RECHTBANK ALMELO
Parketnummer: 08/700514-10
STRAFVONNIS
Uitspraak: 22 april 2011
De rechtbank te Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo, tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1983],
wonende te [woonplaats],
thans verblijvende in het huis van bewaring te Almelo,
terechtstaande terzake hetgeen is vermeld op de hierna als de bladzijden 2 tot en met 8 ingevoegde fotokopie van de dagvaarding;
Gelet op het onderzoek ter terechtzitting van 8 april 2011;
Gehoord de vordering van de officier van justitie;
Gelet op de verdediging door en namens verdachte gevoerd;
De geldigheid van de dagvaarding
Volgens de raadsvrouw voldoet de tenlastelegging wat betreft feiten 1 en 2 niet aan het duidelijkheidsvereiste van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering. Het is de verdediging niet duidelijk waar de tenlastelegging op ziet en waartegen verdachte zich moet verdedigen. Volgens de raadsvrouw is niet duidelijk of feit 1 en feit 2 al dan niet dezelfde feiten betreffen. Niet duidelijk is welk deel van de tenlastelegging echte kinderporno betreft en welk deel virtuele kinderporno. De raadsvrouw meent dat de tenlastelegging dan ook innerlijk tegenstrijdig is, een zogeheten obscuur libel, en zij stelt zich op het standpunt dat de dagvaarding op deze punten nietig moet worden verklaard.
De rechtbank is, anders dan de raadsvrouw van verdachte, van oordeel dat voldoende duidelijk is wat verdachte wordt verweten en voorts dat de dagvaarding voldoet aan de eisen gesteld in het eerste lid van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering.
Op basis van het onderliggende proces-verbaal van de politie kan naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam worden vastgesteld op welke feiten of gedragingen de officier van justitie bij het opstellen van de tenlastelegging het oog heeft gehad.
Uit de omschrijvingen van de gedragingen blijkt overduidelijk, bijvoorbeeld door de aanduidingen “kleurentekening”, “cartoon” en “pentekening”, welk deel virtuele kinderporno betreft en welk deel niet. Bovendien heeft de rechtbank tijdens het onderzoek ter terechtzitting vastgesteld dat het de verdachte op basis van die dagvaarding en de inhoud van het dossier duidelijk was voor welke feiten hij was gedagvaard. De dagvaarding is daarom geldig.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging begane kennelijke schrijffouten verbeterd, in de bewezenverklaring.
Verdachte wordt daardoor in zijn verdediging niet geschaad.
De rechtbank is door de inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen, waarop na te melden beslissing steunt, tot de overtuiging gekomen en acht wettig bewezen dat verdachte het onder feit 1, feit 2, feit 3 primair en feit 4 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2005 tot en met 6 oktober 2010 te Enschede meermalen (telkens) tezamen en in vereniging met een ander (telkens) een groot aantal gegevensdragers bevattende afbeeldingen, heeft verspreid en in bezit gehad, terwijl op die afbeeldingen telkens een seksuele gedraging zichtbaar is, waarbij telkens een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken, welke voornoemde seksuele gedraging(en) bestond(en) uit (onder meer) - zakelijk weergegeven -:
- het anaal penetreren met de penis en de vinger en een vibrator door zichzelf en een volwassen man van het lichaam van een meisje van 7 tot 9 jaar oud en het in de mond laten nemen van de stijve penis van een volwassen man en het ejaculeren over het gezicht van datzelfde meisje
(de zogenaamde "[..]-serie", opvolgende fragmenten van in totaal 35 minuten en 15 seconden, onder meer [...].avi in [..]) en
- het door (de penis van) een hond aanraken en oraal penetreren van het lichaam van een meisje van 8 à 9 jaar oud. Het meisje draagt een hondenriem om haar hals
(onder meer [...] in [..]) en
