ECLI:NL:RBALM:2011:BP5661

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
23 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
110932 / HA ZA 10-440
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Hangelbroek
  • A. van der Veer
  • J. Vermeulen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkoop van bouwterrein voor de ontwikkeling van een recreatiepark met vertragingsrente bij uitblijven bouwvergunning

In deze zaak gaat het om de verkoop van een bouwterrein voor de ontwikkeling van een recreatiepark, inclusief een bouwvergunning. De eiseres, Hendrick Staete Vastgoed B.V., heeft een vordering ingesteld tegen de gedaagden, die deel uitmaakten van de voormalige vennootschap onder firma 'Ontwikkelcombinatie Ooltgensplaat'. De kern van het geschil betreft de interpretatie van de koopovereenkomst van 14 februari 2008, waarin is vastgelegd dat de gedaagden een vertragingsrente van 8% per jaar verschuldigd zijn indien de onherroepelijke bouwvergunning uitblijft. De rechtbank heeft vastgesteld dat de term 'bouwvergunning' in de overeenkomst moet worden gelezen als 'onherroepelijke bouwvergunning'. Aangezien deze nog niet was verleend, was de vertragingsrente verschuldigd. De cessie van de rentevordering van de oorspronkelijke verkoper aan de eiseres voldeed aan de wettelijke eisen, waardoor de vordering van de eiseres werd toegewezen. De rechtbank oordeelde dat de gedaagden hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de betaling van de opengevallen contractuele rente en de wettelijke rente over het verschuldigde bedrag. De gedaagden werden ook veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht
zaaknummer: 110932 / HA ZA 10-440
datum vonnis: 23 februari 2011 (wh)
Vonnis van de rechtbank Almelo, meervoudige kamer voor burgerlijke zaken, in de zaak van:
de besloten vennootschap
Hendrick Staete Vastgoed B.V.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
eiseres,
advocaat: mr. H. Stroeve te Den Haag,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CM Investments B.V.,
gevestigd te Enter,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Doublenn Real Estate B.V.,
gevestigd te Oldenzaal,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Dagga Invest B.V.,
gevestigd te Hengelo,
gedaagden,
advocaat: mr. J. Schutrups te Enschede.
1. Het procesverloop
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
- dagvaarding,
- conclusie van antwoord
- conclusie van repliek, tevens akte vermeerdering van eis,
- conclusie van dupliek, tevens antwoordakte vermeerdering van eis,
- akte uitlaten producties.
1.2. Na wisseling van deze stukken heeft de rechtbank vonnis bepaald.
2. De feiten
De volgende feiten kunnen als vaststaand worden aangenomen:
- Gedaagden waren vennoten van de voormalige, met ingang van 31 december 2008 opgeheven, vennootschap onder firma ‘Ontwikkelcombinatie Ooltgensplaat’, verder aan te duiden als ‘de vof’.
- Op 14 februari 2008 heeft de vof twee percelen bouwterrein nabij Ooltgensplaat, verder aan te duiden als ‘het bouwterrein’ verkocht aan de besloten vennootschap Vastgoed Solide Maatschappij beleggingen B.V., verder te noemen VSM.
- De schriftelijke koopovereenkomst bevat onder meer de volgende passages:
“Object:
Het betreft hier de onbebouwde grond kadastraal bekend gemeente Ooltgensplaat sectie [nrs] samen groot 46.470 m2. Waarbij de grond wordt ingebracht met een bouwvergunning voor 82 recreatiebungalows met mogelijkheid van 365 dagen recreatie conform de tekeningen van P.A.M. Teunissen Architectenbureau B.V. d.d. 18-09-2007. De kosten voor planvorming tot moment van levering zijn bij de koopsom inbegrepen. In de kosten van planvorming zijn de bouwvergunningsleges niet inbegrepen.
Koopsom:
€ 2.400.000 k.k. te vermeerderen met BTW.
(…..)
