ECLI:NL:RBALM:2011:BQ2880

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
20 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
108612 HA ZA 10-52
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.R. van der Winkel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van school voor gymongeval met trampoline

In deze zaak vordert eiseres, een 15-jarige VMBO-leerling, schadevergoeding van haar school, het Stedelijk Lyceum in Enschede, na een ongeval tijdens een gymnastiekles op 9 april 2003. Eiseres stelt dat de school onrechtmatig heeft gehandeld door een onveilige opstelling van de trampoline en onvoldoende toezicht en instructies te bieden. De rechtbank Almelo heeft de zaak behandeld en de vraag beantwoord of de school haar zorgplicht heeft geschonden. De rechtbank overweegt dat een school verantwoordelijk is voor veilige lesomstandigheden en dat dit ook geldt voor de opstelling van gymtoestellen en het toezicht daarop. De rechtbank heeft besloten een deskundigenbericht aan te vragen om de veiligheid van de opstelling en de mate van toezicht te onderzoeken. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling en partijen zijn uitgenodigd om zich uit te laten over de wenselijkheid van het deskundigenbericht. De uitspraak is gedaan op 20 april 2011.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector Civiel
zaaknummer: 108612 HA ZA 10-52
datum vonnis: 20 april 2011 (vdw)
Vonnis van de rechtbank Almelo, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, in de zaak van:
inzake:
[eiseres],
wonende te [plaats],
eiseres,
advocaat: mr. L. van den Ham - Leerkes te Apeldoorn,
tegen
de stichting
Stichting Het Stedelijk Lyceum Enschede,
gevestigd te Enschede,
gedaagde,
advocaat: mr. I. van der Putt - van Vessum te Utrecht.
Het procesverloop
Eiseres heeft gedaagde op 14 januari 2010 doen dagvaarden voor deze rechtbank. Gedaagde heeft hierop een conclusie van antwoord in het geding gebracht. Vervolgens heeft eiseres geconcludeerd voor repliek, waarbij zij tevens haar eis heeft vermeerderd, waarna gedaagde heeft geconcludeerd voor dupliek. Tenslotte hebben partijen om vonnis gevraagd.
Het geschil:
1. Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende weersproken en/of gebleken uit de niet althans onvoldoende weersproken inhoud van de overgelegde producties, neemt de rechtbank in deze zaak als vaststaand aan:
I. Op 9 april 2003 is eiseres tijdens een gymnastiekles van haar school, het Stedelijk Lyceum, locatie Zuid te Enschede (onderdeel van gedaagde), een ongeval overkomen. Het Stedelijk Lyceum was in 2003 een door het Nederlands Olympisch Comité aangewezen LOOTschool. Op een LOOTschool kunnen (aanstaande) topsporters hun sport combineren met hun studie. Eiseres had ten tijde van het ongeval de leeftijd van 15 jaar en was een VMBO-leerling (klas 3T) in de zogeheten sportstroom van deze school.
II. Op 9 april 2003 volgde eiseres als leerling van de school -in een groep van 22 leerlingen- een gymnastiekles gedurende twee aaneengesloten uren. De docent Lichamelijke Opvoeding had de groep leerlingen gesplitst in twee subgroepen; één subgroep (van 12 leerlingen) in een kleine gymzaal was aan het turnen, de andere subgroep deed in de grote gymzaal een balspel. Eiseres behoorde tot de turngroep.
III. In de kleine gymzaal was onder meer een rechthoekige trampoline (circa 5 bij 3 meter) opgesteld. Aan iedere lange zijde van dit toestel lagen twee dunne valmatten op de grond. Op de dunne valmatten stonden aan weerszijde van het toestel twee leerlingen als ‘vangers’. Aan de twee korte zijden van de trampoline stond een kast (van circa 1,5 meter) met daarop een dikke landingsmat (van 3,20 meter breed, iets breder dan de trampoline). De opstelling is door de leerlingen vervaardigd en door de docent (voor en tijdens de les) op veiligheid gecontroleerd. De navolgende afbeeldingen geven een illustratie van de opstelling van het toestel destijds.
