ECLI:NL:RBALM:2011:BQ2767

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
26 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
370709 EJ VERZ 11-2288 (ctb)
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.H. van Rhijn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens verbale agressie werknemer

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Almelo op 26 april 2011 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de gemeente Enschede en een werknemer, aangeduid als [verweerder]. De gemeente Enschede verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst vanwege verbale agressie van de werknemer jegens zijn leidinggevende. De werknemer, die in 1983 een hersenbloeding had gehad, had zich in een brief uitgelaten met bedreigende en kwetsende opmerkingen. De kantonrechter erkende dat de verbale agressie grensoverschrijdend was en dat de gemeente dergelijk gedrag niet hoefde te accepteren. Echter, de rechter oordeelde dat in dit specifieke geval de arbeidsovereenkomst niet ontbonden kon worden. Dit was gebaseerd op verschillende factoren, waaronder de mogelijkheid dat de agressie een gevolg was van de hersenbloeding, het belang van sociale contacten voor de werknemer, en het feit dat hij zich inspande om zijn gedrag te verbeteren. De kantonrechter concludeerde dat er geen gewichtige redenen waren voor ontbinding en dat de op non-actiefstelling te lang had geduurd. De gemeente Enschede werd veroordeeld in de proceskosten van de werknemer, en het verzoek tot ontbinding werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector Kanton
Locatie Enschede
Zaaknummer : 370709 EJ VERZ 11-2288 (ctb)
Beschikking d.d. 26 april 2011 in de zaak van:
Het rechtspersoonlijkheid bezittende publiekrechtelijk lichaam Gemeente Enschede,
gevestigd en kantoorhoudende te Enschede,
verzoekende partij,
hierna te noemen: gemeente Enschede,
gemachtigde: mw. mr. N. Dijkhuizen, verbonden aan de gemeente Enschede,
tegen
[verweerder],
wonende te [plaats],
verwerende partij,
hierna te noemen: [verweerder],
gemachtigde: mr. A.G. Schouwink,
advocaat te Enschede.
1. Het verloop van de procedure:
1.1 Bij verzoekschrift dat op 29 maart 2011 is ingekomen ter griffie van de rechtbank Almelo, sector kanton, locatie Enschede vraagt de gemeente Enschede de tussen haar en [verweerder] bestaande arbeidsovereenkomst binnen een zo kort mogelijke termijn te ontbinden. [verweerder] heeft een verweerschrift ingediend. Het verzoek van de gemeente Enschede is op 18 april 2011 mondeling behandeld en de griffier heeft daarvan proces-verbaal opgemaakt.
2. De feiten:
2.1 [verweerder], geboren in [..] 1963, heeft in september 1983 een hersenbloeding gehad. Als gevolg daarvan heeft hij te kampen met een verlamming van zijn rechterarm en met functieverlies van zijn rechtervoet. Hij onderkent dat hij incidenteel onbeheerst optreedt en zich verbaal agressief uit. In samenspraak met zijn echtgenote heeft hij een cursus gevolgd om zijn gedragsproblematiek aan te pakken en in aansluiting daarop heeft hij nazorg genoten bij de dienst maatschappelijk werk van het revalidatiecentrum Het Roessingh te Enschede.
2.2 Ingevolge de Wet Sociale Werkvoorziening (WSW) treedt [verweerder] op basis van een arbeidsovereenkomst op 14 december 1998 in dienst van de gemeente Enschede. Hij gaat werken bij het organisatieonderdeel DCW dat is belast met de uitvoering van de WSW. Het DCW afficheert zich als een leerwerkbedrijf dat onder meer werkt voor mensen die vanwege een arbeidsbeperking moeite hebben met het vinden van een baan. Aanvankelijk werkt [verweerder] 36 uur per week. Met ingang van 2 oktober 2006 wordt het 12 uur per week (drie dagen, vier uur). Zijn functie wordt aangeduid als medewerker montage memo en zijn salaris bedraagt € 560,67 bruto per maand te vermeerderen met 8% vakantietoeslag.
