ECLI:NL:RBALM:2011:BQ2101
Rechtbank Almelo
- Kort geding
- W.K.F. Hangelbroek
- Rechtspraak.nl
Executiegeschil en alimentatievordering tussen voormalige echtelieden
In deze zaak, behandeld door de voorzieningenrechter van de Rechtbank Almelo, gaat het om een executiegeschil tussen twee voormalige echtelieden, waarbij de man (eiser) vordert dat het beslag op zijn loon wordt opgeheven. De vrouw (gedaagde) heeft een vordering op achterstallige kinderalimentatie van € 20.249,64, die zij heeft gestuit door beslag te leggen op het loon van de eiser. De eiser stelt dat hij door de dubbele beslaglegging in een noodtoestand verkeert, omdat hij niet kan voldoen aan zijn huidige alimentatieverplichtingen en zijn gezin niet kan onderhouden. De gedaagde betwist dit en stelt dat de eiser over voldoende financiële middelen beschikt.
De voorzieningenrechter oordeelt dat de eiser onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij in een noodtoestand verkeert. De rechter wijst erop dat de eiser niet heeft aangetoond dat hij naast zijn loon onvoldoende middelen van bestaan heeft. De voorzieningenrechter behandelt ook de vraag of de gedaagde haar rechten op alimentatie heeft verwerkt, maar komt tot de conclusie dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die dit rechtvaardigen. De vorderingen van de eiser worden afgewezen, en de proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt.
Het vonnis is uitgesproken op 19 april 2011, na een zitting op 20 maart 2011, waarbij beide partijen en hun advocaten aanwezig waren. De zaak betreft belangrijke juridische termen zoals rechtsverwerking, verjaring van alimentatievorderingen, en de toepassing van artikel 475e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat betrekking heeft op beslagvrije voet voor schuldenaren die niet in Nederland wonen.