- het poepen op de borst en/of de keel en het urineren in de mond en op het gezicht van een baby (van 6 à 12 maanden oud) en het anaal penetreren met de vinger van het lichaam van die baby en het ejaculeren op de billetjes van die baby
(onder meer [...].mpg in [..]) en
- het betasten van de geslachtsdelen en de borsten van een meisje van 15 à 16 jaar oud met de vingers en de tong door meisjes van 15 à 16 jaar oud
(onder meer [...].avi in [..]) en
- het betasten van de geslachtsdelen en de anus van een jongen van 10 à 11 jaar oud door de hand van een volwassen man
(onder meer [...].mpg in [..]. mpg) en
- het gedeeltelijk naakt laten tonen van de vagina van een 10 à 11-jarig meisje (onder meer [...].jpg in [..]) en
- het doorboren van de schaamlippen van een meisje van 6 maanden à 1 jaar met een naald
(onder meer [...].jpf in[..]) en
- het betasten van de geslachtsdelen van een 6 à 7-jarige jongen door de hand van een volwassen persoon
(onder meer [...] in [..]) en
- het anaal penetreren met de penis van het lichaam van een jongen van 6 à 7 jaar oud door een volwassen man
(onder meer [...].jpg in [..]) en
- het laten tonen van de vagina en anus van een meisje van 8à 9 jaar oud
(onder meer [...].jpg in [..]) en
- het houden van een stijve penis naast de mond van een 5 à 6-jarig naakt meisje (onder meer november [...].jpg in [..]) en
- het houden van een stijve penis in/tegen van de vagina van een meisje van 5 à 6 jaar oud door een naakte volwassen man
(onder meer [...].jpg in [..]) en
- het laten vasthouden en in de mond laten nemen van de stijve penis van een volwassen man door een meisje van 4 à 5 jaar, dat door die volwassen man op de kop wordt gehouden
(onder meer [...].jpg in [..]) en
- het laten tonen van de geslachtsdelen van een meisje van 8 à 9 jaar, terwijl op haar buik een op sperma gelijkende substantie zichtbaar is
(onder meer [...].jpf in [..]) en
- het anaal penetreren met de penis van het lichaam van een meisje van 9 à 10 jaar oud door een volwassen man
(onder meer 1[...].jpg in [..]) en
- het door een dier aanraken van de vagina van een meisje van 6 à 7 jaar oud met een penis
(onder meer [...].jpf in [..]);
van het plegen van welke misdrijven hij, verdachte, een gewoonte heeft gemaakt.
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 6 oktober 2010 te Enschede meermalen, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander (telkens) een groot aantal gegevensdragers, bevattende afbeeldingen, heeft verspreid en in bezit heeft gehad, terwijl op die afbeeldingen telkens een seksuele gedraging zichtbaar is, waarbij telkens een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken, welke voornoemde seksuele gedragingen bestonden uit onder meer - zakelijk weergegeven -:
- het door een volwassen persoon anaal penetreren met de penis en het met een stijve penis betasten van de billen/geslachtsdelen van een kind waarbij in tekstwolken onder meer "it's so tight" staat geschreven
(een 3 d-animatie, onder meer [...].jpg in [..]) en
- het vaginaal penetreren met de penis van een meisje door een volwassen man, waarbij in tekst(wolken) onder meer "Then he fucked her, like he had fantasized about doing a hunders times before as he watched her running around te house weraring nothing while he shot meth with her Dad"
(een 3d-animatie, onder meer [...].jpg in [..]) en
- het naakt (laten) poseren van 2 jongens, terwijl de jongens boeien om hun handen en voeten droegen en een koker om hun penis droegen. Naast de jongens staat een volwassen vrouw met een zweep in haar hand
(een 3 d-animatie, onder meer [...].jpg in [..]) en
- het vastbinden van een meisje op een soort werkbank, terwijl zij door een machine vaginaal gepenetreerd wordt
(een 3 d-animatie, onder meer 13.jpg in [..]) en
van het plegen van welke misdrijven hij, verdachte, een gewoonte heeft gemaakt.