IV. De docent had de leerlingen opdracht gegeven om rechtstandige sprongen te maken. Daarnaast mochten er ook salto’s met hulp worden gemaakt. De sfeer was constructief voor de uitvoering van de opdracht, er was geen sprake van “bravoure-sfeer”. Op een gegeven moment heeft de docent de leerlingen opdracht gegeven om de oefeningen te beëindigen. De les was afgelopen en er moest opgeruimd worden. De docent heeft hierop de zaal verlaten om ook in de andere gymzaal de les te beëindigen.
V. Op het moment dat de docent opdracht gaf om de oefeningen te beëindigen maakte eiseres sprongen op de trampoline. Nadat de docent de gymzaal had verlaten heeft eiseres nog enkele sprongen gemaakt. Toen zij haar oefening vervolgens wilde beëindigen is zij op één van de landingsmatten aan de korte zijde van de trampoline gesprongen, heeft daarbij haar evenwicht verloren, is vervolgens van de landingsmat gegleden en op de grond gevallen. Daarbij heeft zij letsel bekomen aan haar rechterarm.
2. Eiseres vordert - na vermeerdering van eis -:
I. een verklaring voor recht dat gedaagde aansprakelijk is voor de door eiseres geleden en nog te lijden schade;
II. veroordeling van gedaagde tot betaling van € 7.656,92 aan buitengerechtelijke kosten, met wettelijke rente vanaf 14 januari 2010;
III. veroordeling van gedaagde tot betaling van de overige door eiseres geleden materiële en immateriële schade nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
IV. veroordeling van gedaagde in de proceskosten, met wettelijke rente vanaf de dag van het vonnis althans vanaf de veertiende dag na de datum van het vonnis.
3. Zij stelt daartoe - kort samengevat - dat gedaagde aansprakelijk is voor de door haar geleden schade als gevolg van het ongeval op grond van onrechtmatige daad (ex art. 6: 162 en/of 6: 170 BW). Gedaagde heeft onrechtmatig jegens haar gehandeld; zij heeft haar zorgplicht jegens eiseres geschonden doordat:
a. de opstelling van het toestel (de trampoline met de landingsmatten, valmatten en vangers) onjuist en onveilig was;
b. de docent aan eiseres onvoldoende duidelijke instructies had gegeven;
c. er tijdens (het beëindigen van) de oefening door eiseres onvoldoende toezicht van de docent was (door het gedifferentieerd lesgeven).
Door het onrechtmatige handelen van gedaagde heeft zij schade geleden.
4. Gedaagde heeft de vorderingen van eiseres betwist. Zij ontkent onrechtmatig te hebben gehandeld. Er was geen sprake van onzorgvuldig gevaarzettend gedrag door gedaagde. De docent had alle noodzakelijke en voorgeschreven veiligheidsmaatregelen getroffen (juiste opstelling en instructies). De docent kon bovendien het negeren van zijn instructies door eiseres (les direct beëindigen en opruimen) niet voorzien, in het bijzonder niet doordat eiseres een sportstroomleerling (en hulpdocente) was. De omstandigheid dat de les op een LOOTschool werd gegeven aan leerlingen in de sportstroom, bracht met zich mee dat de instelling en ervaring van de leerlingen en de sfeer en risico’s tijdens de les in positieve zin afweek van die factoren in het reguliere onderwijs. Daardoor was gedifferentieerd lesgeven aan eiseres in casu niet onzorgvuldig van de docent.
Subsidiair stelt gedaagde dat het causaal verband tussen de verweten gedragingen (onveilige opstelling, onvoldoende duidelijke instructies en onvoldoende toezicht) en de val van eiseres (en dientengevolge ontstane schade) ontbreekt.
