ECLI:NL:RBALM:2011:BQ5187

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
17 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
: 289687 CV EXPL 08-5703
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • E.C.M. August de Meijer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Pensioenschade door tekortkoming werkgever in pensioenvoorziening

In deze zaak, gewezen door de kantonrechter van de Rechtbank Almelo op 17 mei 2011, staat de pensioenschade centraal die is ontstaan door een tekortkoming van de werkgever in de nakoming van de pensioenverplichtingen. De eiser, vertegenwoordigd door mr. G.R. Derksen, heeft een vordering ingesteld tegen de gedaagde, vertegenwoordigd door mr. S. van der Vegt, met betrekking tot een koopsompolis die door de werkgever was afgesloten ter vervanging van een verplichte pensioenvoorziening. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de koopsompolis niet gelijkwaardig was aan de verplichte pensioenregeling, omdat er geen vrijstelling was verkregen bij het bedrijfspensioenfonds en de uitkering uit de koopsompolis afhankelijk was van het beleggingsresultaat. Dit leidde tot een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de verplichtingen uit de vroegere arbeidsverhouding.

De kantonrechter heeft in zijn vonnis de feiten en omstandigheden van de zaak uiteengezet, waaronder de communicatie tussen partijen en de overgelegde bewijsstukken. De eiser heeft een pensioen- of koopsomberekening overgelegd, waartegen de gedaagde heeft gereageerd. Tijdens de pleidooien zijn de standpunten van beide partijen verder toegelicht. De kantonrechter heeft overwogen dat de eiser niet tijdig heeft geklaagd over het pensioentekort, maar dat dit te maken had met de complexiteit van de materie en de tijdsperiode waarin de schade zich heeft voorgedaan.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter geoordeeld dat de waarde van de Aegon-polis in mindering moet worden gebracht op het bedrag dat de eiser zou hebben ontvangen als het pensioentekort bij Delta Lloyd was rechtgetrokken. De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van in totaal € 77.844,- aan de eiser, alsook de proceskosten. Dit vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector Kanton
Locatie Almelo
Zaaknummer : 289687 CV EXPL 08-5703
Uitspraak : 17 mei 2011 (gn)
Vonnis in de zaak van:
[eiser]
wonende te [plaats]
eisende partij
hierna ook wel [eiser] te noemen
gemachtigde: mr. G.R. Derksen, advocaat te Enschede
tegen
[gedaagde]
gevestigd te [plaats]
gedaagde partij, hierna ook wel [gedaagde] te noemen
gemachtigde: mr. S. van der Vegt, advocaat te Zutphen
In deze zaak wordt het volgende vonnis gewezen.
De kantonrechter.
Gehoord partijen.
Gezien de processtukken.
Overweegt ten aanzien van het recht:
1. De kantonrechter neemt hierover hetgeen dienaangaande in de tussenvonnissen d.d.
16 juni en 22 september 2009, 3 augustus en 16 november 2010 is overwogen en beslist.
[eiser] heeft ingevolge het tussenvonnis van 16 november 2010 bij akte een pensioen- of koopsomberekening overgelegd, zoals in dat tussenvonnis is overwogen.
[gedaagde] heeft daarop gereageerd ondermeer met overlegging van soortgelijke berekeningen.
Ter voorbereiding op het door [gedaagde] verzochte pleidooi hebben partijen nog producties ingebracht alsmede nog een antwoordakte van [eiser].
Op 8 april 2011 hebben pleidooien plaatsgevonden. Beide partijen hebben hun standpunten, nogmaals, verwoord en toegelicht bij monde van hun gemachtigden.
[gedaagde] bij monde van mr. S. van der Vegt en [eiser] bij monde van
mr. G.R. Derksen. Beide gemachtigden hebben pleitnota’s overgelegd, waarna om vonnis is verzocht.
2. [gedaagde] heeft verzocht dat de kantonrechter stilstaat bij bepaalde aspecten van de zaak en alsnog in voorkomend geval tot heroverweging komt, waarbij als uitgangspunt dient dat de vordering van [eiser] tot schadevergoeding is gegrond op een tekortkoming in de nakoming.
a. Het aspect klachtplicht ex. art. 6: 89 BW:
Dienaangaande overweegt de kantonrechter dat eerst bij pleidooi dit punt naar voren is gekomen. Derhalve tardief. Trouwens heeft [eiser] binnen bekwame tijd, gelet op de ingewikkeldheid der materie, bij brief van 30 mei 2008, nadat hij op 1 april 2008 met pensioen was gegaan, het pensioentekort, dat hij niet eerder dan per oktober 2007 heeft kunnen vernemen, bij [gedaagde] aangekaart.
b. Het aspect verjaring, ook hier geldt hetgeen hierboven(ten overvloede) is overwogen:
In 1999 gingen partijen ervan uit, naar later blijkt ten onrechte, dat het pensioentekort bij Delta Lloyd, met de Aegon-polis werd te niet gedaan. Er bestond toen, en ook later tot 2007 en 2008 niet enige wetenschap of bekendheid met de schade bij [eiser].
c. Het aspect afstand en vaststellingsovereenkomst:
