ECLI:NL:RBALM:2011:BQ1643

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
31 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
118962 / KG ZA 11-59
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • W. Hangelbroek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van Terugkeerlocatie AZC na weigering van passende woonruimte door asielzoeker

In deze zaak heeft de Rechtbank Almelo op 31 maart 2011 uitspraak gedaan in een kort geding tussen het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) en een asielzoeker, aangeduid als [gedaagde]. COA vorderde de ontruiming van de Terugkeerlocatie Azelo, waar [gedaagde] verbleef, omdat hij geweigerd had een aangeboden passende woonruimte te betrekken. De zaak werd behandeld op 24 maart 2011, waarbij COA werd vertegenwoordigd door mr. C. Keilholtz en [gedaagde] door mr. M.F. Kiers.

COA stelde dat er sprake was van een onrechtmatige situatie en dat zij spoedeisend belang had bij de ontruiming, gezien de druk op de opvangcapaciteit en de financiële belangen. [Gedaagde] voerde verweer en betwistte het spoedeisend belang van COA, stellende dat hij in de opvang kon blijven totdat hij zelf woonruimte kon vinden. De voorzieningenrechter oordeelde dat COA voldoende spoedeisend belang had en dat de aangeboden woonruimte passend was.

De voorzieningenrechter oordeelde dat [gedaagde] onvoldoende had aangetoond dat de aangeboden woning niet passend was en dat zijn persoonlijke omstandigheden niet zwaarder wogen dan de belangen van COA. Uiteindelijk werd [gedaagde] veroordeeld om de Terugkeerlocatie binnen drie dagen na betekening van het vonnis te ontruimen en werd hij in de proceskosten veroordeeld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht
zaaknummer: 118962 / KG ZA 11-59
datum vonnis: 31 maart 2011 (ps)
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Almelo, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:
de rechtspersoon volgens artikel 2 van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers, Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers,
gevestigd te Rijswijk,
eiseres,
verder te noemen COA,
advocaat: mr. C. Keilholtz te ‘s-Gravenhage,
tegen
gedaagde,
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
verder te noemen [gedaagde],
advocaat: mr. M.F. Kiers te Deventer.
Het procesverloop
COA heeft gevorderd als vermeld in de dagvaarding.
De zaak is behandeld ter terechtzitting van 24 maart 2011. Ter zitting zijn verschenen:
- namens COA, mr. Keilhotz;
- [gedaagde], vergezeld door mr. Kiers.
De standpunten zijn toegelicht.
Het vonnis is bepaald op heden.
De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing
1.1 In deze zaak staat het navolgende vast.
1.2 [Gedaagde] is als asielzoeker Nederland ingereisd en is afkomstig uit Afghanistan. Bij beschikking van 13 januari 2010 heeft [gedaagde] met ingang van 17 december 2008 tot 17 december 2013 een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd gekregen. [Gedaagde] verblijft thans in de Terugkeerlocatie Azelo op het adres Bornerbroeksestraat 103, 7621 AE Borne.
1.3 Op [gedaagde] is de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (Rva 2005) van toepassing.
1.4 COA heeft bemiddeld bij het vinden van passende woonruimte, waarbij voor [gedaagde] woonruimte is gevonden op het adres [adres] in [plaats]. [Gedaagde] heeft de aangeboden woning geweigerd te betrekken en de huurovereenkomst niet ondertekend.
Het -zakelijk en voor zover relevant weergegeven- standpunt van COA
2.1 COA vordert, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen om de Terugkeerlocatie Azelo op het adres Bornerbroeksestraat 103, 7621 AE Borne, binnen drie dagen na betekening van het in dit kort geding te wijzen vonnis te ontruimen en ontruimd te houden, met het zijne en de zijnen, met machtiging van COA om dit vonnis, na betekening ten uitvoer te doen leggen met behulp van de sterke arm indien [gedaagde] aan deze veroordeling niet voldoet. COA vordert tevens [gedaagde] te veroordelen in de kosten van dit geding.
2.2 COA stelt spoedeisend belang te hebben bij de ontruiming. Vanwege de druk op de opvang, de financiële belangen en het politiek maatschappelijk krachtenveld waarin COA opereert, is het voeren van een bodemprocedure geen reëel alternatief.
2.3 Voorts stelt COA dat de weigering van [gedaagde] om de woning te accepteren betekent dat op grond van artikel 7 lid 1 sub a van de Rva 2005 de opvang in het kader van de Rva 2005 is beëindigd. [Gedaagde] is bij brief van 23 februari 2011 gesommeerd om de woning te ontruimen, doch is daartoe niet overgegaan.
2.4 [Gedaagde] heeft op het B6-formulier niet één van de bijzondere omstandigheden aangekruist waarmee bij de woningbemiddeling rekening dient te worden gehouden. COA betwist bij gebrek aan onderbouwing van die stelling dat [gedaagde] een opleiding gaat volgen. Dat [gedaagde] in de buurt van zijn broer, die nog geen statushouder is, wil blijven en dat hij eventueel een opleiding gaat volgen zijn omstandigheden waarvan COA pas later kennis heeft genomen en die niet als bijzondere omstandigheden als bedoeld in het B6-formulier gelden. Bijzondere omstandigheden die zo ernstig of ingrijpend zijn dat COA van zijn beleid zou moeten afwijken, zijn niet aanwezig.
