ECLI:NL:RBALM:2011:BQ6866

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
31 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
120672 / KG ZA 11-112
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • G.G. Vermeulen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Non-concurrentiebeding in maatschapsovereenkomst

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Almelo op 31 mei 2011 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser], een maag-darm-leverarts, en de Maatschap Internisten ZGT Locatie Hengelo. De kern van het geschil betreft de geldigheid van een non-concurrentiebeding dat was opgenomen in de overeenkomst van toetreding van [eiser] tot de maatschap. [eiser] had zijn werkzaamheden in de maatschap per 1 juni 2011 opgezegd en verzocht om ontslag uit de verplichtingen van het concurrentiebeding, omdat hij zijn praktijk wilde voortzetten in het Medisch Spectrum Twente te Enschede. De maatschap weigerde dit en stelde dat het concurrentiebeding nog steeds van kracht was.

De voorzieningenrechter oordeelde dat het non-concurrentiebeding niet onaanvaardbaar was en dat de belangen van de maatschap om haar positie te beschermen, zwaarder wogen dan de belangen van [eiser]. De voorzieningenrechter stelde vast dat partijen bij het aangaan van de overeenkomst een non-concurrentiebeding waren overeengekomen en dat dit beding niet onredelijk bezwarend was. De voorzieningenrechter wees de vorderingen van [eiser] af en veroordeelde hem in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt het belang van de redelijkheid en billijkheid in contractuele afspraken, vooral in de context van concurrentiebedingen in de gezondheidszorg. De voorzieningenrechter concludeerde dat de maatschap gerechtvaardigde belangen had om het concurrentiebeding te handhaven, gezien de moeilijkheid om geschikte mdl-artsen te vinden en de impact van [eiser]'s vertrek op de continuïteit van zorg in de regio.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht
zaaknummer: 120672 / KG ZA 11-112
datum vonnis: 31 mei 2011 (jm)
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Almelo, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:
[eiser],
wonende te [plaats],
eiser,
verder te noemen [eiser]
advocaat: mr. P.A. Speijdel te Enschede,
tegen
De Maatschap
De Maatschap Internisten ZGT Locatie Hengelo,
gevestigd te Hengelo (Ov),
gedaagde,
verder te noemen de maatschap,
advocaat: mr. C.W.M. Verberne te Eindhoven.
Het procesverloop
[eiser] heeft gevorderd als vermeld in de dagvaarding. Ter zitting heeft [eiser] zijn eis gewijzigd.
De zaak is behandeld ter terechtzitting van 24 mei 2011. Ter zitting zijn verschenen: [eiser] vergezeld door mr. Speijdel en [V], namens de maatschap, vergezeld door mr. Verberne. De standpunten zijn toegelicht.
Het vonnis is bepaald op vandaag.
Vaststaande feiten en standpunten van partijen
1. In deze zaak staat het navolgende vast. [eiser] is maag darm en lever arts (hierna mdl-arts) en maakt deel uit van de maatschap op grond van de op 29 september 2010 gesloten overeenkomst van toetreding (productie 1 bij inleidende dagvaarding). De maatschap bestaat uit internisten en mdl-artsen die allen praktijk uitoefenen in het van de Ziekenhuisgroep Twente deel uitmakende Streekziekenhuis Midden-Twente te Hengelo. Op grond van de door alle partijen ondertekende overeenkomst van toetreding is [eiser] toegetreden tot de maatschap per 1 november 2010.
2. In de overeenkomst tot toetreding staat voor zover van belang vermeld:
“in aanmerking nemende:
- dat partij I (= partij [eiser], rechtbank) zich per 1 november 2010 als MDL arts te Hengelo vestigt, teneinde als zodanig praktijk uit te oefenen in voornoemd ziekenhuis;
- dat partijen A t/m H daartoe een deel van hun gezamenlijke praktijk overdragen aan partij I;
- dat partijen met ingang van 1 november 2010 de praktijk voor gezamenlijke rekening in maatschapsverband uitoefenen en hebben besloten de voorwaarden van toetreding in onderhavige overeenkomst schriftelijk vast te leggen.
Artikel 2
1. Op 1 november 2010 dragen partijen A t/m H over aan partij I: 10/81e deel van de tot dan toe door partijen A t/m H gezamenlijk uitgeoefende en in eigendom toebehorende praktijk.