Datum eigendomsoverdracht en betaling
De overdracht van het bouwterrein inclusief het daarop vergunde plan voor de realisatie van 82 recreatiebungalows zal plaatsvinden direct na het verkrijgen door verkoper van de onherroepelijke bouwvergunning doch uiterlijk per 2 april 2008.
(…..)
Ingebrekestelling, verzuim, ontbinding en boete
(…..)
Indien V.o.f. Ontwikkelcombinatie Ooltgensplaat verlenging heeft verleend van de leveringsdatum 2 april 2008 is koper een rentevergoeding ad 8% per jaar over de koopsom verschuldigd die ingaat op 2 april 2008 of zoveel eerder als op basis van afgifte van de bouwvergunning kan worden geleverd en eindigt op de dag van betaling.
Verkoper is koper een rentevergoeding verschuldigd ad. 8% per jaar over de koopsom zodra de levering heeft plaatsgevonden en bouwvergunning nog niet is meegeleverd. Deze rentevergoeding eindigt bij de verkrijging van de bouwvergunning.”.
- De vof heeft het bouwterrein aan VSM geleverd op 14 april 2008.
- De eerste fase van de bouwvergunning is verleend op 10 juni 2008. De bouwvergunning tweede fase is verleend op 30 juli 2008. Tegen deze vergunningen zijn door belanghebbenden bezwaren ingediend.
- VSM heeft bij de vof aanspraak gemaakt op vergoeding van 8% rente over de koopsom, op grond van de desbetreffende passage in de overeenkomst (inhoudende “Verkoper is koper een rentevergoeding verschuldigd ad. 8% per jaar over de koopsom zodra de levering heeft plaatsgevonden en bouwvergunning nog niet is meegeleverd.”) en op grond, dat op 14 april 2008, op welke datum het bouwterrein door de vof aan VSM werd overgedragen, nog geen onherroepelijke bouwvergunning was afgegeven. De vof heeft de rente over de eerste twee maanden na 14 april 2008 aan VSM voldaan.
- Bij factuur van 10 juli 2008 heeft VSM aan de vof rentekosten in rekening gebracht ad € 30.933,33, onder vermelding van ‘bouwgrond Ooltgensplaat sectie [nrs] en ‘ontvangen bouwvergunning’.
- Bij brief van 21 augustus 2008 aan de vof heeft VSM die nota gecrediteerd. De brief bevat, voor zover hier van belang, onder meer de volgende passage: “De rente zoals Vastgoed Solide Maatschappij beleggingen B.V. conform de overeenkomst in rekening had gebracht zal worden gecrediteerd. De rekening inzake de Artist Impression zal door Vof Ontwikkelingscombinatie Ooltgensplaat worden voldaan.”
- Op 7 oktober 2009 heeft VSM het bouwterrein verkocht en geleverd aan eiseres. Daarbij werd onder meer overeengekomen, dat het terrein aan eiseres werd verkocht inclusief bouwvergunning, en dat de rentevordering van VSM op de vof aan eiseres zou worden gecedeerd.
- Bij akte van cessie, eveneens van 7 oktober 2009, zijn VSM en eiseres overeengekomen als volgt:
“- dat op 14 februari 2008 een koopakte is getekend tussen VSM en de v.o.f. Ontwikkelcombinatie Ooltgensplaat (….)
- dat in de koopakte van 14 februari 2008 tussen VSM en de VOF de volgende afspraak is gemaakt: ‘Verkoper is koper een rentevergoeding verschuldigd ad. 8% per jaar over de koopsom zodra de levering heeft plaatsgevonden en bouwvergunning nog niet is meegeleverd. Deze rentevergoeding eindigt bij de verkrijging van de onherroepelijke bouwvergunning.’
