ECLI:NL:RBALM:2011:BQ2975
Rechtbank Almelo
- Kort geding
- J.H. van der Veer
- Rechtspraak.nl
Toepassing van executoriaal beslag door de Ontvanger van de Belastingdienst en de belangen van de belastingschuldige
In deze zaak, die voor de Rechtbank Almelo werd behandeld, vorderden de besloten vennootschappen Claudy Fashion B.V. en Rufa Holding B.V. een verbod voor de Ontvanger van de Belastingdienst om de aangekondigde executoriale verkoop van hun kantoorinventaris door te laten gaan. De Ontvanger had op 9 maart 2011 beslag gelegd op de kantoorinventaris van beide vennootschappen vanwege openstaande belastingschulden. De geplande executoriale verkoop was vastgesteld op 21 april 2011. Claudy en Rufa stelden dat de opbrengst van de verkoop waarschijnlijk zeer laag zou zijn en dat de verkoop hun ondernemingen zou beëindigen, wat hen in een onhoudbare positie zou brengen.
De voorzieningenrechter overwoog dat de bevoegdheid van de Ontvanger om executoriaal beslag te leggen een essentieel instrument is voor de invordering van belastingschulden, ten behoeve van het algemeen belang. De rechter stelde vast dat het belang van de Ontvanger bij voortzetting van de executie zwaarder woog dan de belangen van Claudy en Rufa. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen sprake was van misbruik van bevoegdheid door de Ontvanger en dat de vorderingen van Claudy en Rufa moesten worden afgewezen. Tevens werden Claudy en Rufa veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de Ontvanger op € 568,00 werden begroot.
De uitspraak benadrukt de afweging tussen individuele belangen van belastingschuldigen en het algemeen belang van de belastinginning. De rechter bevestigde dat de Ontvanger niet onrechtmatig handelde door de executie voort te zetten, ondanks de mogelijke negatieve gevolgen voor de betrokken ondernemingen. Dit vonnis is op 20 april 2011 uitgesproken door mr. J.H. van der Veer.