RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht
zaaknummer: 102598 / HA ZA 09-604
datum vonnis: 9 maart 2011 (yc)
Vonnis van de rechtbank Almelo, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, in de zaak van:
de besloten vennootschap
Essent Retail Energie B.V.,
gevestigd te 's-Hertogenbosch,
eiseres,
verder te noemen Essent,
advocaat: mr. H. Post te Helmond,
[gedaagde],
wonende te [plaats],
gedaagde,
verder te noemen [gedaagde],
advocaat: mr. J.A. Holsbrink te Enschede.
Essent heeft [gedaagde] gedagvaard. Vervolgens zijn door [gedaagde] respectievelijk Essent een conclusie van antwoord, een conclusie van repliek en een conclusie van dupliek ingediend. Tot slot heeft Essent een akte uitlating producties genomen. Het vonnis is bepaald op heden.
2.1 Essent heeft op basis van de tussen partijen gesloten overeenkomst voor rekening van [gedaagde] nutsvoorzieningen geleverd aan het adres [adres] en [plaats], welke nutsvoorzieningen door gedaagde zijn afgenomen.
2.2 De afrekeningen staan op naam van Essent Retail B.V.. Essent is daarvan de rechtsopvolgster.
2.3 [gedaagde] heeft per 5 augustus 2005 de overeenkomst met Essent voor de levering van nutsvoorzieningen beëindigd.
3. De standpunten van partijen
Essent
3.1 Essent vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 40.727,78, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over een bedrag van € 34.268,55 vanaf 6 mei 2009 tot aan de dag der algehele voldoening. Voorts vordert Essent [gedaagde] te veroordelen in de kosten van deze procedure, vermeerderd met de wettelijke rente over de proceskosten, te rekenen vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis.
3.2 Essent stelt daartoe – voor zover relevant – dat [gedaagde], ondanks herhaalde aanmaningen, in gebreke is gebleven met de betaling van een viertal eindafrekeningen, de voorschotten over maanden augustus 2004 tot en met december 2004 en juli 2005 tot en met december 2005 en een aconto uitbetaling d.d. 19 november 2005, zijnde in totaal een bedrag van
€ 34.268,55. Essent stelt voorts dat [gedaagde] de wettelijke rente over dit bedrag verschuldigd is op grond van artikel 7 van de algemene voorwaarden voor levering van gas voor huishoudelijke klanten 2003 en de algemene voorwaarden voor de levering van elektriciteit voor huishoudelijke klanten 2003 (hierna te noemen: de algemene voorwaarden), welke rente volgens Essent tot en met 5 mei 2009 € 5.459,23 bedraagt. De buitengerechtelijke kosten die [gedaagde] volgens Essent op grond van artikel 13 van de algemene voorwaarden verschuldigd is, bedragen € 1.000,--.
3.3 Essent voert aan dat zij op grond van artikel 7 van de bijzondere voorwaarden voor levering van energie aan kleinverbruikers 2004 (hierna te noemen: de bijzondere voorwaarden) de volmacht heeft om namens Essent Netwerk B.V. de in dit geding gevorderde bedragen te incasseren. Essent stelt dat zij rekening heeft gehouden met alle door [gedaagde] verrichte betalingen.
[gedaagde]
3.4 [gedaagde] voert verweer tegen de vordering van Essent en concludeert dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Essent niet-ontvankelijkheid wordt verklaard in haar vordering, althans dat deze vordering wordt afgewezen, met veroordeling van Essent in de kosten van deze procedure.
3.5 [gedaagde] stelt – voor zover relevant – dat Essent ten dele bedragen vordert die door Essent Kabelcom B.V., Inhome Geas, gemeente Enschede en de belastingsdienst in rekening zijn gebracht, zonder dat Essent een grondslag noemt waardoor zij bevoegd zou zijn om deze bedragen namens de desbetreffende instanties te vorderen. [gedaagde] stelt dat Essent daarvoor niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in dat deel van haar vordering. Volgens [gedaagde] zijn de algemene en de bijzondere voorwaarden niet overeengekomen, dan wel dienen deze voorwaarden te worden vernietigd doordat zij niet ter hand zijn gesteld. [gedaagde] stelt dan ook dat Essent niet op grond van deze voorwaarden bevoegd is om namens Essent Netwerk B.V. bepaalde bedragen te vorderen. Voorts stelt [gedaagde] dat hij betalingen aan Essent heeft verricht, waar Essent in haar opstelling geen rekening mee heeft gehouden, waardoor er hooguit een relatief gering bedrag zou kunnen openstaan.