- dat VSM nog geen onherroepelijke bouwvergunning heeft en conform de koopakte vanaf datum levering 14 april 2008 VSM recht heeft op 8% van 2.400.000,- vanaf 14 april 2008 tot het verkrijgen van de onherroepelijke bouwvergunning en er thans sprake is van een aanzienlijke vordering die zij heeft op de VOF. Hierna te noemen “de Vordering”;
- dat de VOF twee maanden contractuele rente heeft afgerekend met VSM, namelijk over de periode van 14 april 2008 tot en met 14 juni 2008.
- dat Hendrick Staete (eiseres) per 7 oktober 2009 de nieuwe eigenaar is van de grond.
- dat VSM en Hendrick Staete met elkaar zijn overeengekomen de gemaakte afspraak over de rentevergoeding en de Vordering aan Hendrick Staete over te dragen, zulks onder de hierna te melden bepalingen, teneinde te bewerkstelligen dat:
Hendrick Staete ten aanzien van de Vordering en de gemaakte afspraak over de rentevergoeding juridisch in de rechten en plichten van VSM jegens de VOF treedt;
Cessie.
Artikel 1.
1.1 VSM levert hierbij de Vordering en de gemaakte afspraak over de rentevergoeding aan Hendrick Staete, die hierbij van VSM de levering van de Vordering en de gemaakte afspraak over de rentevergoeding aanvaardt, zulks onder de in deze akte opgenomen bepalingen.
Ontbinding.
Artikel 2.
Partijen doen hierbij afstand van het recht ontbinding van de aan deze cessie ten grondslag liggende overeenkomst te vorderen.”
- Op 8 december 2009 heeft het College van B&W van de gemeente Oostflakkee de bouwvergunning ‘alsnog’ geweigerd. Op het door VSM tegen dat besluit ingestelde beroep is nog niet beslist.
- Bij brief van 17 februari 2010 heeft eiseres de cessie aan gedaagden meegedeeld en aanspraak gemaakt op nakoming van de renteverplichting. Namens alle vennoten van de vof heeft [V] bij brief van 2 maart 2010 geweigerd om aan de vordering van eiseres te voldoen.
3. De vordering
3.1. Op grond van het voorgaande maakt eiseres in dit geding aanspraak op de nakoming door gedaagden van hun jegens VSM aangegane,en door VSM aan eiseres gecedeerde verplichting tot rentebetaling als volgt.
3.2. Eiseres vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
- voor recht te verklaren dat de koopovereenkomst van 14 februari 2008 zo uitgelegd dient te worden dat gedaagden 8% rente per jaar verschuldigd zijn over de koopsom zolang nog niet een onherroepelijke bouwvergunning verkregen is,
- gedaagden hoofdelijk, des dat door betaling van de één, de ander zal zijn bevrijd, te veroordelen om aan eiseres de opengevallen contractuele rente ad € 344.260,50 tot 31 maart 2010, te voldoen,
- gedaagden hoofdelijk, des dat door betaling van de één, de ander zal zijn bevrijd, te veroordelen om maandelijks de na 31 maart 2010 verschuldigde rente te voldoen, althans op andere door de rechtbank in goede justitie vast te stellen wijze,
- gedaagden hoofdelijk, des dat door betaling van de één, de ander zal zijn bevrijd, te veroordelen om aan eiseres te voldoen de wettelijke (handels)rente over de openstaande vordering vanaf 2 maart 2010 en vanaf opeisbaarheid van de daarna nog verschuldigde termijnen tot aan de dag der algehele voldoening,
- met veroordeling van gedaagden in de kosten van deze procedure, eveneens hoofdelijk en uitvoerbaar bij voorraad.
4. De verweren
4.1. Gedaagden hebben de vorderingen gemotiveerd betwist. De verweren kunnen worden samengevat als volgt. Primair voeren gedaagden aan, dat tussen hen en VSM is overeengekomen dat de rentevergoeding (slechts) verschuldigd zou zijn tot het moment van verkrijging van een bouwvergunning, en dus niet het verkrijgen van een onherroepelijke bouwvergunning. Subsidiair stellen gedaagden, dat uit de feitelijke gang van zaken volgt, dat de partijen bij die overeenkomst hebben bedoeld dat sprake zou zijn van een rentevergoeding tot het moment van verkrijging van de bouwvergunning.
