RECHTBANK ALMELO
Parketnummer: 08/700272-10.
STRAFVONNIS
Uitspraak: 8 maart 2011.
De rechtbank te Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo, tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats], op 1968,
wonende te [plaats],[adres]
terechtstaande ter zake dat:
hij op of omstreeks 22 april 2010 te Almelo, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] (zijnde verdachtes echtgenote/levensgezel) van het leven te beroven, met dat opzet genoemde [slachtoffer] een nekklem heeft aangelegd en/of met kracht tegen de grond heeft gewerkt en/of met kracht druk heeft uitgeoefend op het bovenlichaam van die [slachtoffer] en/of (daarbij) die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met kracht bij de keel heeft gegrepen en/of meermalen, althans eenmaal met kracht de keel van genoemde [slachtoffer] heeft dichtgeknepen/dichtgedrukt en/of dichtgeknepen/dichtgedrukt heeft gehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 22 april 2010, te Almelo, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], zijnde verdachtes echtgenote/levensgezel, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet [slachtoffer], een nekklem heeft aangelegd en/of met kracht tegen de grond heeft gewerkt en/of met kracht druk heeft uitgeoefend op het bovenlichaam van die [slachtoffer] en/of (daarbij) die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met kracht bij de keel heeft gegrepen en/of meermalen, althans eenmaal, met kracht de keel van die
[slachtoffer] heeft dichtgeknepen/dichtgedrukt en/of dichtgeknepen/dichtgedrukt heeft gehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 22 april 2010 te Almelo, opzettelijk mishandelend zijn echtgenote/levensgezel, althans een persoon, te weten [slachtoffer] een nekklem heeft aangelegd en/of die [slachtoffer] aan de haren heeft getrokken en/of (met kracht) tegen de grond heeft gewerkt en/of (met kracht) druk heeft uitgeoefend op het bovenlichaam van die [slachtoffer] en/of (daarbij) die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) bij de keel heeft gegrepen en/of meermalen, althans eenmaal, (met kracht) de keel van genoemde [slachtoffer] heeft dichtgeknepen/dichtgedrukt en/of dichtgeknepen/dichtgedrukt heeft gehouden, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
Gelet op het onderzoek ter terechtzitting;
Gehoord de vordering van de officier van justitie;
Gelet op de verdediging door en namens verdachte gevoerd;
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging begane kennelijke schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring.
Verdachte wordt daardoor in zijn verdediging niet geschaad.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte primair en subsidiair is tenlastegelegd, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Aaangeefster heeft verklaard (pag. 28 van het proces-verbaal van politie) dat verdachte, plotseling en uit het niets, haar nek omklemde met zijn rechterarm; zij voelde dat hij een nekklem aanlegde. Zij voelde dat verdachte haar naar de grond werkte en haar aan haar haren naar beneden trok. Verdachte zat naast haar en oefende met zijn bovenlichaam druk uit op haar bovenlichaam. Aangeefster voelde zijn handen om haar keel en voelde dat verdachte met zijn duimen hard op haar strottenhoofd duwde. Dit deed veel pijn en zij had het gevoel dat zij stikte. Zij kreeg geen lucht en voelde dat haar lichaam slap werd. Hierna voelde zij dat verdachte zijn duimen wat losser hield en kon zij een ademteug nemen. Daarna duwde hij weer met zijn duimen op haar strottenhoofd; hij zocht iedere keer opnieuw grip. Tijdens het opnieuw grip zoeken, kon zij een ademteug nemen. Verdachte drukte met zijn handen op haar keel. Hij heeft dit zeven of acht keer gedaan, aldus aangeefster.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij geen nekklem heeft toegepast, maar dat de greep een zogenaamde ITB-techniek betreft die wordt toegepast bij de door hem beoefende gevechtssport, in welke sport hij les geeft.
Met toepassing van die techniek heeft hij zijn ex-echtgenote met zijn rechterhand in de nek gepakt, terwijl hij haar met zijn linkerhand ter hoogte van de hals heeft vastgepakt. Met die greep heeft hij haar vervolgens in een draai naar de grond gewerkt en heeft hij met zijn rechteronderarm en hand op diagonale wijze druk uitgeoefend op haar keel en bovenlichaam. Op deze wijze kan, zo heeft verdachte verklaard, geen volledige verwurging plaats vinden, immers kunnen op deze wijze niet beide slagaders worden dichtgedrukt.