Artikel 3
1. De maatschap wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.
2. De periode van 1 november 2010 tot 1 juni 2011 wordt beschouwd als een kennismakingsperiode. In deze periode is de maatschap opzegbaar met een opzegtermijn van een maand door partijen A t/m H gezamenlijk enerzijds, of door partij I anderzijds. Deze opzegging zal derhalve niet meer kunnen geschieden na 1 juni 2011.
Indien de maatschap tijdens de kennismakingsperiode wordt opgezegd, hebben partijen A t/m H het recht de praktijk in het Streekziekenhuis Midden Twente te Hengelo gezamenlijk voort te zetten. Het is in dat geval aan partij I verboden zich binnen een periode van vijf jaar als MDL arts te vestigen binnen een gebied begrensd door een denkbeeldige cirkel met een straal van 15 kilometer met als middelpunt het Streekziekenhuis Midden Twente en als zodanig praktijk uit te oefenen, dan wel direct of indirect bij een dergelijke praktijkvoering betrokken te zijn, zulks op straffe van een direct opeisbare boete groot € 50.000, -(vijftigduizend euro) vermeerderd met € 500, - (vijfhonderd euro) voor iedere dag dat de overtreding voortduurt.”
3. De maatschap heeft zich beijverd om een derde mdl-arts aan het ziekenhuis te verbinden en voor de werving en selectie hiervan een contract gesloten met Care Force, naar de voorzieningenrechter begrijpt een medical recruitment bureau. Care Force heeft [eiser] als kandidaat voor de vacante functie voorgedragen. [eiser] was als mdl-arts werkzaam in Zuid-Afrika. De maatschap heeft met [eiser] een traject doorlopen van circa anderhalf jaar om te realiseren dat hij binnen het ziekenhuis te Hengelo als mdl-arts kon werken. Een ontbindende voorwaarde in de overeenkomst van toetreding was dat [eiser] zou zijn geregistreerd als mdl-arts in het register van erkende medische specialisten. De hiervoor vereiste stage heeft [eiser] in het Medisch Spectrum Twente te Enschede doorlopen.
Om [eiser] als mdl-arts naar Nederland te halen heeft de maatschap kosten gemaakt.
4. Bij de totstandkoming van de overeenkomst van toetreding tot de maatschap heeft [eiser] zich laten bijstaan door een derde. Bij mailbericht van 23 september 2010 van [B] (namens [eiser]) aan [G] (partij C bij de overeenkomst van toetreding) staat voor zover van belang vermeld (productie 2 bij de pleitnotitie van de maatschap):
“(…) [eiser] heeft mij afgelopen maandag duidelijk te kennen gegeven voor jullie maatschap te kiezen, zodoende accepteert hij ook het concurrentiebeding in de overeenkomst (…)”.
5. Bij brief van 28 april 2011 van de advocaat van [eiser] is namens [eiser] de maatschap opgezegd tegen 1 juni 2011.
6. [eiser] wenst zijn werkzaamheden als maag darm en lever arts (mdl-arts) voort te zetten in het Medisch Spectrum Twente te Enschede en heeft zodoende de maatschap verzocht hem te ontslaan uit de verplichtingen van het concurrentiebeding dan wel het concurrentiebeding om te zetten in een relatiebeding.
De maatschap wenst [eiser] niet te ontslaan uit de verplichtingen voortvloeiende uit het concurrentiebeding. Over de inhoud van een relatiebeding hebben partijen geen overeenstemming weten te bereiken.