4.2. Meer subsidiair betwisten gedaagden dat de rentevergoeding (mee) is overgedragen bij de leveringsakte van 17 oktober 2009, en dat de rechtsverhouding tussen gedaagden en VSM aan eiseres had moeten zijn overgedragen door contractsovername als bedoeld in artikel 6:159 BW. Er is geen rechtsgeldige cessie tot stand gekomen omdat cessie van de rentevergoeding niet mogelijk was zonder (gelijktijdige) overname van het recht op de bouwvergunning, waarmee de rentevergoeding onlosmakelijk is verbonden. VSM was niet bevoegd om de rentevordering te cederen. De gecedeerde vordering bestaat in feite niet, zodat aan de overeenkomst van cessie geen, althans geen voldoende bepaalde geldige titel ten grondslag ligt. Nu geen overdracht van de rentevordering aan eiseres heeft plaatsgevonden, ligt het recht op de rentevordering nog steeds bij VSM. Ook omdat VSM nog geen onherroepelijke bouwvergunning heeft verkregen ligt het recht op een eventuele rentevergoeding nog steeds bij VSM.
4.3. Voorts voeren gedaagden aan, dat VSM de plannen tot ontwikkeling van de grond heeft veranderd, namelijk van een bungalowpark met recreatieve bestemming in een voorziening tot tijdelijke huisvesting van buitenlandse werknemers, tegen welke wijziging bezwaren zijn gerezen, waarna een onherroepelijke bouwvergunning alsnog werd geweigerd. Aangezien gedaagden op die wijziging van de plannen geen invloed hadden, valt het niet verkrijgen van een onherroepelijke bouwvergunning toe te rekenen aan VSM. Onder die omstandigheden is naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid de overeengekomen regeling van de rentevergoeding niet langer van toepassing.
4.4. Gedaagden stellen zich verder op het standpunt, dat de ingangsdatum van een eventueel verschuldigde rentevergoeding niet 15 juni 2008, maar 15 augustus 2008 is, omdat VSM de rentenota over juli en augustus 2008 heeft gecrediteerd, zodat voor die maanden geen vordering meer bestaat. De desbetreffende brief van VSM d.d. 21 augustus 2008 bevat met betrekking tot dit punt de volgende passage: “De rente zoals Vastgoed Solide Maatschappij Beleggingen B.V. conform de overeenkomst in rekening had gebracht zal worden gecrediteerd. Deze nota, gedateerd 10 juli 2008, bedraagt € 30.933,33, welk bedrag in mindering strekt op de door eiseres nu gevorderde hoofdsom van € 344.260,50. De tot 31 maart 2010 verschuldigde rente kan daarom niet meer bedragen dan € 313.327,17 .
4.5. En tenslotte hebben gedaagden bezwaar gemaakt tegen de gevorderde uitvoerbaarverklaring bij voorraad van dit vonnis. Gedaagden stellen dat, gezien het tijdsverloop tussen 14 juni 2008, sedert welke datum eiseres recht meent te hebben op de in dit geding gevorderde rente, en 19 april 2010, toen de dagvaarding werd uitgebracht, eiseres kennelijk niet zo’n groot belang heeft bij spoedige beschikbaarheid van het gevorderde bedrag, dat niet eerst een behandeling van de zaak in hoger beroep zou kunnen worden afgewacht. Daarnaast wijzen gedaagden op het risico, dat na tenuitvoerlegging van een toewijzend vonnis in eerste aanleg, eiseres na vernietiging van dat vonnis in appel niet in staat zal zijn tot restitutie.