3.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 december 2006 tot en met mei 2008 te Enschede en in België, telkens tezamen en in vereniging met een ander, met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet hadden bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, telkens bestaande uit
- het laten zoenen en betasten en vasthouden van de (stijve) penis van een volwassen man door die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] en
- het likken van de vagina en de billen van die [slachtoffer 2] en het (laten) stoppen van een batterij tussen de billen van die [slachtoffer 1] en
- het ejaculeren op de buik van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en
- het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] waarna door het camerastandpunt en de (onnatuurlijke) pose van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen in beeld gebracht worden en
- het (laten) schrijven van zijn, verdachtes chat/internetnaam "[naam]" op de naakte billen van die [slachtoffer 1] en
- het (laten) vasthouden van een briefje met daarop "Fuck my" door die naakte [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2];
4.
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2006 tot en met 6 oktober 2010 in Nederland en/of in België, meermalen, telkens tezamen en in vereniging met een ander een aantal gegevensdragers bevattende afbeeldingen, heeft verspreid en in bezit gehad, terwijl op die afbeeldingen telkens seksuele gedragingen zichtbaar zijn, waarbij telkens personen, te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet hadden bereikt, waren betrokken of schijnbaar waren betrokken, welke voornoemde seksuele gedraging(en) bestond(en) uit (onder meer) - zakelijk weergegeven -:
- het (laten) zoenen en betasten en vasthouden van de (stijve) penis van een volwassen man door die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] en
- het likken van de vagina en de billen van die [slachtoffer 2] en het (laten) stoppen van een batterij tussen de billen van die [slachtoffer 1] en
- het ejaculeren op de buiken van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en
- het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] waarna door het camerastandpunt en de (onnatuurlijke) pose van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen in beeld gebracht worden en
- het (laten) schrijven van zijn, verdachtes chat/internetnaam "[naam]" op de naakte billen van die [slachtoffer 1] en
- het (laten) vasthouden van een briefje met daarop "Fuck my" door die naakte [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2].
Tot deze beslissing geven reden de in die bewijsmiddelen voorkomende feiten en omstandigheden, waarbij de inhoud van die bewijsmiddelen telkens alleen is gebezigd tot bewijs van het telastegelegde feit, waarop deze inhoud in het bijzonder betrekking heeft.
Nadere bewijsoverwegingen
De officier van justitie heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van alle in de telastelegging beschreven virtuele afbeeldingen en vallende binnen de omschrijving van artikel 240b Sr. De verdediging is van mening dat verdachte van feit 2 moet worden vrijgesproken, omdat voor de strafbaarheid van de afbeeldingen dient te gelden dat deze realistisch zijn, terwijl overduidelijk blijkt dat deze afbeeldingen nep zijn.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt. De vraag is of de onder feit 2 in de tenlastelegging opgenomen virtuele afbeeldingen kunnen worden aangemerkt als strafbare kinderporno als bedoeld in artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht.
Voor de beoordeling van die vraag volgt de rechtbank de overwegingen zoals weergegeven in het arrest van het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch van 14 april 2011 (LJN: BQ1179).
In het eerste lid van artikel 240b Sr zijn verschillende handelingen strafbaar gesteld met betrekking tot afbeeldingen van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de wetgever met de toevoeging van het bestanddeel “schijnbaar is betrokken” (iwtr. 1 oktober 2002) het bereik van artikel 240b Sr mede heeft willen uitbreiden tot virtuele kinderporno.
De achtergrond van deze uitbreiding is dat behalve dat het kind beschermd moet worden tegen de betrokkenheid bij productie van kinderporno, het kind tevens beschermd moet worden tegen gedrag dat kan worden gebruikt om kinderen aan te moedigen of te verleiden om deel te nemen aan seksueel gedrag of gedrag dat deel kan gaan uitmaken van een subcultuur die seksueel misbruik van kinderen bevordert.