7. [eiser] vordert in kort geding na eiswijziging dat de voorzieningenrechter, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de maatschap zal veroordelen om:
Primair:
a) het concurrentiebeding tussen partijen, indien nog van kracht, te schorsen tot het moment dat in een nog te voeren bodemprocedure, bij wege van arbitrage of bij wege van bindend advies of te sluiten minnelijke overeenkomst wordt uitgemaakt dat het beding nog geldt, al dan niet onder de voorwaarde dat [eiser] zich daarbij dient te houden aan een in goede justitie te formuleren relatiebeding als ordemaatregel;
b) de maatschap (met uitzondering van [eiser]) te veroordelen om binnen twee dagen na betekening van het ten deze te wijzen vonnis voortvarend door te onderhandelen met [eiser] om in ruil voor het al dan niet bestaande concurrentiebeding een redelijk en billijk relatiebeding met [eiser] overeen te komen, en die onderhandelingen niet voortijdig zonder rechtens acceptabele reden af te breken waardoor geen overeenkomst wordt gesloten, waarbij de maatschap tevens veroordeeld wordt om tijdig een complete, inzichtelijke, controleerbare lijst (zowel uitgeprint als in digitale vorm) van patiënten, met de desbetreffende burger servicenummers daarop vermeld, aan [eiser] ter hand te stellen waarop het (beoogde) relatiebeding ziet, zulks op straffe van een dwangsom van € 200.000, - voor het ten onrechte afbreken van die onderhandelingen en van een dwangsom van € 10.000, - voor iedere twee dagen die de maatschap tijdens die onderhandelingen neemt om niet voortvarend door te onderhandelen en van € 10.000, - voor iedere dag, nadat vier dagen na vorenbedoelde betekening heeft plaatsgevonden is verstreken, dat die lijst (zowel uitgeprint als in digitale vorm) nog niet is verstrekt;
c) de maatschap (met uitzondering van [eiser]) te veroordelen in de proceskosten;
Subsidiair (indien het concurrentiebeding niet wordt geschorst):
d) de maatschap (met uitzondering van [eiser]) te veroordelen om een voorschot aan [eiser] te betalen op de door de maatschap aan [eiser] te zijner tijd te betalen schadevergoeding van € 10.000,- voor iedere gehele of gedeelte van een maand, te rekenen met ingang van 1 juni 2011, te voldoen telkens vanaf de eerste dag van de betreffende maand, dat de maatschap aanspraak maakt op of dreigt met het verbeuren van boetes uit hoofde van het concurrentiebeding zolang in een bodemprocedure, bij wege van arbitrage of bij wege van bindend advies of te sluiten minnelijke overeenkomst nog niet is uitgemaakt dat het beding nog geldt.
e) de maatschap (met uitzondering van [eiser]) te veroordelen in de proceskosten,
Meer Subsidiair:
f) de maatschap (met uitzondering van [eiser]) te veroordelen tot het naleven van een zodanige voorziening als de voorzieningenrechter in goede justitie zal vermenen te behoren, zulks met veroordeling van de maatschap (met uitzondering van [eiser]) in de proceskosten.
8. [eiser] stelt daartoe dat het de maatschap niet vrij staat en zij onrechtmatig handelt jegens [eiser] nu zij zich blijft beroepen op een (niet meer bestaand) concurrentiebeding en door te dreigen met het innen van zeer hoge boetes bij een vertrek van [eiser] naar het Medisch spectrum Twente te Enschede (hierna ook MST). Volgens [eiser] is de maatschap reeds voordat hij de maatschap tegen 1 juni 2011 heeft opgezegd tot een einde gekomen door opzegging door partij {D] (partij A bij de overeenkomst van toetreding). Volgens [eiser] volgt hieruit dat geen van de opzeggingsvarianten als bedoeld in artikel 3 van de overeenkomst van toetreding aan de orde is geweest en er om die reden juridisch geen concurrentiebeding geldt dat [eiser] in acht dient te nemen.
Daarnaast stelt [eiser] dat een beroep op het non-concurrentiebeding door de maatschap naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. [eiser] stelt hiertoe dat hij een groot belang heeft om in Enschede te gaan werken en de maatschap geen, althans een onvoldoende, rechtens relevant belang heeft om [eiser] aan het concurrentiebeding te houden. Tevens stelt [eiser] dat het non-concurrentiebeding in tijd, afstand en boetes onredelijk bezwarend is.
9. De maatschap voert verweer. Voor zover van belang zal hieronder op dat verweer worden ingegaan.
De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing
10. De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. Vast staat dat partijen bij het aangaan van de overeenkomst tot toetreding een non-concurrentiebeding zijn overeengekomen als onder rechtsoverweging 2 vermeld. Over de inhoud van het beding verschillen partijen niet van mening. In beginsel zijn partijen aan de tussen hen geldende overeenkomst gebonden. Een tussen partijen als gevolg van de overeenkomst geldende regel is evenwel niet van toepassing, voor zover dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn (artikel 6:248 lid 2 Burgerlijk Wetboek). Hiervan kan sprake zijn indien een beding onredelijk bezwarend is. Aan de orde is of het overeengekomen non-concurrentiebeding aan [eiser], die in het Medisch Spectrum Twente te Enschede als mdl-arts wil gaan werken, derhalve binnen de overeengekomen straal van
15 kilometer, kan worden tegengeworpen.