5. De beoordeling
5.1. Het primaire verweer, dat tussen enerzijds de vof (gedaagden) en anderzijds VSM is overeengekomen dat de rentevergoeding (slechts) verschuldigd zou zijn tot het moment van verkrijging van een bouwvergunning, en dus niet het verkrijgen van een onherroepelijke bouwvergunning, moet worden verworpen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt. Gedaagden en VSM hebben in de door hen op 14 februari 2008 gesloten koopovereenkomst uitdrukkelijk onderscheid gemaakt tussen twee mogelijkheden; ten eerste levering van de grond in de periode van de datum van het contract, 14 februari 2008, tot en met 2 april 2008, en ten tweede levering van de grond op een na 2 april 2008 gelegen tijdstip.
5.2. Met betrekking tot de periode tot en met 2 april 2008 is van doorslaggevend belang de volgende passage in het contract:
“Datum eigendomsoverdracht en betaling
De overdracht van het bouwterrein inclusief het daarop vergunde plan voor de realisatie van 82 recreatiebungalows zal plaatsvinden direct na het verkrijgen door verkoper van de onherroepelijke bouwvergunning doch uiterlijk per 2 april 2008.”
De woorden ‘direct na het verkrijgen door verkoper (de vof) van de onherroepelijke bouwvergunning’ zijn niet voor tweeërlei uitleg vatbaar:. Hier staat duidelijk dat de grond uiterlijk op 2 april 2008 zal worden overgedragen nadat de verkoper (de vof) een onherroepelijke bouwvergunning zal hebben verkregen.
5.3. Met betrekking tot overdracht van de grond na 2 april 2008 zijn partijen een ander regime overeengekomen. Indien de grond na die datum wordt overgedragen geldt de volgende tekst:
“Indien V.o.f. Ontwikkelcombinatie Ooltgensplaat verlenging heeft verleend van de leveringsdatum 2 april 2008 is koper een rentevergoeding ad 8% per jaar over de koopsom verschuldigd die ingaat op 2 april 2008 of zoveel eerder als op basis van afgifte van de bouwvergunning kan worden geleverd en eindigt op de dag van betaling.
Verkoper is koper een rentevergoeding verschuldigd ad. 8% per jaar over de koopsom zodra de levering heeft plaatsgevonden en bouwvergunning nog niet is meegeleverd. Deze rentevergoeding eindigt bij de verkrijging van de bouwvergunning.”
5.4. Omdat de vof de grond op 14 april 2008 aan VSM heeft geleverd is de hiervoor in rechtsoverweging 5.3 weergegeven passage van toepassing, De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt. De kennelijke strekking van de koopovereenkomst tussen de vof en VSM was om het verkochte bouwterrein winstgevend te ontwikkelen door daarop een recreatiepark aan te leggen. Het koopcontract heeft kennelijk geen andere economische ratio dan de ontwikkeling van zo’n park, waarvoor de plannen reeds vanaf 2007 in ontwikkeling waren; de vof vroeg voor dit project immers al op 18 september 2007 een bouwvergunning aan. Echter, zonder onherroepelijke bouwvergunning kan redelijkerwijze niet met de aanleg en de bouw worden gestart omdat, zolang tegen de afgegeven bouwvergunning(en) nog bezwaar en beroep openstaan, het risico bestaat dat een afgegeven bouwvergunning later alsnog wordt vernietigd, met onder meer als rechtsgevolg dat op dat moment reeds uitgevoerde bouwwerkzaamheden ongedaan moeten worden gemaakt, omdat immers de voor die bouwwerkzaamheden vereiste vergunning alsnog is komen te ontbreken. Zolang een onherroepelijke bouwvergunning na 2 april 2008 uitbleef zou VSM dus vertragingsschade lijden, doordat zij redelijkerwijs niet direct met de bouw zou kunnen beginnen, maar (langer) diende te wachten op een onherroepelijke bouwvergunning.