Dan is niet meer relevant of een echt kind betrokken is geweest. Deze bescherming vereist dat er niet alleen geen ruimte dient te zijn voor het bestaan van echte kinderpornografische afbeeldingen, maar evenmin voor het bestaan van afbeeldingen die voor echt doorgaan. Uit de wetsgeschiedenis blijkt voorts dat de wetgever de uitgebreide strafbaarstelling van virtuele kinderporno uitdrukkelijk heeft willen beperken tot realistische afbeeldingen van seksuele gedragingen waarbij naar het schijnt echte kinderen zijn betrokken. Dat betekent dat het in bezit hebben van een afbeelding waaruit aanstonds blijkt dat het gaat om een gemanipuleerde afbeelding die niet realistisch is, niet onder de reikwijdte van artikel 240b Sr valt. Daarvoor is immers nodig dat de afbeelding schijnbaar levensechte kinderporno verbeeldt.
Uitgangspunt in artikel 240b Sr, zo blijkt uit de wetsgeschiedenis, is de realistische afbeelding die echt is of voor echt kan doorgaan. Daaronder vallen niet tekeningen, schilderijen of computeranimaties tenzij deze op het eerste gezicht niet zijn te onderscheiden van afbeeldingen van een echt kind. Het is de rechtbank niet gebleken dat het inzicht van de wetgever sinds de invoering van het bestanddeel “schijnbaar is betrokken” is gewijzigd, ondanks de maatschappelijke steeds luidere roep om strafrechtelijk optreden tegen kinderpornografie.
De rechtbank trekt uit bovenstaande de conclusie dat, anders dan door de Officier van Justitie gesteld, de wetgever niet heeft beoogd een uitbreiding te geven aan artikel 240b Sr met alle vormen van virtuele afbeeldingen, maar hierin slechts virtuele realistische afbeeldingen die voor levensecht kunnen doorgaan heeft willen betrekken. Aldus vallen afbeeldingen waaruit aanstonds blijkt dat het niet om realistische digitaal gemanipuleerde afbeeldingen gaat, niet onder de reikwijdte van artikel 240b Sr.
De rechtbank is van oordeel dat van de virtuele afbeeldingen zoals ten laste gelegd onder het eerste tot en met vijfde gedachtestreepje van feit 2 aanstonds blijkt dat het gaat om gemanipuleerde afbeeldingen die niet realistisch zijn. Het morele gehalte van deze afbeeldingen kan hieraan niet afdoen. Naar het oordeel van de rechtbank is met betrekking tot voormelde virtuele afbeeldingen niet wettig bewezen dat sprake is van “schijnbaar betrokken” zijn bij seksuele handelingen van één of meer personen die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet hadden bereikt in de zin van artikel 240b Sr.
Verdachte zal daarom partieel worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit, te weten: met betrekking tot de virtuele afbeeldingen genoemd in de tenlastelegging onder de gedachtestreepjes 1 tot en met 5. Ook zal verdachte worden vrijgesproken van de onder gedachtestreepje 7 omschreven afbeelding, nu hiervan geen afbeelding is overgelegd, dan wel van enig ander wettig bewijsmiddel blijkt.
Tot slot overweegt de rechtbank dat naast het in bezit hebben van de (zeer) forse aantallen kinderpornografische bestanden, verdachte over een langere periode actief contact heeft gezocht met gelijkgestemden. Dit leidt naar het oordeel van de rechtbank tot de conclusie dat verdachte van dit misdrijf een gewoonte heeft gemaakt.
Ten aanzien van feit 3 en feit 4
- Medeplegen
De officier van justitie heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van het medeplegen van de feiten 3 en 4. De verdediging is van mening dat verdachte van feit 3 moet worden vrijgesproken en dat bij feit 4 enkel het bezit, door verdachte alléén gepleegd, bewezen kan worden verklaard. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
Voor een bewezenverklaring van het medeplegen is vereist dat er tussen verdachte en zijn medeverdachte(n) nauwe en bewuste samenwerking is geweest. Er moet bij verdachte (voorwaardelijk) opzet op het medeplegen van het tenlastegelegde hebben bestaan. De samenwerking kan blijken uit voorafgaande al dan niet stilzwijgende afspraken, taakverdelingen, de aanwezigheid ten tijde van het delict en het zich niet distantiëren ervan.