2.3 Op de arbeidsovereenkomst is van toepassing de CAO voor de Sociale Werkvoorziening. De inhoud van deze CAO is de kantonrechter ambtshalve bekend. Op grond van de CAO kunnen disciplinaire maatregelen worden getroffen zoals een schorsing voor een bepaalde tijd, zonder of met gedeeltelijk genot van loon voor ten hoogste 2/5 deel van de voor de werknemer geldende gemiddelde werktijd per week. Een andere maatregel kan plaatsing zijn in een andere functie voor bepaalde of onbepaalde tijd, zulks met of zonder vermindering van loon. Artikel 50 van de CAO regelt de op non-actiefstelling. Artikel 50 lid 1 is als volgt geredigeerd:
De werkgever kan de werknemer voor een periode van ten hoogste 4 weken op non actief stellen, indien de voortgang van de werkzaamheden – door welke oorzaak dan ook – ernstig wordt belemmerd. Deze termijn kan 1 maal met twee weken worden verlengd.
Bij brief van 3 december 2010 wordt op grond van artikel 50 lid 1 CAO [verweerder] op non actief gesteld. Artikel 50 lid 1 van de CAO wordt toegepast, omdat [verweerder] zich jegens zijn leidinggevende op een wijze opstelt die niet door de beugel kan. In de brief wordt vermeld dat hij onder andere tegen zijn leidinggevende heeft gezegd dat hij haar nog eens de keel zou willen dichtknijpen, dat ze kon doodvallen en dat ze een teringwijf is.
2.4 [verweerder] heeft zich daadwerkelijk naar zijn leidinggevende uitgelaten als in de brief van 3 december 2010 is vermeld.
3. Het standpunt van de gemeente Enschede:
3.1 Voorop moet worden gesteld dat de gemeente Enschede zich realiseert dat het DCW bedoeld is voor werknemers met een Sociale Werkvoorziening indicatie en dat de werkzaamheden van deze werknemers worden verricht opdat zij hun arbeidsbekwaamheid behouden of verbeteren. De werknemers bij het DCW moeten daarom leren zich te houden aan interne bedrijfsregels. In 2010 bleek dat de interne regels niet altijd strikt werden nageleefd en daarom heeft de gemeente Enschede besloten detacheringbegeleiders in te zetten met de opdracht ervoor zorg te dragen dat de interne regels van het DCW strikt worden nageleefd. [verweerder] is over deze gang van zaken ontstemd en zijn woede richt zich voornamelijk tegen één van zijn nieuwe leidinggevenden. Hij heeft zich tegenover haar uitgelaten als in de brief van 3 december 2010 is vermeld. De uitlatingen komen neer op levensbedreiging en de leidinggevende heeft deze uitlatingen serieus opgevat. Bij de politie is aangifte gedaan. Weliswaar gaat deze leidinggevende het DCW verlaten, maar haar collega’s hebben te kennen gegeven dat ook zij niets meer met [verweerder] van doen willen hebben. Niet uit het oog mag worden verloren dat [verweerder] ook op de andere werknemers een negatieve invloed heeft. [verweerder] heeft, zoals het wel wordt uitgedrukt, een kort lontje. Er zijn geen aanwijzingen dat zijn uitlatingen het gevolg zijn van de hem overkomen hersenbloeding. Het ontbindingsverzoek houdt geen verband met zijn handicap. De verbale agressie van [verweerder] is grensoverschrijdend en voor de gemeente Enschede onacceptabel.
3.2 De gewraakte handelwijze van [verweerder] is een gewichtige reden, die een dringende reden als bedoeld in artikel 7: 677 lid 1 BW zou hebben opgeleverd en op grond daarvan moet de arbeidsovereenkomst worden ontbonden. In ieder geval zal een ontbinding dienen plaats te vinden wegens veranderingen in de omstandigheden als bedoeld in artikel 7:685 lid 2 BW.
4. Het verweer:
4.1 [verweerder] is van mening dat het verzoek moet worden afgewezen. In subsidiair verband, voor het geval het toch tot een ontbinding komt, wil [verweerder] dat hem ten laste van de gemeente Enschede een vergoeding wordt toegekend van € 13.624,28 bruto. Het volgende is naar voren gebracht:
4.2 De gedragsproblematiek is het gevolg van de hersenbloeding. [verweerder] doet een beroep op de reflexwerking van het opzegverbod dat is neergelegd in artikel 7: 670 lid 1 BW. [verweerder] laat zich er veel aan gelegen zijn problematiek uit de wereld te helpen. Het DCW kan daaraan een positieve bijdrage leveren door zich te laten informeren over hoe met hem dient te worden omgegaan. Niet uit het oog mag worden verloren dat de agressie alleen verbaal is geweest. Fysiek is [verweerder] niet in staat iemand lastig te vallen. De agressie heeft zich alleen gericht tegen zijn leidinggevende met wie hij betrekkelijk kort van doen heeft gehad. Daarvoor waren er geen incidenten van betekenis. Nu de leidinggevende wordt vervangen is dat een extra reden om [verweerder] in dienst te houden waardoor hij de mogelijkheid heeft zich verder in positieve zin te ontwikkelen. Het is voor [verweerder] en voor zijn echtgenote van groot belang dat hij zijn werk behoudt. [verweerder] kan niet zonder de sociale contacten die aan het werk zijn verbonden. Voor het geval het onverhoopt tot een ontbinding komt is de verzochte vergoeding billijk.