11. De voorzieningenrechter zal eerst bespreken of het non-concurrentiebeding nog geldt. Volgens [eiser] kan het beding hem niet worden tegengeworpen omdat de maatschap door opzegging door [D], dus voor zijn opzegging, reeds tot een einde is gekomen en artikel 3 van de overeenkomst van toetreding derhalve toepassing mist. De maatschap betwist deze stelling.
De voorzieningenrechter oordeelt dat door de opzegging of uittreding van een maat de maatschap niet behoeft te worden ontbonden indien de voortzetting door de anderen in de maatschapovereenkomst is bedongen of daartoe alsnog bij de opzegging wordt besloten. Degelijke bedingen zijn te doen gebruikelijk in een maatschapovereenkomst en zodanig beding is ook opgenomen in artikel 3 van de tussen partijen gesloten overeenkomst van toetreding.
De maatschap behoudt dan bij voortzetting haar identiteit, ook al treden er nieuwe maten toe of uit. Er ontstaat geen nieuwe maatschap en in tegenstelling tot wat [eiser] stelt hoeft er ook geen nieuwe maatschapsovereenkomst te worden opgemaakt. Dat de maatschap is voortgezet na het uittreden van [D], zoals de maatschap stelt, blijkt ook uit de feitelijke uitvoering na uittreding. Na het uittreden van [D] is de maatschap immers ook feitelijk op gelijke wijze en met gelijke doelen voortgezet. Dat de maatschap door de opzegging van [D] tot een einde is gekomen acht de voorzieningenrechter, zonder nadere toelichting die ontbreekt, dan ook niet aannemelijk. Het non-concurrentiebeding, als onderdeel van de maatschapsovereenkomst geldt derhalve.
12. Vervolgens is aan de orde of het beroep van de maatschap op het non-concurrentiebeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
De voorzieningenrechter oordeelt hierover als volgt.
Partijen zijn hoogopgeleide medische specialisten en zijn willens en wetens een non-concurrentiebeding overeengekomen. Dit blijkt te meer uit de mail van [B] van 23 september 2010 (rechtsoverweging 4) waarin [B] bericht dat [eiser] hem heeft laten weten dat hij voor de maatschap kiest en zodoende het non-concurrentiebeding in de overeenkomst accepteert. Het beding is recent overeengekomen (net acht maanden geleden) en partijen hebben zich hierbij laten bijstaan. Uit de overeengekomen tekst van het non-concurrentiebeding volgt dat het beding uitdrukkelijk geldt indien tijdens de kennismakingsperiode de overeenkomst wordt opgezegd. Dat [eiser] maar kort bij de maatschap heeft gewerkt en dat hij in de kennismakingsperiode de overeenkomst heeft opgezegd doet aan de werking van het concurrentiebeding derhalve niet af. Juist voor die (korte) periode zijn partijen het beding willens en wetens overeengekomen . Feiten en/of omstandigheden die maken dat het beding thans zwaarder is gaan wegen dan op het moment van ondertekenen in september 2010 zijn noch gesteld, noch gebleken.
13. De maatschap heeft concrete en te respecteren belangen om haar positie te beschermen waar partijen het erover eens zijn dat het niet eenvoudig is om goede mdl-artsen te vinden en de leemte die [eiser] door vertrek achterlaat dus niet eenvoudig valt op te vullen, zodat de patiënten in zoverre niet zonder problemen bij de achterblijvende maten terecht zullen kunnen en daardoor niet valt uit te sluiten dat zij [eiser] naar Enschede zullen volgen.
De geringe afstand tussen de beide ziekenhuizen (volgens Google maps circa 12 kilometer) maakt dit des te meer niet onwaarschijnlijk. Dat [eiser] geen eigen relaties heeft opgebouwd doet hier niet aan af, vast staat dat hij in zeven maanden tijd circa 500 patiënten heeft gezien.