Meer subsidiair stelt zij dat de schade van eiseres geheel een gevolg is van een aan eiseres zelf toe te rekenen omstandigheid (eigen schuld/ onvoorzichtig gedrag van eiseres).
Tot slot betwist zij dat de door eiseres gestelde (letsel-)schade een gevolg is van het ongeval.
5. De rechtbank overweegt dat de eerste vraag die partijen verdeeld houdt, is of gedaagde jegens eiseres onrechtmatig heeft gehandeld. Bij het beantwoorden van die vraag stelt de rechtbank voorop dat een school jegens haar leerlingen een zorgplicht heeft. Deze zorgplicht brengt met zich mee dat de school behoort zorg te dragen voor veilige randvoorwaarden in haar gebouwen gedurende de lesuren. Daaronder valt een veilige opstelling van een (deugdelijk trampoline) toestel ten behoeve van een gymles en afdoende toezicht op die veilige opstelling en op een veilig gebruik van het toestel door leerlingen tijdens een gymles, inclusief de tijd die wordt gebruikt voor het opruimen van de gymtoestellen aan het einde van een gymles.
6. In deze zaak heeft eiseres letsel bekomen tijdens een gymles in een school van gedaagde. Gedaagde had tijdens die gymles een zorgplicht jegens eiseres. Gedurende die gymles is voor tijdelijk gebruik een trampoline toestel opgesteld, met valkussens, valmatten en vangers zoals hiervoor vermeld. Eiseres heeft in opdracht van gedaagde de opstelling gebruikt. Bij het (beëindigen van het) gebruik van dat toestel heeft zij letsel opgelopen.
De rechtbank ziet zich nu allereerst voor de beantwoording van de vraag geplaatst of gedaagde met deze opstelling van de trampoline c.a. jegens eiseres onrechtmatig heeft gehandeld (was er sprake van een onjuiste en onveilige opstelling van de trampoline c.a.)? Daarbij spelen de navolgende subvragen een rol:
a. Was de opstelling van het toestel conform de verkeers- en veiligheidsnormen in 2003?
b. Hoe groot is de mate van waarschijnlijkheid van een ongeval bij het uitvoeren van de onderhavige oefening, gegeven de feitelijke opstelling van het toestel?
c. In welke mate heeft onvoorzichtigheid van eiseres invloed gehad op het ongeval?
d. Hoe ernstig en omvangrijk is mogelijk de schade als het risico van vallen op een landingsmat zich verwezenlijkt?
e. Welke eisen moeten in het algemeen en in dit bijzondere geval worden gesteld aan de zorgplicht, bestaande uit het houden van toezicht en/of het geven van instructies van de docent?
f. Hoe bezwaarlijk was het treffen van (welke?) maatregelen om het ongeval te voorkomen?
7. De rechtbank acht het voorshands nodig ter beantwoording van voormelde vragen een deskundigenbericht in te winnen. Voordat daartoe wordt overgegaan, zal de rechtbank partijen in de gelegenheid stellen zich uit te laten over de wenselijkheid van een deskundigenbericht, over het aantal en het specialisme van de te benoemen deskundige(n) en over de aan de deskundige(n) voor te leggen vragen. Indien partijen zich wensen uit te laten over de persoon van de te benoemen deskundige(n), dienen zij daarbij gemotiveerd aan te geven over welke deskundige(n) zij het eens zijn, dan wel tegen wie zij bezwaar hebben. De rechtbank zal de zaak hiertoe naar de rol verwijzen.
8. Iedere verdere beslissing zal daarom worden aangehouden.
De beslissing
De rechtbank:
I. Bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van woensdag 18 mei 2011 voor het nemen van een akte door beide partijen over hetgeen is vermeld in rechtsoverweging 7.
II. Voor het overige zal iedere verdere beslissing worden aangehouden.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. A.R. van der Winkel en op woensdag 20 april 2011 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.