Verdachte heeft, wederom volgens eigen zeggen, “één keer de druk eraf gedaan”, en direct daarna weer druk toegepast.
De geneeskundige verklaring (pag. 118), ingevuld door C.M.W. Teunissen, arts, op 27 april 2010, vermeldt als uitwendig waargenomen letsel: hematoom (bloeduitstorting) beide slapen, hematoom rechts van neuspunt, schaafwond rechts onder de mond, rode striemen in hals, pijnlijk strottenhoofd, hematoom achterzijde schouder beiderzijds, drukpijn borstbeen, pijn en rode striemen links op de rug naast de borstwervels 5 & 6.
Gelet op de aangifte, in samenhang met de verklaring van verdachte en de omschrijving van het bij aangeefster geconstateerde letsel, kan naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen worden dat verdachte met de door hem gepleegde handelingen het opzet heeft gehad (al dan niet in voorwaardelijke zin) om zijn ex-echtgenote van het leven te beroven dan wel om haar zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Op basis van die bewijsmiddelen kan immers niet worden uitgesloten dat verdachte heeft gehandeld op de door hem omschreven wijze. Niet is komen vast te staan dat door op die wijze te handelen, het risico op het intreden van de dood (door verstikking) of op het optreden van zwaar lichamelijk letsel zodanig reëel was, dat verdachte daarmee het (voorwaardelijk) opzet op het intreden van die gevolgen zou hebben gehad.
Ook indien zou kunnen worden vastgesteld dat er sprake is geweest van het (bij herhaling) volledig dichtdrukken van de keel, zoals door aangeefster is verklaard, kunnen die gedragingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm niet worden aangemerkt als zo zeer gericht op de dood van aangeefster of het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan aangeefster dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op de dood of het zwaar lichamelijk letsel van aangeefster heeft aanvaard. Op basis van voorhanden zijnde bewijsmiddelen kan immers niet worden vastgesteld gedurende welke tijd de keel van aangeefster (telkens) is dichtgedrukt, zodat geen uitspraak kan worden gedaan over de mogelijke gevolgen.
De medische verklaring, op 27 april 2010 opgesteld door C.M.W. Teunissen, biedt ten slotte geen grond voor het oordeel dat het bij aangeefster aangetroffen letsel als zwaar lichamelijk letsel zou kunnen worden gekwalificeerd.
Ten aanzien van het meer subsidiair tenlastegelegde kan naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen worden dat verdachte aangeefster bij de keel heeft gegrepen en met kracht haar keel dichtgedrukt heeft gehouden. Verdachte heeft immers ontkend de keel van aangeefster met zijn duimen te hebben dichtgedrukt en dichtgedrukt te hebben gehouden en heeft ter terechtzitting verklaard dat het bij de aangeefster geconstateerde letsel past bij de door hem toegepaste ITB-greep. Uit de medische geneeskundige verklaring valt evenmin zonder ieder spoor van twijfel af te leiden dat het bij aangeefster geconstateerde letsel slechts kan zijn ontstaan door het dichtdrukken en dichtgedrukt houden van de keel van aangeefster.
De rechtbank is door de inhoud van wettige bewijsmiddelen – die in de gevallen waarin de wet aanvulling van dit (verkorte) vonnis met de bewijsmiddelen vereist, in een aan dit vonnis te hechten bijlage zullen worden opgenomen – waarop na te melden beslissing steunt, tot de overtuiging gekomen en acht wettig bewezen dat verdachte het meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 22 april 2010 te Almelo, opzettelijk mishandelend zijn echtgenote/levensgezel, te weten [slachtoffer] met kracht tegen de grond heeft gewerkt en met kracht druk heeft uitgeoefend op het bovenlichaam van die [slachtoffer], waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
Tot deze beslissing geven reden de in die bewijsmiddelen voorkomende feiten en omstandigheden.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het meer subsidiair bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
"Mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn echtgenote", strafbaar gesteld bij artikel 304 juncto artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht.