5. De beoordeling van het verzoek:
5.1 De gemeente Enschede betwist dat de onheuse bejegening van de leidinggevende rechtstreeks terug is te voeren op de hersenbloeding die [verweerder] in 1983 is overkomen. [verweerder] zelf is stellig van oordeel dat er wel een rechtstreeks verband bestaat tussen zijn handicap en zijn uitlatingen jegens zijn leidinggevende. De kantonrechter laat het in het midden. Geen van partijen heeft haar standpunt in deze kwestie voldoende onderbouwd. Of het verzoek van de gemeente Enschede verband houdt met het bestaan van enig opzegverbod zal niet worden onderzocht, omdat het verzoek zal worden afgewezen.
5.2 Met de gemeente Enschede is de kantonrechter van oordeel dat de verbale agressie, waaraan [verweerder] zich schuldig heeft gemaakt, grensoverschrijdend is geweest. De gemeente behoeft dergelijk gedrag niet te accepteren. Desalniettemin zal het gedrag in het “speciale geval” van [verweerder] er niet toe leiden dat de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden. Bij [verweerder] is sprake van “speciaal geval”, omdat:
a. niet is uit te sluiten dat zijn verbale agressie een gevolg is van de
hersenbloeding;
b. aannemelijk is dat voor het behoud en uitbreiden van zijn sociale contacten het voor hem belangrijk is dat hij zijn werk behoudt;
c. het uitgesloten moet worden geacht dat hij bij een andere werkgever arbeid in
loondienst kan verrichten;
d. vaststaat dat hij er veel aan doet zijn verbale agressie binnen de perken te houden en ernaar streeft ervan verlost te raken. Dit getuigt ervan dat hij inzicht heeft in zijn problematiek.
Mede gelet op voorgaande doen zich geen gewichtige redenen voor die een ontbinding van de arbeidsovereenkomst kunnen rechtvaardigen. Zo is niet in te zien waarom na de eerste uiting van verbale agressie niet een disciplinaire maatregel is toegepast bijvoorbeeld in de vorm van een schorsing. De op non-actiefstelling is geen disciplinaire maatregel en het komt de kantonrechter voor dat de op non-actiefstelling, gelet op hetgeen in artikel 50 van de CAO is bepaald, te lang heeft geduurd. Daarbij komt dat er wellicht toch een verband bestaat tussen de wijze waarop de nieuw aangestelde leidinggevende te werk is gegaan en de agressie van [verweerder]. Dat verband maakt de handelwijze van [verweerder] niet minder ernstig, maar nu deze leidinggevende binnen de gemeente Enschede een andere functie heeft aanvaard had misschien kunnen worden volstaan met het opleggen van een disciplinaire maatregel die ertoe had kunnen leiden dat [verweerder] de mogelijkheid wordt geboden, zonder geconfronteerd te worden met “oud zeer”, weer aan het werk kan gaan. Ten slotte acht de kantonrechter relevant dat [verweerder] slechts 12 uren per week, verdeeld over drie dagen, werkt. Dat zal kunnen inhouden dat van het DCW gevergd mag worden dat voor [verweerder] arbeidsomstandigheden worden gecreëerd die een vruchtbare samenwerking in de toekomst mogelijk maakt.
5.3 De gemeente Enschede zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.
Beslissing:
Wijst het verzoek af.
Veroordeelt de gemeente Enschede in de kosten van de procedure aan de zijde van [verweerder] gevallen en tot op heden begroot op € 400,00 voor salaris gemachtigde.
Aldus gegeven te Enschede door mr. M.H. van Rhijn, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 26 april 2011 in aanwezigheid van de griffier.