5.5. Voor die situatie, die zich ook in feite heeft gerealiseerd (een onherroepelijke bouwvergunning ontbreekt immers nog steeds), hebben partijen kennelijk door middel van de hiervoor onder 5.3. weergegeven passage aan VSM compensatie willen bieden voor vertragingsschade als voormeld, namelijk in de vorm van de overeengekomen rentevergoeding van 8% per jaar over de koopsom, welke rentevergoeding zou eindigen bij de verkrijging van de bouwvergunning, aldus het contract. Naar het oordeel van de rechtbank valt deze passage in de overeenkomst, gezien de hiervoor geschetste context en de kennelijke strekking van de overeenkomst, redelijkerwijs slechts aldus te begrijpen, dat de hier in het contract gebezigde term ‘bouwvergunning’ moet worden gelezen als onherroepelijke bouwvergunning. Immers, de door VSM te lijden vertragingsschade zou niet, althans zeer onvolledig, worden gecompenseerd als, zoals gedaagden beweren, de duur van de rentevergoeding zou worden beperkt tot het moment van afgifte van een bouwvergunning, waartegen nog bezwaar en beroep openstonden, aangezien VSM op dat moment redelijkerwijs nog steeds niet kon gaan bouwen. Een dergelijk arrangement ligt niet in de rede. Gedaagden lichten ook niet toe waarom eiseres bij levering van de grond op of eerder dan 2 april 2008 wèl recht zou hebben op een door gedaagden te verschaffen onherroepelijke bouwvergunning, en in de periode daarna niet meer.
5.6. De rechtbank is daarom van oordeel dat de overeengekomen rentevergoeding krachtens de overeenkomst pas eindigt na verkrijging van een onherroepelijke bouwvergunning. Alleen dan kan, zoals de tussen gedaagden en VSM gesloten koopovereenkomst kennelijk heeft beoogd, de vertragingsschade worden gecompenseerd, die VSM heeft geleden en zal lijden doordat zij, en zolang als zij, na 2 april 2008 wegens het uitblijven van een onherroepelijke bouwvergunning niet met de aanleg van het park zou kunnen beginnen. Anders dan gedaagden hebben aangevoerd volgt uit de feitelijke gang van zaken geenszins, dat de partijen bij de overeenkomst (de vof en VSM) hebben bedoeld dat slechts sprake zou zijn van een rentevergoeding tot het moment van verkrijging van een bouwvergunning.
5.7. Meer subsidiair hebben gedaagden betwist dat de rentevergoeding (mee) is overgedragen aan eiseres bij de leveringsakte van 17 oktober 2009, en dat de rechtsverhouding tussen gedaagden aan VSM (daarom) aan eiseres had moeten zijn overgedragen door contractsovername als bedoeld in artikel 6:159 BW. Er is volgens gedaagden geen rechtsgeldige cessie tot stand gekomen omdat cessie van de rentevergoeding niet mogelijk was zonder (gelijktijdige) overname van het recht op de bouwvergunning, waarmee de rentevergoeding onlosmakelijk is verbonden.
5.8. De rechtbank kan die redenering niet volgen. De gecedeerde vordering is in het leven geroepen door de oorspronkelijke koopovereenkomst tussen gedaagden en VSM, die aan VSM ter compensatie van vertragingsschade, zoals hiervoor omschreven, heeft toegekend in de vorm van een rentevergoeding. VSM kon en mocht het recht, om die rentevergoeding op te eisen, cederen aan eiseres. Zij heeft dat ook gedaan en daarbij de voorgeschreven vormen in acht genomen. Contractsovername krachtens artikel 6:159 BW was niet vereist.
5.9. Voorts betogen gedaagden, dat de gecedeerde vordering in feite niet bestaat, zodat aan de overeenkomst van cessie geen, althans geen voldoende bepaalde geldige titel ten grondslag ligt. Nu geen overdracht van de rentevordering aan eiseres heeft plaatsgevonden, ligt het recht op de rentevordering nog steeds bij VSM. Ook omdat VSM nog geen onherroepelijke bouwvergunning heeft verkregen ligt het recht op een eventuele rentevergoeding nog steeds bij VSM, aldus gedaagden.