14. [eiser] voert aan dat hij in het Medisch Spectrum Twente in Enschede mensen kent, hij niet hoeft te verhuizen en vaktechnisch het werken daar een grotere uitdaging is. Hoewel de voorzieningenrechter begrip heeft voor de belangen van [eiser] leidt dit niet tot het oordeel dat het non-concurrentiebeding niet mag worden ingeroepen. Zoals onder rechtsoverweging 12 is overwogen zijn partijen het non-concurrentiebeding welbewust en relatief kort geleden overeengekomen. Ook het belang van de gezondheidszorg als zodanig in deze regio, zoals [eiser] aanvoert, maakt dat niet anders. Beide partijen plaatsen immers dit belang niet op de voorgrond. [eiser] niet met zijn vertrek uit Hengelo en de maatschap niet met het inroepen van het non-concurrentiebeding. Indien het partijen primair te doen is om het belang van de gezondheidszorg in deze regio dan ligt samenwerking tussen de specialisten in de drie grote Twentse ziekenhuislocaties (MST in Enschede/Oldenzaal en ZGT in Hengelo en Almelo) veel meer voor de hand, zoals zeer recent een vertrekkende chirurg in Enschede nog publiekelijk heeft bepleit.
15. [eiser] voert tevens aan dat hij in Enschede geen goodwill hoeft te betalen. Tijdens het sluiten van de overeenkomst wist [eiser] evenwel dat hij bij de maatschap goodwill zou moeten gaan betalen. Dit heeft aan ondertekenen van het contract niet in de weg gestaan zodat ook die stelling dient te worden verworpen. Dat [eiser] zich bij het werken bij het Medisch Spectrum Twente meer wil richten op andersoortig werk binnen zijn vakgebied kan eveneens niet tot een ander oordeel leiden. Het overeengekomen non-concurrentiebeding is hierin duidelijk: niet als mdl-arts.
Gelet op alle feiten en omstandigheden als hier vermeld zijn de belangen van [eiser] onvoldoende zwaarwegend om te concluderen dat [eiser] niet mag worden gehouden aan het non-concurrentiebeding als opgenomen in de overeenkomst van toetreding.
16. Dat het beding onredelijk bezwarend is, zoals [eiser] stelt en de maatschap betwist, is de voorzieningenrechter niet gebleken. Het beding is qua toepassingsgebied immers zeer beperkt. [eiser] kan buiten een straal van 15 kilometer met het Streekziekenhuis Midden Twente als middelpunt aan het werk gaan als mdl-arts en zal op veel andere plaatsen welkom zijn gelet op de kleine markt van specialisten, naar partijen ter zitting hebben benadrukt. De stelling van [eiser] dat de boetes in geen enkele reële verhouding staan tot de opbrengst en daardoor het beding onredelijk bezwarend is, treft eveneens geen doel. De boetes dienen er immers toe te stimuleren dat het overeengekomen non-concurrentiebeding wordt nageleefd en dienen daarvoor voldoende gewicht te hebben. Bovendien is [eiser] bij naleving van het beding geen boete verschuldigd.
De voorzieningenrechter is het met [eiser] eens dat een duur van vijf jaren, gezien de korte duur van de overeenkomst (zeven maanden), relatief lang lijkt. Mede in aansluiting op de Bekendmaking van de Commissie betreffende beperkingen die rechtstreeks verband houden met en noodzakelijk zijn voor de totstandkoming van concentraties (PbEG 2001, C 188/5 inmiddels vervangen door PbEG 2005/C 56/03) waarin een periode van maximaal twee jaar gerechtvaardigd wordt geacht, en een concurrentieverbod van langere duur slechts kan worden gerechtvaardigd in een beperkt aantal omstandigheden , kan de voorzieningenrechter zich voorstellen dat de bodemrechter redenen aanwezig zou kunnen achten om het beding te beperken in de tijd. Dit levert echter thans geen grond op voor schorsing van het non-concurrentiebeding.
17. Uit bovenstaande feiten en omstandigheden volgt dat de redelijkheid en billijkheid aan een beroep op het overeengekomen non-concurrentiebeding niet in de weg staan, nu een beroep op het beding immers niet als onaanvaardbaar kan worden gekwalificeerd.
Van onrechtmatig handelen door de maatschap jegens [eiser] nu de maatschap zich op het non-concurrentiebeding beroept is dan ook geen sprake. Van een grond voor toewijzing van de vorderingen van [eiser] is de voorzieningenrechter niet gebleken, zodat deze dienen te worden afgewezen.
18. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure worden veroordeeld.
De beslissing
De voorzieningenrechter:
I. wijst de vorderingen af.
II. Veroordeelt [eiser] in de kosten van dit geding, tot op deze uitspraak aan de zijde van de maatschap begroot op € 258, - aan verschotten en € 814, - aan salaris van de advocaat.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. G.G. Vermeulen, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 mei 2011, in tegenwoordigheid van
mr. J.M. Marsman, griffier.