De verdachte is strafbaar, aangezien niet is gebleken van een zijn strafbaarheid uitsluitende omstandigheid.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte, ter zake van het primair tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 56 weken, waarvan 49 weken voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, met een proeftijd van 2 jaren, met de bijzondere voorwaarde: toezicht door de reclassering, zolang de reclassering dat nodig acht en, indien de toezichthoudende instelling dat nodig acht, deelnemen aan een ambulante behandeling in een forensisch psychiatrische polikliniek, zoals bijvoorbeeld De Tender.
De rechtbank overweegt wat de straf betreft, dat op grond van de aard van het feit, de omstandigheden waaronder dit is gepleegd en de persoon van verdachte, zoals één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, aan verdachte de straf behoort te worden opgelegd, zoals deze hierna zal worden bepaald, waarbij nog het volgende is overwogen:
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan fors huiselijk geweld.
Hij heeft zijn toenmalige echtgenote, [slachtoffer], geheel onverhoeds aangevallen door haar met een hand bij haar nek en met zijn andere hand ter hoogte van haar hals/sleutelbeen te grijpen. Direct daarop heeft hij haar met kracht in een draaiende beweging naar de grond gewerkt en haar hard op de vloer gedrukt. Vervolgens heeft hij, terwijl zij op de grond lag, forse druk uitgeoefend op haar keel en haar bovenlichaam met zowel zijn onderarm en hand, als zijn bovenlichaam.
Daarbij heeft hij in ieder geval één maal de druk van de keel van zijn ex-echtgenote afgehaald waarna hij opnieuw forse druk heeft uitgeoefend op haar keel.
Door zijn ex-echtgenote op een dergelijke grove en angstaanjagende wijze te mishandelen en daarbij ook te verwonden heeft verdachte er blijk van gegeven haar gevoelens en lichamelijke integriteit op geen enkele wijze te respecteren. Dat het door hem gepleegde feit een enorme impact heeft gehad op zijn
ex-echtgenote blijkt overduidelijk uit haar aangifte waarin zij verklaart: “Ik was er van overtuigd dat ik dood zou gaan” en “Ik dacht werkelijk dat mijn einde in zicht was”.
Als strafverzwarende omstandigheid geldt dat een mishandeling binnen een relatie zeer bedreigend is voor het slachtoffer temeer wanneer dit binnen haar eigen woning, de plek waar zij zich veilig zou moeten weten, plaatsvindt.
Een dergelijke mishandeling brengt gevoelens van angst en onveiligheid met zich voor het slachtoffer, welke gevoelens langdurig zullen bestaan en invloed hebben op het directe leven van het slachtoffer.
Daarbij acht de rechtbank het kwalijk dat verdachte door hem beheerste
vechtsport- en zelfverdedigingstechnieken heeft ingezet tegen zijn op dat terrein weerloze ex-echtgenote. Juist van verdachte, die niet alleen deskundig is op het terrein van de vechtsport maar ook uit hoofde van zijn voormalige beroep getraind is in (zelf)beheersing, had verwacht mogen worden dat hij, ook in de door hem geschetste omstandigheden, geen disproportioneel geweld zou gebruiken tegen zijn ex-echtgenote.
In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank er bij het bepalen van de straf rekening mee, dat verdachte vanaf de schorsing van de voorlopige hechtenis volledig heeft meegewerkt met de hulpverleners, zoals blijkt uit het opgemaakte voorlichtingsrapport d.d. 17 februari 2011. Bovendien is verdachte niet eerder met justitie in aanraking geweest.
Daarbij heeft de rechtbank er kennis van genomen dat verdachte als gevolg van het door hem gepleegde strafbare feit zijn baan bij de politie heeft verloren.
Omtrent verdachte is op 29 juni 2010 gerapporteerd door mw. E. de Vrij, klinisch psycholoog en op 19 juli 2010 door prof. dr. J.W. Hummelen, psychiater.
De psycholoog verklaart onder meer:
“Het tenlastegelegde is niet direct te verklaren vanuit pregnante psychopathologie en kan vooralsnog het best worden verklaard als een reactieve daad in een specifieke situationele context, als een daad van een in zijn ego gekrenkte en door emoties overspoelde man.
Met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid valt het volgende op te merken. Met zijn achtergrond als trainer en voorbeeld voor de bevolking had de onderzochte beter kunnen en moeten weten. Hij had inzicht in het ongeoorloofde van zijn gedrag. Hij overzag ook (vrij snel) de reikwijdte van zijn handelen. Men zou dus kunnen zeggen dat hij andere keuzes had kunnen maken (bv. weglopen).