5.10. Ook deze visie kan de rechtbank niet delen. De onderhavige, in dit geding tegen gedaagden ingestelde vordering tot betaling van een rentevergoeding berust op een cessie van die vordering door VSM aan eiseres. De cessie voldoet, zoals hiervoor onder 5.8. reeds werd overwogen, aan de wettelijke vereisten. De door VSM en eiseres beoogde titel van die cessie is in de desbetreffende akte adequaat en ook overigens in overeenstemming met de wettelijke eisen beschreven, met name in de volgende passage: “dat VSM en Hendrick Staete met elkaar zijn overeengekomen de gemaakte afspraak over de rentevergoeding en de Vordering aan Hendrick Staete over te dragen, zulks onder de hierna te melden bepalingen, teneinde te bewerkstelligen dat:
Hendrick Staete ten aanzien van de Vordering en de gemaakte afspraak over de rentevergoeding juridisch in de rechten en plichten van VSM jegens de VOF treedt;”
5.11. Gedaagden voeren verder aan, dat VSM de plannen tot ontwikkeling van de grond heeft veranderd, namelijk van een bungalowpark met recreatieve bestemming in een voorziening tot tijdelijke huisvesting van buitenlandse werknemers, tegen welke wijziging bezwaren zijn gerezen, waarna een onherroepelijke bouwvergunning alsnog werd geweigerd. Aangezien gedaagden op die wijziging van de plannen geen invloed had, valt het als het niet verkrijgen van een onherroepelijke bouwvergunning toe te rekenen aan VSM. Onder die omstandigheden is naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid de overeengekomen regeling van de rentevergoeding niet langer van toepassing.
5.12. Eiseres heeft dit verweer bij repliek betwist door onder meer de volgende feiten te stellen. De vraag van VSM naar de mogelijkheid van huisvesting van buitenlandse werknemers is opgeworpen voordat op 30 juli 2008 de bouwvergunning ‘fase 2’ werd verleend, en vormde daarvoor dus kennelijk geen beletsel. De bouwvergunning is ook om andere redenen nog niet onherroepelijk geworden, zoals een discussie over de vraag of de beoogde mogelijkheid van 365 dagen recreatie per jaar strookt met het bestemmingsplan en de kwestie, of ontheffing had moeten worden aangevraagd van de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet. Gedaagden hebben deze feiten vervolgens bij dupliek niet ontkend, zodat de rechtbank aanneemt dat zij juist zijn. Uit die feiten blijkt, anders dan gedaagden hebben betoogd, dat het voorstel of de suggestie van VSM, om het aan te leggen park in te richten voor bewoning door buitenlandse werknemers, geen doorslaggevende rol heeft vervuld in de afwikkeling van de aangevraagde bouwvergunning. Het verweer moet daarom worden verworpen.
5.13. Gedaagden stellen zich verder op het standpunt, dat de ingangsdatum van een eventueel verschuldigde rentevergoeding niet 15 juni 2008, maar 15 augustus 2008 is, omdat VSM bij brief van 21 augustus 2008 de rentenota over juli en augustus 2008 heeft gecrediteerd, zodat voor die maanden geen vordering meer bestaat. De desbetreffende brief van VSM d.d. 21 augustus 2008 bevat met betrekking tot dit punt de volgende passage: “De rente zoals Vastgoed Solide Maatschappij Beleggingen B.V. conform de overeenkomst in rekening had gebracht zal worden gecrediteerd”. Deze nota, gedateerd 10 juli 2008, bedraagt € 30.933,33, welk bedrag in mindering strekt op de door eiseres nu gevorderde hoofdsom van € 344.260,50. De tot 31 maart 2010 verschuldigde rente kan daarom niet meer bedragen dan € 313.327,17 .