De rechtbank leidt uit de verklaring van [betrokkene] af dat [..] (zijnde het pseudoniem waarvan verdachte zich tijdens chatsessies bediende) aan hem gevraagd heeft om foto’s te maken van zijn dochter [slachtoffer 1] en haar nichtje [slachtoffer 2]. Ook heeft verdachte hem gevraagd om video-opnames te maken van [slachtoffer 1] en om haar voor de webcam te zetten. Verdachte liet [betrokkene] weten dat hij dan alles zou laten zien wat hij heeft aan kinderpornografisch materiaal. Uit de verklaring van [betrokkene] en uit de woordelijke weergave van de chatsessies leidt de rechtbank verder af dat verdachte aan [betrokkene] gericht gevraagd heeft om specifieke pornografische handelingen met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te verrichten en daar foto’s en video’s van te maken.
De door [betrokkene] gemaakte foto’s en video’s zijn vervolgens door verdachte gedownload.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het vorenstaande dat sprake is geweest van nauwe en bewuste samenwerking tussen [betrokkene] en verdachte, gericht op het plegen van ontucht met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (feit 3) en op het maken van video’s en foto’s van die ontucht (feit 4).
Ten aanzien van het onder feit 4 tenlastegelegde is de rechtbank voorts van oordeel dat uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte de afbeeldingen van de minderjarige meisjes [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] samen met een ander heeft verspreid en in bezit heeft gehad.
Uit de verklaring van [betrokkene] volgt, dat die [betrokkene] ontuchtige handelingen als beschreven in de bewezenverklaring met zijn dochter [slachtoffer 1] en haar nichtje [slachtoffer 2] heeft gepleegd en dat hij van deze handelingen foto’s en filmpjes op zijn computer heeft gezet, welke vervolgens werden gedownload door zijn chatvrienden, onder wie verdachte. In het proces-verbaal van bevindingen van inspecteur en bevoegd zedenrechercheur F.T.M. Zanderink van 18 maart 2011 is gerelateerd dat bij verdachte multimediafiles zijn aangetroffen die kennelijk toebehoren tot de “serie [..]”. De slachtoffers zijn door de verbalisant herkend als zijnde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. Op bijna alle foto’s zijn de meisjes naakt; op zeven foto’s staan de meisjes gekleed of gedeeltelijk gekleed. Op de foto’s zijn seksuele handelingen te zien. De betreffende multimediafiles waren ook toegankelijk voor andere personen aan wie verdachte toegang had verleend.
De rechtbank komt op grond van deze bewijsmiddelen tot de conclusie dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van het verspreiden en het in bezit hebben van die afbeeldingen.
Wat betreft de tenlastegelegde periode overweegt de rechtbank dat verdachte van een deel van die periode dient te worden vrijgesproken, nu uit de verklaring van [betrokkene] volgt, dat hij, gerekend vanaf het moment waarop hij de verklaring ten overstaan van de Belgische politie heeft afgelegd, zijnde 29 mei 2008, ongeveer één jaar tot anderhalf jaar daarvoor is begonnen met het fotograferen van een naakt meisje. Voor het onder feit 3 tenlastegelegde leidt dit er toe dat het bewezenverklaarde door verdachte is begaan in de periode van 1 december 2006 tot en met de maand mei 2008. Voor het onder feit 4 tenlastegelegde leidt dit ertoe dat het bewezenverklaarde door verdachte is begaan in de periode van 1 december 2006 tot en met 6 oktober 2010.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder feit 1, feit 2, feit 3 primair en feit 4 primair meer of anders is tenlastegelegd, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde levert op:
- wat betreft feit 1 en feit 2, telkens het misdrijf:
"een afbeelding van een seksuele gedraging waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, is betrokken, verspreiden en in bezit hebben, terwijl van het plegen van dit misdrijf een gewoonte wordt gemaakt, meermalen gepleegd",
strafbaar gesteld bij artikel 240b, eerste en tweede lid van het Wetboek van Strafrecht;
- wat betreft feit 3 primair, het misdrijf:
"medeplegen van met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd",
strafbaar gesteld bij artikel 47 en 247 van het Wetboek van Strafrecht;
- wat betreft feit 4 primair, het misdrijf:
"medeplegen van een afbeelding van een seksuele gedraging waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, verspreiden en in bezit hebben, meermalen gepleegd",
strafbaar gesteld bij artikel 240b, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht.
