres] en [gedaagde 1] zijn met ingang van 1 januari 1990 een overeenkomst van maatschap aangegaan en hebben hiertoe op 2 juli 1990 een maatschapsakte ondertekend. Per 1 januari 1994 is [gedaagde 2] tot de maatschap toegetreden, hetgeen schriftelijk is vastgelegd bij maatschapsakte van 7 juli 1995. Per 1 januari 2004 is [gedaagde 3] tot de maatschap toegetreden. Hiertoe hebben partijen op 28 september 2004 een maatschapsakte ondertekend.
2.2 Partijen exploiteren een agrarisch bedrijf, staande en gelegen aan de [adres] te [plaats]. De melkveehouderij is van oudsher de belangrijkste bedrijfstak op het agrarisch bedrijf van maatschap [L].
2.3 In 2005 heeft het Centrum voor Allergologie Twente e.o. vastgesteld dat [gedaagde 2] lijdt aan allerlei lichamelijke klachten vanwege contact met (melk)koeien.
2.4 [gedaagden] zijn voornemens de melkveehouderij te beëindigen en het melkquotum te vervreemden dan wel te verleasen. [eiseres] is als enige maat niet bereid hiervoor toestemming te verlenen.
2.5 Op 30 augustus 2010 is [eiseres] in kort geding gedagvaard door [gedaagden], waarbij [gedaagden] de voorzieningenrechter kortweg hebben verzocht om [eiseres] te veroordelen om binnen vijf dagen na betekening van het te wijzen vonnis haar volledige medewerking te verlenen aan het ontmantelen van de melkrundveehouderij. Bij vonnis van 13 oktober 2010 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank deze vordering afgewezen.
2.6 Bij brief d.d. 21 oktober 2010 hebben [gedaagden] de maatschap aan [eiseres] opgezegd, primair met onmiddellijke ingang, subsidiair tegen 1 januari 2011 en meer subsidiair tegen de eerstkomende datum waarop de maatschap rechtsgeldig aan [eiseres] zou kunnen worden opgezegd.
2.7 Bij brief d.d. 16 november 2010 heeft [eiseres] aan [gedaagden] medegedeeld niet akkoord te gaan met de opzegging van de maatschap.
3. Het geschil in conventie
3.1. [eiseres] vordert -kort gezegd- [gedaagden] te veroordelen om binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis schriftelijk aan [eiseres] mede te delen dat de opzegging van de maatschapsovereenkomst wordt ingetrokken, op straffe van verbeurte van een dwangsom althans [gedaagden] te verbieden besluiten te nemen die leiden tot ontmanteling van de melkveehouderij dan wel tot samenwerking met de buurman de heer [O] op welke wijze dan ook, totdat daarover uiteindelijk een definitief besluit is genomen door de nog drie in te schakelen arbiters, eveneens op straffe van verbeurte van een dwangsom, althans een zodanige beslissing te nemen als de voorzieningenrechter juist acht. Tevens vordert [eiseres] compensatie van de kosten gelet op de onderlinge verhoudingen van partijen.
3.2 [eiseres] stelt daartoe dat sprake is van een zakelijk geschil over de verdere voortzetting van de maatschap. Opzegging van de maatschap geschiedt op basis van onjuiste en onware feiten en is enkel bedoeld om haar uit de maatschap te stoten, zodat met name [gedaagde 2] zijn gang kan gaan met de ontmanteling van de melkveehouderij dan wel met de samenwerking met een buurman waarmee [eiseres] de samenwerking niet ziet zitten. In casu is sprake van een geschil dat conform de maatschapsake dient te worden voorgelegd aan drie arbiters. [gedaagden] handelen onrechtmatig jegens haar althans in strijd met de maatschapsakte door deze maatschapsakte op te zeggen met onmiddellijke ingang dan wel op zeer korte termijn en zich daarbij te bedienen van onjuiste en onware argumenten. Ook overigens is de opzegging van de maatschapsovereenkomst in strijd met de redelijkheid en billijkheid. [eiseres] heeft immers ruim 45 jaren gewerkt om het bedrijf te maken wat het nu is.
3.3 [gedaagden] hebben de vorderingen van [eiseres] gemotiveerd betwist en geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van [eiseres], althans tot afwijzing van haar vorderingen, met veroordeling van [eiseres] in de kosten van deze procedure. In het navolgende zal de voorzieningenrechter voor zover nodig nader op dat verweer ingaan.
4. Het geschil in reconventie
4.1 [gedaagden] vorderen -kort gezegd- [eiseres] te veroordelen om binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis haar volledige medewerking te verlenen aan het wijzigen van de exploitatie van het agrarisch bedrijf van de maatschap [L], onder meer -doch niet beperkt tot- de vervreemding van het melkquotum, één en ander in lijn met het bedrijfsplan van de GIBO Groep d.d. december 2010, op straffe van verbeurte van een dwangsom. Tevens vorderen [gedaagden] een machtiging om mede namens [eiseres] al te doen en/of na te laten hetgeen nuttig of noodzakelijk is voor de wijziging van de bedrijfsvoering als verwoord in voornoemd bedrijfsplan indien [eiseres] weigerachtig is haar medewerking te verlenen na ommekomst van een termijn van een maand na betekening van dit vonnis. Daarnaast vorderen [gedaagden] veroordeling van [eiseres] in de kosten van dit geding.