Zelfs ter gelegenheid van de pleidooien is gebleken dat [eiser] niet wist waarvoor hij tekende toen hij op 14 januari 1999 tekende voor de Aegon-polis, welke per 1 december 1998 inging. [eiser] meent (nog steeds) dat het een aanvullende pensioenverzekering was voor de zwart uitbetaalde, dus niet aan pensioenpremie onderhavige, eindejaarsuitkeringen, welke hij enige tijd kreeg onder het mom van vrijetijdsgeld waarover ook de heer [X] senior, in zijn getuigenverklaring van 16 april 2010 verklaarde. Daarmee heeft [eiser] dus geen afstand gedaan van een gelijkwaardig aan het Delta Lloyd-pensioen afgesloten regeling en evenmin een vaststellingsovereenkomst terzake gesloten. Ter zitting bleek ook dat de heer [X]senior de Aegon-polis niet begrepen heeft. Hij is ervan uitgegaan dat het een vervanging was van het Delta Lloyd-pensioen voor zover dat uit moest stijgen boven het aan Delta Lloyd opgegeven salaris van [eiser] van € 24. 023,13 als pensioengevend salaris. Ook na het sluiten van de Aegon-polis is [gedaagde] immers dit salaris aan Delta Lloyd blijven opgeven als pensioengevend salaris.
Het diende echter ook als aanvulling achteraf van het Delta Lloyd-pensioen, omdat in 1998 bleek dat al sinds ongeveer 1992 een te laag salaris van [eiser] als pensioengevend salaris was opgegeven aan Delta Lloyd.
3. De kantonrechter zal recapituleren hetgeen uit deze procedure naar voren is gekomen. In de periode vanaf 1979 tot 1985 is bij de opgave van het pensioengevend salaris van [eiser] aan Delta Lloyd ten onrechte uitgegaan van een te hoog salaris, namelijk dat van thans wijlen de heer [Y], zie productie 1 bij de conclusie na enquête tevens antwoordakte d.d. 22 juni 2010 van [gedaagde]
Teneinde dit recht te trekken en het pensioengevend salaris van [eiser] in overeenstemming te brengen met zijn daadwerkelijke salaris is bij de opgave van het salaris aan Delta Lloyd het pensioengevend salaris bevroren. Men is echter bij [gedaagde] vergeten dit tijdig weer in te trekken. Waarschijnlijk werd al in 1992 het daadwerkelijke vaste salaris van [eiser] hoger dan het aan Delta Lloyd opgegeven salaris. Pas eind 1998 werd dit ontdekt.
[gedaagde] heeft dit gebrek willen afdekken met het Aegon-pensioen, althans de door haar ingeschakelde deskundige. Echter dit is gebrekkig gebeurd.
Ten eerste was er geen vrijstelling voor gekregen bij het Bedrijfspensioenfonds Bouw. Ten tweede was het Aegon-pensioen niet gelijkwaardig, immers afhankelijk van het beleggingsresultaat en zonder gelijkwaardige garantie. Daarmee is [gedaagde] toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen als werkgever.
4. Aspect Eigen schuld: Naar het oordeel van de kantonrechter kan aan [eiser] geen eigen schuld verweten worden. Hij is en was niet deskundig op pensioengebied. Zoals blijkt uit de getuigenverhoren heeft hij de Aegon-polis getekend, zich daarbij geheel verlatend op [gedaagde] en haar kennis opgedaan bij door haar ingeschakelde deskundigen.
5. Naar het oordeel van de kantonrechter dient de waarde van de Aegon-polis in mindering te strekken op hetgeen [eiser] zou hebben gekregen als het pensioen tekort wel bij Delta Lloyd zou zijn recht getrokken.
Daarbij dient de gemiddelde indexatie van de afgelopen jaren bij Delta Lloyd te worden toegepast in verband met een redelijke schatting van de schade. De kantonrechter zal een indexatie van 2% per jaar als zijnde een redelijke en billijke inschatting van de gemiddelde indexatie in de toekomst aanhouden.
6. Naar het oordeel van de kantonrechter dient de koopsom voor de pensioenvoorziening van [eiser] bij Delta Lloyd te worden ondergebracht, omdat [gedaagde] ingevolge de(vroegere) rechtsbetrekking met [eiser], de arbeidsovereenkomst, verplicht is een pensioenregeling te treffen die minimaal gelijkwaardig is aan de regeling van de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Bouwnijverheid en zij bij Delta Lloyd een gedispenseerde pensioenregeling heeft.
7. Rekening houdende met een pensioenschade van
1 april 2008 tot 1 april 2009 : € 3.394,-
1 april 2009 tot 1 april 2010 : € 3.462,-
1 april 2010 tot 1 februari 2011 : € 2.942,-
€ 9.798,-
En vanaf 1 februari 2011 ad. € 68.046,-
zijnde de koopsom bij Delta Lloyd,
zie productie V berekening 19,
bij de akte zijdens [gedaagde]
d.d. 1 februari 2011
________
Totaal € 77.844,-
zal de kantonrechter dit bedrag aan [eiser] toewijzen, onder veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het geding, omdat [gedaagde] het meest in het ongelijk is gesteld.
8. De veroordeling zal niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard worden in verband met een mogelijk in te stellen hoger beroep.
Rechtdoende:
1. Veroordeelt [gedaagde] om tegen bewijs van kwijting te betalen aan [eiser]:
a. Wegens pensioenschade over de periode
1 april 2008 tot 1 februari 2011: € 9.798,-
b. Wegens het niet-nakomen van de verplichtingen
uit de pensioentoezegging een koopsom af te sluiten
bij Delta Lloyd betrekking hebbende op een
pensioenuitkering vanaf 1 februari 2011: € 68.046,-
2. Veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure tot op deze uitspraak begroot
op € 5406,44, waarvan te voldoen:
- aan de griffier van de rechtbank, sector kanton, locatie Almelo:
een bedrag van € 85,44 wegens explootkosten;
een bedrag van € 150,75 wegens in debet gesteld griffierecht;
een bedrag van € 4800,- wegens het salaris van de gemachtigde;
- aan de gemachtigde van de eisende partij:
een bedrag van € 50,25 wegens niet in debet gesteld griffierecht;
een bedrag van € 320,- wegens getuigentaxe.
3. Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. E.C.M. August de Meijer, kantonrechter, en op
17 mei 2011 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.