De verdachte is strafbaar, aangezien niet is gebleken van een zijn strafbaarheid uitsluitende omstandigheid.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte terzake feit 1, feit 2, feit 3 primair en feit 4 primair wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar onvoorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest, en oplegging daarbij van de maatregel terbeschikkingstelling met bevel dwangverpleging.
Door de verdediging is ten aanzien van een eventuele strafoplegging naar voren gebracht dat de gevorderde strafoplegging te fors is en ziet op beduidend zwaardere zaken. Verdachte zal niet in herhaling vallen, aangezien verdachte zich realiseert dat hij met het in bezit hebben van kinderporno een grens heeft overschreden. Hij beseft dat hij problemen heeft en hij is gemotiveerd voor behandeling. Een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarde overeenkomstig het advies van de psycholoog, is volgens de verdediging passend.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van verdachte, zoals van één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich gedurende vijf jaren veelvuldig schuldig gemaakt aan het verspreiden en in bezit hebben van een grote hoeveelheid kinderpornografische afbeeldingen. Een deel van de hoeveelheid heeft een extreem gewelddadig karakter. Eveneens heeft hij zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van ontuchtige handelingen van twee minderjarige meisjes, jonger dan zestien jaar.
Door het (mede)plegen van ontuchtige handelingen bij minderjarigen en het verzamelen van kinderporno is het verdachte, zowel direct als indirect, toe te rekenen dat verwerpelijke praktijken die plaatsvinden met kinderen van veelal jonge leeftijd, in stand worden gehouden en bevorderd. Het is algemeen bekend dat kinderen door betrokkenheid bij seksueel misbruik alsmede bij de op de afbeeldingen voorkomende seksuele gedragingen psychische schade kunnen oplopen die ook vele jaren later nog diepe sporen nalaat.
Wat betreft de persoon van verdachte, neemt de rechtbank in ogenschouw de bevindingen en conclusies zoals deze zijn vermeld in de over verdachte opgemaakte rapporten van de gezondheidszorg- en forensisch psycholoog drs. D. Breuker en de psychiater dr F. Nhass. Uit beide rapportages komt naar voren dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een narcistische persoonlijkheidsstoornis met kenmerken als een zeer kwetsbare en krenkbare identiteit, de aanwezigheid van grootheidsfantasieën, een gestoorde agressieregulatie, impulsiviteit, het rechtvaardigen van eigen grenzeloos gedrag (in relaties en het contact met autoriteiten), het exploiteren van anderen voor eigen -seksuele- behoeftes en het gebrek aan empathie. Beide deskundigen concluderen in hun rapportages tot een verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte ten tijde van de bewezenverklaarde feiten.
Drs. Breuker is van mening dat naast de persoonlijkheidsproblematiek er sprake is van zwakbegaafdheid bij verdachte en dat het tenlastegelegde voor een groot gedeelte voortkomt uit de stoornissen in die zin dat het hier vooral seksueel grensoverschrijdend gedrag betreft om eigen sadomasochistische verlangens en gevoelens te kanaliseren en te controleren. In het geval van verdachte is sprake van onvoldoende zicht en grip op gevoelens en sadomasochistische verlangens en beschikt verdachte niet over het vermogen op risicovol gedrag voldoende af te wentelen.
Met het oog op de preventie van recidive en ter bevordering van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van verdachte, adviseert Breuker om verdachte in een deels voorwaardelijk kader een deeltijdbehandeling op te leggen bij een forensische behandelpolikliniek als de Tender en een verplicht reclasseringstoezicht.