4.2 [gedaagden] stellen daartoe dat van hen niet gevergd kan worden dat de maatschap nog langer stil blijft staan nu stilstand schadelijk is gebleken voor het bedrijf. Daarnaast is [eiseres] gelet op artikel 10 van de maatschapsakten gehouden mee te werken aan de overdracht van de bedrijfsactiva.
4.3 [eiseres] heeft de vorderingen van [gedaagden] gemotiveerd betwist en geconcludeerd tot afwijzing van haar vorderingen. In het navolgende zal de voorzieningenrechter voor zover nodig nader op dat verweer ingaan.
5. De beoordeling in conventie
5.1 Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft [eiseres] voldoende aannemelijk gemaakt spoedeisend belang te hebben bij onderhavige vordering. Op 20 januari 2011 hebben [gedaagden] een bedrijfsplan van GIBO Groep d.d. 10 december 2010 aan [eiseres] gezonden. Dit bedrijfsplan ziet op een wijziging van de bedrijfsvoering van de maatschap, waarmee [eiseres] het niet eens is. [eiseres] wenst mee te beslissen over de toekomstige koers van de maatschap, waarmee het spoedeisend belang van [eiseres] bij de gevraagde voorziening is gegeven. Daarmee komt de voorzieningenrechter toe aan een materiële beoordeling van het geschil.
5.2 Kern van dit geschil is terug te voeren op de vraag of de maatschap rechtsgeldig aan [eiseres] is opgezegd.
5.3 De rechten en verplichtingen van de maten jegens elkaar worden beheerst door de onder 2.1 genoemde maatschapsakten. Ingevolge artikel 10 lid 1 sub b van de maatschapsakte d.d. 28 september 2004 eindigt de maatschap ten aanzien van de vennoot in wiens persoon de oorzaak van de beëindiging is gelegen door opzegging wanneer op grond van enig handelen of nalaten door een vennoot, al dan niet in strijd met de maatschapsbepalingen, of op grond van gewichtige redenen, als bedoeld in artikel 7a:1684 van het Burgerlijk Wetboek, onverminderd het bepaalde in artikel 8, van de andere vennoot redelijkerwijze niet gevergd kan worden dat hij de maatschap met de eerstgenoemde vennoot voortzet.
5.4 [gedaagden] hebben bij brief d.d. 21 oktober 2010 de maatschap aan [eiseres] opgezegd. In deze brief stellen [gedaagden] dat [eiseres] al jaren niet meer meewerkt in de maatschap en ook niet betrokken is bij de besluitvorming dienaangaande. Een maatschap is een samenwerkingsovereenkomst tussen de maten, die gehouden zijn hun kennis, arbeid en vlijt in te brengen, hetgeen [eiseres] al jaren niet meer doet. Daarnaast verzet [eiseres] zich op onzakelijke gronden tegen voorgenomen ondernemersbeslissingen, die door [gedaagden] worden gewenst, en die onder de gegeven omstandigheden door hen nuttig en noodzakelijk worden geacht. [gedaagden] stellen dat sprake is van zodanige omstandigheden, dat de conclusie gerechtvaardigd is dat door [eiseres] gehandeld is en gehandeld wordt in strijd met de maatschapsbepalingen, zonder dat uitzicht is op verbetering. Ook voor het overige is sprake van zodanige gewichtige redenen dat van [gedaagden] redelijkerwijs niet gevergd kan worden dat zij de maatschap met [eiseres] voortzetten, aldus [gedaagden].
5.5 [eiseres] stelt daarentegen dat zij actief maatschapslid is en actief meedenkt voor wat betreft het besturen van de maatschap. [eiseres] heeft de maatschap opgebouwd gedurende een groot aantal jaren. Zij is juridisch mede-eigenaar. De opzegging heeft enkel en alleen tot doel om de bepalingen van de maatschapsakte te omzeilen, haar monddood te maken en haar rechten te ontnemen.
5.6 De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat [gedaagden] met de door hen aangevoerde feiten en omstandigheden voldoende hebben onderbouwd dat van hen redelijkerwijs niet gevergd kan worden dat zij de maatschap met [eiseres] voortzetten. Een werkbare invulling van de maatschapsovereenkomst vergt een goede samenwerking tussen partijen. Partijen hebben er blijk van gegeven gedurende een aantal jaren niet in staat te zijn om overeenstemming te bereiken over de (toekomstige) exploitatie van de maatschap. [gedaagden] hebben getracht een herstel van de onderlinge verhoudingen te bewerkstelligen alvorens tot opzegging te besluiten. Diverse opties om de bedrijfsvoering te wijzigen zijn onderzocht, diverse familiebesprekingen zijn gevoerd en geprobeerd is het geschil met behulp van mediation op te lossen. Er is thans sprake van een patstelling. Onder deze omstandigheden acht de voorzieningenrechter het niet aannemelijk dat de nog in te schakelen arbiters tot de conclusie komen dat de opzegging door [gedaagden] aan [eiseres] naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. De vordering van [eiseres] om [gedaagden] te veroordelen om binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis schriftelijk aan haar mede te delen dat de opzegging van de maatschapsovereenkomst wordt ingetrokken, zal dan ook worden afgewezen, nog los van de vraag of toewijzing van de vordering een constitutieve beslissing zou zijn.