2.5 Tot slot stelt COA dat de keuze van [gedaagde] om een kamer van Nidos te weigeren voor zijn eigen rekening en risico komt. [Gedaagde] is voldoende in de gelegenheid gesteld om zelfstandig woonruimte te zoeken en had na acceptatie van de woning in [plaats] alsnog verder kunnen zoeken naar een andere woning.
Het –zakelijk en voor zover relevant weergegeven- standpunt van [gedaagde]
3.1 [gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering.
3.2 [Gedaagde] betwist dat COA spoedeisend belang heeft bij de onderhavige vordering. De inwilligende beslissing is van januari 2010 en COA heeft een jaar gewacht met het bemiddelen van een woning, zodat [gedaagde] ervan uit ging dat hij in de opvang kon blijven totdat hij zelf woonruimte kon gaan zoeken via de website van COA. [Gedaagde] verbleef naar eigen zeggen met toestemming van COA in de Terugkeerlocatie. COA heeft, nu in de wintermaanden geen ontruimingen plaatsvinden, kennelijk genoeg opvangcapaciteit om uitgeprocedeerden en statushouders langer te huisvesten in de wintermaanden. Niet gebleken is dat er sprake is van druk op de opvangcapaciteit.
3.3 De verblijfplaats van de broer van [gedaagde] en de plaatsen waar het schakeljaar HBO wordt gegeven, hadden in de beoordeling bij het bemiddelen van een woning meegenomen moeten worden.
3.4 Ten tijde van het verkrijgen van de verblijfsvergunning was [gedaagde] minderjarig. [Gedaagde] is slechts korte tijd in staat gesteld om via de website van het COA een woning te zoeken, omdat hij zich pas kon inschrijven op het moment dat hij 18 jaar was. Van langere tijd onrechtmatig handelen is geen sprake en [gedaagde] is geen kans geboden om zelf een woning via het COA te vinden.
Overwegingen van de voorzieningenrechter
4.1 De vordering van COA is erop gericht om een einde te maken aan een onrechtmatige situatie. Daaruit blijkt reeds dat COA spoedeisend belang heeft bij de gevorderde ontruiming. In tegenstelling tot [gedaagde] is de voorzieningenrechter voorlopig van oordeel dat COA de gestelde capaciteitsdrukte niet nader feitelijk hoeft te onderbouwen. Dat COA in de wintermaanden geen onrechtmatig verblijvende statushouders en uitgeprocedeerden uit de Terugkeerlocatie heeft ontruimd, leidt niet tot de conclusie dat COA kennelijk capaciteit heeft om een onrechtmatig verblijf voort te laten duren. Voorts kan, nu COA vele vergelijkbare procedures als de onderhavige dient te voeren, worden aangenomen dat COA ook een zwaarwichtig financieel belang heeft bij de ontruiming. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft [gedaagde] het spoedeisend belang van COA bij ontruiming onvoldoende betwist. De voorzieningenrechter zal overgaan tot de materiële beoordeling van het geschil.
4.2 Op grond van artikel 7 lid 1 sub a van de Rva 2005 in verband met artikel 44 lid 1 van de Vreemdelingenwet 2000, eindigt de opvang van een asielzoeker van rechtswege indien op de asielaanvraag inwilligend is beslist: op de dag waarop naar het oordeel van COA passende huisvesting buiten een centrum kan worden gerealiseerd.
4.3 Op het B6-formulier staan geen bijzondere omstandigheden aangekruist waar COA bij de woningbemiddeling rekening mee had moeten houden. [Gedaagde] heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de door CAO aangeboden woning in redelijkheid niet kan worden beschouwd als passende huisvesting. De wens van [gedaagde] om bij zijn broer in de buurt te blijven is, hoe begrijpelijk ook, geen omstandigheid die tot de conclusie zou moeten leiden dat de aangeboden woning niet passend is voor [gedaagde]. Niet is gebleken dat [gedaagde] daadwerkelijk voor een opleiding staat ingeschreven, enkel dat hij voornemens is om een HBO-opleiding te volgen en dat hij daarvoor eerst aan een schakelklas moet deelnemen. Zelfs als de plannen om te gaan studeren wel concreet zouden zijn, zou dit overigens niet tot de conclusie hebben geleid dat de woning in [plaats] niet passend is.
4.4 Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is de aangeboden woonruimte derhalve een passende huisvesting en verblijft [gedaagde] na de weigering van de aangeboden woning in [plaats] zonder recht of titel in de Terugkeerlocatie Azelo.
4.5 COA heeft derhalve belang bij de gevorderde ontruiming. Dat [gedaagde] gelet op de nabijheid van zijn broer en de eventueel te volgen studie elders wil wonen, leidt niet tot de conclusie dat de belangen van [gedaagde] zwaarder wegen dan de belangen van COA bij ontruiming.
4.6 [Gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van dit geding worden veroordeeld. Nu van nodeloos gemaakte kosten geen sprake is, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om, zoals door [gedaagde] gevorderd, COA in de proceskosten te veroordelen.
De beslissing
De voorzieningenrechter:
I. Veroordeelt [gedaagde] om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis de Terugkeerlocatie Azelo op het adres Bornerbroeksestraat 103, 7621 AE Borne met het zijne en de zijnen te ontruimen en ontruimd te houden, met machtiging van COA om dit vonnis, na betekening, ten uitvoer te doen leggen met behulp van de sterke arm indien gedaagde aan deze veroordeling niet voldoet.
II. Veroordeelt [gedaagde] in de kosten van dit geding, tot op deze uitspraak aan de zijde van COA begroot op € 662,32 aan verschotten en € 527,-- aan salaris van de advocaat.
III. Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. W. Hangelbroek, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 maart 2011, in tegenwoordigheid van de griffier.