5.14 Eiseres is bij repliek niet op dit concrete en specifieke verweer ingegaan, noch op de desbetreffende rentefactuur van 10 juli 2008 en de brief van 21 augustus 2008, waarin deze factuur werd gecrediteerd. De rechtbank acht dit verweer dan ook gegrond zodat, zoals gedaagden stellen, in plaats van de gevorderde hoofdsom van € 344.260,50 slechts toewijsbaar is een bedrag van € 313.327,17.
5.15. Gedaagden hebben bezwaar gemaakt tegen de gevorderde uitvoerbaarverklaring bij voorraad van dit vonnis. Gedaagden stellen dat daartoe enerzijds, dat zij een redelijk belang hebben om een eventueel toewijsbaar bedrag hangende een appelprocedure beschikbaar te houden voor eigen investeringen en dat zij bedrijfsschade lijden als dat niet mogelijk is, en anderzijds dat eiseres, gezien het tijdsverloop tussen 14 juni 2008, sedert welke datum eiseres recht meent te hebben op de in dit geding gevorderde rente, en 19 april 2010, toen de dagvaarding werd uitgebracht, kennelijk niet zo’n groot belang heeft bij spoedige beschikbaarheid van het gevorderde bedrag, dat niet eerst een behandeling van de zaak in hoger beroep zou kunnen worden afgewacht. Daarnaast wijzen gedaagden op het risico, dat na tenuitvoerlegging van een toewijzend vonnis in eerste aanleg, eiseres na vernietiging van dat vonnis in appel niet in staat zal zijn tot restitutie.
5.16. Eiseres brengt hier tegen in, dat het karakter van een veroordeling tot betaling van ene geldsom nu eenmaal meebrengt dat aanwending van een bedrag ter voldoening aan een veroordelend vonnis in de weg staat aan gebruik van dat bedrag voor andere doeleinden, en dat dit nog geen vertraging van de voldoening aan de veroordeling rechtvaardigt. De rechtbank is het daarmee eens. Gedaagden voeren ook geen andere klemmende argumenten aan, die afwijzing van gevorderde uitvoerbaarverklaring bij voorraad of het stellen van zekerheid door eiseres kunnen rechtvaardigen. Met name hebben gedaagden geen met concrete feiten onderbouwd restitutierisico gesteld. Ook dit verweer zal daarom worden verworpen.
5.17. Uit het voorgaande volgt dat de vorderingen voor toewijzing gereed liggen zoals hierna in het dictum te vermelden. Gedaagden dienen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij te worden verwezen in de proceskosten.
6. De beslissing
De rechtbank:
I. Verklaart voor recht te verklaren dat de koopovereenkomst van 14 februari 2008 zo moet worden uitgelegd, dat gedaagden 8% rente per jaar verschuldigd zijn over de onderhavige koopsom, zolang nog geen onherroepelijke bouwvergunning verkregen is;
II. Veroordeelt gedaagden hoofdelijk, des dat door betaling van de één, de anderen zijn bevrijd, om aan eiseres de opengevallen contractuele rente ad € 313.327,17 tot 31 maart 2010 te voldoen, te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente over dat bedrag van 2 maart 2010 tot de dag der algehele voldoening;
III. Veroordeelt gedaagden hoofdelijk, des dat door betaling van de één, de anderen zijn bevrijd, om maandelijks de na 31 maart 2010 verschuldigde rente te voldoen, te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente van de dag van opeisbaarheid van de verschuldigde termijnen tot aan de dag der algehele voldoening;
IV. Veroordeelt gedaagden hoofdelijk, des dat door betaling van de één, de anderen zijn bevrijd, in de kosten van deze procedure, aan de zijde van eiseres tot deze uitspraak begroot op € 5.024,89 voor verschotten en op € 5.160,00 voor salaris van haar advocaat (2 punten, Tarief VII);
V. Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
VI. Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mrs. Hangelbroek, van der Veer en Vermeulen, en op woensdag 23 februari 2011 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.