De psychiater, dr Nhass, heeft bij verdachte, naast de narcistische persoonlijkheidsstoornis, de diagnose pedofilie, niet-exclusieve type, vastgesteld.
De pedofilie heeft een directe invloed heeft gehad op het tot stand komen van het bewezenverklaarde. Volgens de psychiater valt, de ontwikkeling van de ziekelijke fantasieën/drang in ogenschouw nemend, op dat er een stijgende lijn is in de gewelddadigheid van in elk geval de fantasieën. Verdachte heeft steeds “meer”, steeds excessievere prikkels nodig om te kunnen genieten van seks, waardoor zijn grens van het toelaatbare steeds verder opgeschoven wordt. De psychiater acht dit zorgelijk. Ook de grote drang die bij verdachte in het spel is, maakt dat het recidiverisico als hoog moet worden geclassificeerd. Gevaar voor de maatschappij schuilt bij verdachte niet alleen in het feit dat hij bij ‘verder-vervagende grenzen’ zelf een kind kan misbruiken, maar ook in het feit dat hij anderen kan aanzetten tot misbruik. Het aantreffen van de uitzonderlijke grote hoeveelheid ‘nieuwe series’ op de computer van verdachte roept de nodige zorg op. Om het gevaar voor de maatschappij enigszins te kunnen afwenden en het recidiverisico te kunnen terugdringen, is intensive en langdurige behandeling bij een daarvoor gespecialiseerde kliniek/centrum voor forensische psychiatrie noodzakelijk, aldus de psychiater. Bij verdachte is immers al vroeg in de jeugd een ernstige verstoring in zijn ontwikkeling opgetreden, waardoor behandeling alleen zal slagen als deze voldoende lang en voldoende intensief is.
De psychiater concludeert, dat, gelet op het feit dat verdachte berouw toont in het onderzoek, hij blijk geeft van probleembesef en zich gemotiveerd toont voor behandeling, dit bij elkaar genomen tot de conclusie zou kunnen leiden dat een voorwaardelijke strafdeel voldoende kader kan bieden om het eerder genoemd recidiverisico voldoende te verminderen. Aan de andere kant betreft dit een ernstige tenlastelegging waarbij een groot gevaar voor de maatschappij speelt.
Er moet intensief toezicht worden uitgeoefend op verdachte en bij signalen van een dreigend recidief moet snel ingegrepen kunnen worden. De weerstand die bij verdachte aanwezig is, de inconsequenties in zijn uitspraken, zijn neigingen om om zaken heen te draaien en het zich ongrijpbaar tonen hierin, maar ook de narcistische persoonlijkheidsstoornis (en de daaruit voortkomende eigengereidheid) zijn andere redenen waardoor streng toezicht noodzakelijk is. Gelet daarop is volgens de psychiater een voorwaardelijk strafdeel dan niet afdoende en zal toezicht en de verplichte behandeling in het kader van een TBS met voorwaarden dienen plaats te vinden.
De inhoud van de rapportages en de daarin opgenomen conclusies in ogenschouw nemend en onderschrijvend, komt de rechtbank tot het volgende.
De rechtbank concludeert dat verdachte ten tijde van het begaan van de bewezenverklaarde feiten als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. Die verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte ten tijde van het plegen van de bewezenverklaarde feiten en de achterliggende problematiek (de narcistische persoonlijkheidsstoornis en pedofilie) hebben in het bijzonder meegewogen bij de overwegingen van de rechtbank tot het bepalen van de aan verdachte op te leggen straf en maatregel.
De rechtbank betrekt hierbij hetgeen de deskundige I. Nibbeling, reclasseringswerker, ter terechtzitting heeft verklaard. Kort samengevat, houdt haar verklaring in dat zij de door de psychiater beschreven problematiek van verdachte onderschrijft en dat verdachte zowel voor zijn persoonlijkheidsstoornis als zijn pedofilie behandeld zal moeten worden. Daarbij kan de zedenproblematiek van verdachte eerst dan behandeld worden als de persoonlijkheidstoornis van verdachte (al enige tijd) behandeld is. Verder vraagt de deskundige zich af of verdachte wel zwakbegaafd is, omdat hij toch een MAVO-diploma heeft gehaald. De benodigde behandelingen dienen volgens de deskundige in een klinische setting te starten en zullen lange tijd duren.