Daarnaast is het zo dat wanneer mensen worden overspoeld door grote emoties er een tijdelijk verlies van controle kan ontstaan door een bewustzijnsvernauwing.
Dit lijkt ook bij betrokkene aan de orde te zijn geweest, als gevolg waarvan betrokkene onvoldoende in staat is geweest zijn gedrag volledig te bepalen naar zijn inzichten. Bovengenoemde aspecten wegend adviseer ik betrokkene in enigszins verminderde mate toerekeningsvatbaar te achten. Het recidivegevaar wordt niet als hoog ingeschat. Ter preventie van recidive wordt een ondersteunende en inzichtgevende gesprekstherapie bij de ambulante forensische psychiatrie aanbevolen”.
De psychiater verklaart onder meer:
“Betrokkene is een man die zich dwingend naar anderen kan opstellen, moeite heeft zich te verplaatsen in de situatie van een ander en de neiging heeft zich boven anderen op te stellen en er is bijgevolg sprake van narcistische karaktertrekken.
De narcistische karaktertrekken komen in versterkte mate naar voren in de relatie met zijn echtgenote. Het lijkt aannemelijk dat zijn vrouw in de loop der jaren zich heeft willen ontworstelen aan het dwingende en controlerende gedrag van betrokkene en dat het afstand nemen binnen de relatie juist voor betrokkene in emotioneel opzicht zeer moeilijk te accepteren was.
Ten tijde van het ten laste gelegde is het aannemelijk dat er sprake is geweest van een vernauwd bewustzijn gedurende welke betrokkene de controle over zichzelf voor een deel heeft verloren.
Het recidive risico lijkt laag maar betrokkene blijft op basis van zijn narcistische trekken wel in verhoogde mate krenkbaar met name binnen de context van een langdurige emotionele relatie.
Geadviseerd wordt om in het kader van een (deels) voorwaardelijk strafdeel betrokkene het volgen van een ambulante gesprekstherapie op te leggen bij een forensische polikliniek.
Er was ten tijde van het ten laste gelegde sprake van een ziekelijke stoornis in de vorm van een toestand van een vernauwd bewustzijn. Geadviseerd wordt betrokkene enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te achten”.
De rapporten van de deskundigen zijn naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam onderbouwd, terwijl de conclusies logisch volgen uit de bevindingen van de deskundigen.
De rechtbank sluit zich aan bij de conclusies van beide deskundigen dat verdachte als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd. Zij maakt die conclusie tot de hare, mede gelet op wat de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting omtrent de persoon van verdachte is gebleken.
Alles afwegende komt de rechtbank tot het oordeel dat aan verdachte een gevangenisstraf moet worden opgelegd van na te melden duur, waarvan een deel voorwaardelijk zal worden opgelegd, teneinde verdachte er van te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen, alsmede als drukmiddel om na te melden - en naar het oordeel van de rechtbank noodzakelijke – hulpverlening in het kader van een bijzondere voorwaarde te kunnen opleggen.
De na te melden straf is gegrond, behalve op voormelde artikelen, op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d en 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair en subsidiair is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat het meer subsidiair tenlastegelegde zoals boven omschreven door verdachte is begaan.
Verstaat dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven vermeld.
Verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte ter zake daarvan tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) weken.
Beveelt dat van de gevangenisstraf een gedeelte groot 8 (acht) weken niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, op de grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij op 2 (twee) jaren wordt bepaald, aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt, of gedurende de proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
De veroordeelde dient zich gedurende de proeftijd – maar in ieder geval zolang de instelling dat nodig acht – te gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens de Reclassering Nederland, arrondissement Almelo, ook wanneer de aanwijzingen zullen inhouden dat de veroordeelde zich ambulant moet laten behandelen in een forensisch psychiatrische polikliniek (zoals bijvoorbeeld De Tender), met opdracht aan die instelling ingevolge artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht.
Beveelt dat de tijd, die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast de teruggave van 1 compactdisc aan de politie Twente.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
Heft op het tegen verdachte verleende (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis, met ingang van heden.
Aldus gewezen door mr. Van Valderen, voorzitter, mr. Heenk en mr. Troost, rechters, in tegenwoordigheid van Feijer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 8 maart 2011.