4.1 [gedaagde] heeft tegen de vordering van Essent verweer gevoerd door (onder andere) te stellen dat Essent geen grondslag noemt op grond waarvan zij bevoegd zou zijn om namens Essent Kabelcom B.V., Inhome Geas, gemeente Enschede en de belastingsdienst bepaalde bedragen te vorderen, zodat Essent voor dat deel van haar vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Essent heeft dit verweer niet weersproken. De rechtbank is van oordeel dat nu dit verweer van [gedaagde] door Essent niet is weersproken, niet vast staat dat Essent bevoegd is om namens Essent Kabelcom B.V., Inhome Geas, gemeente Enschede en de belastingsdienst vorderingen in te stellen in deze procedure. Essent zal dan ook in dit gedeelte van haar vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. Voor het overige gedeelte is Essent wel ontvankelijk in haar vordering.
4.2 Voor het gedeelte van haar vordering waarin Essent wel ontvankelijk is, merkt de rechtbank allereerst het volgende op. In een civiel geding geschiedt het vergaren van materiaal ter staving van een door een procespartij ingenomen standpunt door die betreffende partij en niet door de rechter. Het in het geding brengen van een grote hoeveelheid producties dient op een zodanige wijze te geschieden dat hierdoor inzichtelijk is wat daarvan de relevantie is en tot welke – bij voorkeur eenvoudig verifieerbare – boekhoudkundige/ rekenkundige consequenties een en ander in de visie van die partij heeft te leiden, ten einde de procedure niet te belasten met nodeloze, niet-juridische puzzels. Het is immers niet de taak van de rechter grote hoeveelheden stukken zelfstandig uit te zoeken, te rangschikken en op hun betekenis voor het betreffende standpunt van die partij te onderzoeken.
[gedaagde] heeft het gedeelte van de vordering van Essent waarin zij wel ontvankelijk is, betwist door (onder andere) te stellen dat Essent niet alle betalingen van [gedaagde] heeft verwerkt in haar vordering. [gedaagde] heeft bij zijn conclusie van antwoord een overzicht verstrekt van zijn betalingen en heeft op basis daarvan gesteld dat mogelijk nog een relatief gering bedrag zou kunnen openstaan. Essent heeft hierop bij haar conclusie van repliek een grote hoeveelheid producties in het geding gebracht en heeft gesteld dat zij rekening heeft gehouden met alle betalingen van [gedaagde]. Essent heeft daarbij de betalingen die [gedaagde] in zijn overzicht heeft opgevoerd niet betwist. Uit het door Essent bij haar conclusie van repliek overgelegde overzicht met de te betalen en betaalde posten, blijkt niet dat Essent de betalingen van [gedaagde] zoals die uit zijn overzicht volgen, in mindering heeft gebracht op haar vordering. Dit blijkt evenmin uit de andere producties die door Essent bij haar conclusie van repliek zijn overgelegd. Essent heeft veel producties overgelegd zonder in haar conclusie inzichtelijk te maken wat hiervan de relevantie is. Verder blijkt dat Essent onder andere betaling vordert van twee eindafrekeningen, die zij als productie 11 en 12 bij haar conclusie van repliek heeft overgelegd. Het is de rechtbank niet duidelijk wat het verschil is tussen deze eindafrekeningen, hetgeen Essent ook niet heeft toegelicht. Beide eindafrekeningen zijn van 29 juli 2005 en hebben als factuurdatum 7 december 2005. Beide eindafrekeningen zien ook op het verbruik van elektriciteit in dezelfde periode. Uit het bovenstaande volgt dat de vordering van Essent onvoldoende is onderbouwd. Het is niet de taak van de rechter om zelfstandig uit te zoeken hoe Essent haar door [gedaagde] betwiste vordering inhoudelijk juist zou kunnen hebben onderbouwd met stukken. De vordering van Essent zal dan ook als onvoldoende onderbouwd worden afgewezen. De al dan niet toepasselijkheid van de algemene en bijzondere voorwaarden kan gelet hierop in het midden blijven.
4.3 De conclusie uit het voorgaande is dat de vordering van Essent niet-ontvankelijk zal worden verklaard voor het gedeelte dat deze ziet op vorderingen van Essent Kabelcom B.V., Inhome Geas, gemeente Enschede en de belastingsdienst. Voor het overige gedeelte zal de vordering van Essent worden afgewezen. Essent zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. Deze kosten worden aan de zijde van [gedaagde] begroot op:
- vast recht € 895,--
- salaris advocaat €1.788,-- (2,0 punten x tarief IV ad € 894,--)
----------------
€ 2.683,--
I. verklaart Essent niet-ontvankelijk in haar vordering voor het gedeelte dat deze betrekking heeft op vorderingen van Essent Kabelcom B.V., Inhome Geas, gemeente Enschede en de belastingsdienst;
II. wijst voor het overige gedeelte de vordering van Essent af;
II. veroordeelt Essent in de proceskosten tot op deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 2.683,--;
III. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. M.M. Verhoeven en is op 9 maart 2011 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.