Voorts betrekt de rechtbank de eigen verklaring van verdachte in haar overweging.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij zich herkent in de beschreven sadomasochistische trekken, en dat het juist is dat er een stijgende lijn in de gewelddadigheid van zijn fantasieën is. Ook de verklaring van verdachte ten overstaan van de verbalisanten dat hij liever niet alleen is met het 3-jarig dochtertje van zijn vrienden alsmede dat zijn grenzen acuut vervagen wanneer hij in staat van opwinding is, betrekt de rechtbank bij het opleggen van de hierna te noemen maatregel.
Hoewel de psychiater meent dat het recidive-risico alleen door een TBS met voorwaarden voldoende kan worden afgewend en in tegenstelling tot de verdediging dat een behandeling in een voorwaardelijk kader volstaat, is de rechtbank van oordeel dat deze maatregel niet afdoende zal zijn en dat zelfs een dwangkader nodig is bij de behandeling van verdachte. De rechtbank let daarbij op hetgeen de psychiater beschrijft over de weerstand van verdachte, op het feit dat de persoonlijkheidsstoornis van verdachte eerst behandeld zal moeten worden en op hetgeen verdachte zelf heeft verklaard.
Ook de maatschappij, met name minderjarige kinderen, dient beschermd te worden tegen deze verdachte.
Uit de rapporten volgt dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens (in de vorm van pedofilie niet-exclusieve type) en dat hij lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens (in de vorm van een narcistische persoonlijkheidsstoornis). De door verdachte begane feiten betreffen allemaal misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld, zijnde misdrijven als bedoeld in artikel 37a, eerste lid onder 1, van het Wetboek van Strafrecht. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel tot terbeschikkingstelling eisen.
De bewezenverklaarde delicten zijn misdrijven die een gevaar opleveren voor of krenking zijn van de lichamelijke integriteit van personen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de behandeling die verdachte nodig heeft niet anders dan binnen het dwingend kader van de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging kan worden uitgevoerd.
Hiervoor is reeds overwogen dat verdachte aan de vereisten voor oplegging van deze maatregel voldoet. De rechtbank zal daarom aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege opleggen.
De maatregel zal worden opgelegd voor de duur van twee jaren.
De rechtbank is van oordeel dat naast voornoemde maatregel ook een gevangenisstraf dient te worden opgelegd. Dit om de ernst van de door verdachte begane feiten te benadrukken. Bij het bepalen van de op te leggen straf houdt de rechtbank rekening met de ernst van het bewezenverklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke delicten worden opgelegd.
De door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf van zes jaar acht de rechtbank in dat licht bezien te fors. Zij neemt daarbij in ogenschouw dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geoordeeld, dat hij niet eerder voor strafbare feiten is veroordeeld, en dat hij bereid is tot gedragsverandering en behandeling. De rechtbank zal aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren opleggen, met dien verstande dat de door verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd daarop in mindering zal worden gebracht.
De na te melden straf en maatregel is gegrond, behalve op voormelde artikelen, op de artikelen 10, 27 en 37a van het Wetboek van Strafrecht.
Verklaart bewezen, dat het onder feit 1, feit 2, feit 3 primair en feit 4 primair tenlastegelegde zoals boven omschreven door verdachte is begaan.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder feit 1, feit 2, feit 3 primair en feit 4 primair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Verstaat, dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven vermeld.
Verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte ter zake daarvan tot een gevangenisstraf voor de tijd van drie jaren.
Beveelt dat de tijd, die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
Gelast verdachte ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat de ter beschikking gestelde van overheidswege wordt verpleegd.
Aldus gewezen door mr. Bloebaum, voorzitter, mr. Elferink en mr. Stam, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van der Leest, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 22 april 2011.
Mr. Stam is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.