5.7 Het vorenstaande neemt niet weg dat bij de opzegging een redelijke termijn in acht moet worden genomen. Bij de boordeling welke termijn redelijk is moeten opnieuw alle omstandigheden van het geval worden betrokken en de wederzijdse belangen van partijen worden afgewogen. Bij brief d.d. 21 oktober 2010 hebben [gedaagden] de maatschap aan [eiseres] opgezegd, primair met onmiddellijke ingang, subsidiair tegen 1 januari 2011 en meer subsidiair tegen de eerstkomende datum waarop de maatschap rechtsgeldig aan [eiseres] zou kunnen worden opgezegd. De maatschapsovereenkomsten bevatten geen bepaling over de lengte van de opzegtermijn aan een vennoot. Gelet op de langdurige samenwerking tussen partijen acht de voorzieningenrechter een opzegging met onmiddellijke ingang en een opzegging tegen 1 januari 2011 voorshands onredelijk kort. De voorzieningenrechter is van oordeel dat dit kort geding zich niet leent voor de vraag welke opzegtermijn wel passend is.
Een nader onderzoek hieromtrent acht de voorzieningenrechter noodzakelijk. Een arbitrageprocedure is daarvoor de voor de hand liggende weg, te meer nu partijen het erover eens zijn dat geschillen de maatschapsovereenkomst betreffende door arbiters moeten worden beslecht.
5.8 Zolang in de arbitrageprocedure nog niet is beslist over de vraag of de maatschap rechtsgeldig aan [eiseres] is opgezegd en zo ja, per wanneer acht de voorzieningenrechter het van belang dat geen onomkeerbare maatregelen door de maatschap worden genomen. De vordering van [eiseres] om [gedaagden] te verbieden besluiten te nemen die leiden tot ontmanteling van de melkveehouderij dan wel tot samenwerking met de buurman de heer [O] op welke wijze dan ook, totdat daarover uiteindelijk een definitief besluit is genomen door de nog drie in te schakelen arbiters, zal derhalve worden toegewezen. De voorzieningenrechter verbindt hieraan wel de voorwaarde dat [eiseres] binnen vier weken na heden een aanvang met de arbitrageprocedure moet hebben gemaakt. De gevorderde dwangsom zal worden beperkt als na te melden.
5.9 Gelet op de familie-relatie tussen partijen, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de proceskosten te compenseren in die zin dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.
6. De beoordeling in reconventie
6.1 Het spoedeisend belang vloeit voort uit de vordering en de stellingen van [gedaagden]
6.2 Zoals onder 2.5 overwogen heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank bij vonnis van 13 oktober 2010 de vordering van [gedaagden]om [eiseres] te veroordelen om binnen vijf dagen na betekening van het te wijzen vonnis haar volledige medewerking te verlenen aan het ontmantelen van de melkrundveehouderij afgewezen. De voorzieningenrechter heeft daarbij onder meer overwogen dat [gedaagden] geen deskundigenadvies hebben overgelegd waaruit blijkt wat bedrijfseconomisch gezien het beste is voor de maatschap.
6.3 [gedaagden] hebben thans een bedrijfsplan van GIBO Groep d.d. 10 december 2010 overgelegd. [eiseres] heeft een reactie van haar adviseur [K] op dit bedrijfsplan overgelegd. De GIBO Groep heeft op 2 februari 2011 hierop gereageerd. Hiermee is naar het oordeel van de voorzieningenrechter nog immer onvoldoende onderzocht of vaststaand wat de beste koers van de maatschap voor de toekomst is. Derhalve kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter ook thans geen verantwoord onderbouwde beoordeling worden gegeven voor toewijzing van het door [gedaagden] gevorderde. Ook hiervoor is de arbitrageprocedure de voor de hand liggende weg.
6.4 Gelet op de familie-relatie tussen partijen, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de proceskosten te compenseren in die zin dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.
in conventie
I. Verbiedt [gedaagden], tenzij binnen vier weken na heden door [eiseres] geen aanvang is gemaakt met de arbitrageprocedure, besluiten te nemen die leiden tot ontmanteling van de melkveehouderij dan wel tot samenwerking met de buurman de heer [O] op welke wijze dan ook, totdat daarover een definitief besluit is genomen door de nog drie in te schakelen arbiters, zulks op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 per dag na betekening van dit vonnis, en zulks tot een maximum van € 100.000,00.
II. Compenseert de proceskosten van deze procedure tussen parijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
III. Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
IV. Wijst af het meer of anders gevorderde af.
in reconventie
V. Wijst de vorderingen af.
VI. Compenseert de proceskosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. M.M. Verhoeven, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 februari 2011, in tegenwoordigheid van de griffier.