ECLI:NL:RBALM:2011:BQ7298

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
7 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-700190-10
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Stoové
  • A. Jordaans
  • J. Alers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Heropening van het onderzoek naar de ontvankelijkheid van de officier van justitie in een strafzaak met betrekking tot meineed en sporenonderzoek

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Almelo, werd op 7 juni 2011 een interlocutoir vonnis uitgesproken in een strafzaak met parketnummer 08/700190-10. De verdachte, geboren in 1983, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. J. Ruarus. Tijdens de zitting op 24 mei 2011 betoogde de raadsman dat de officier van justitie niet ontvankelijk verklaard diende te worden, omdat een getuige, [A], door de officier was bedreigd met meineed, wat de verklaring van de getuige zou hebben beïnvloed. De rechtbank oordeelde echter dat uit het proces-verbaal van het verhoor niet bleek dat de belangen van de verdachte zodanig waren veronachtzaamd dat dit tot niet-ontvankelijkheid van de officier zou leiden. De rechtbank verwierp dit verweer en concludeerde dat de enkele aankondiging van vervolging van de getuige niet voldoende was om de ontvankelijkheid van de officier in twijfel te trekken.

Daarnaast constateerde de rechtbank dat het onderzoek niet volledig was geweest met betrekking tot de aan de verdachte tenlastegelegde feiten. De rechtbank had de officier van justitie eerder opdracht gegeven om nadere inlichtingen te verstrekken en aanvullend onderzoek te verrichten. De processen-verbaal van de regiopolitie Twente gaven echter geen duidelijkheid over het (DNA-)onderzoek op de aangetroffen sporen, zoals een touw en een sok, en er ontbrak een volledig overzicht van alle veiliggestelde sporen en voorwerpen. De rechtbank achtte het noodzakelijk dat een kopie van een aangetroffen hotelrekening aan het dossier werd toegevoegd.

De rechtbank besloot de voorlopige hechtenis van de verdachte te schorsen en het onderzoek te heropenen. De zitting werd op een nader te bepalen datum hervat, waarbij de stukken in handen van de officier van justitie werden gesteld voor verdere behandeling. Het vonnis werd uitgesproken door de voorzitter, mr. M. Stoové, en de rechters mrs. A. Jordaans en J. Alers, in aanwezigheid van griffier Endlich.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Uitspraak van 7 juni 2011 (interlocutoir vonnis)
Parketnummer: 08/700190-10
De rechtbank te Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken.
Op 22 juni 2010, 31 augustus 2010, 26 november 2010 en 24 mei 2011 heeft het onderzoek ter terechtzitting plaatsgevonden in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo, tegen de verdachte genaamd
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [1983],
wonende te [woonplaats]).
De voorvragen.
De raadsman van verdachte heeft ter zitting van 24 mei 2011 bepleit, dat de officier van justitie niet ontvankelijk dient te worden verklaard. Daartoe heeft de raadsman, zakelijk weergegeven, betoogd dat tijdens het verhoor van de getuige [A] door de rechter-commissaris op 18 november 2010 de officier van justitie deze getuige heeft medegedeeld dat zij hem verdacht van meineed. Daarop wilde de getuige niet langer verklaren. Volgens de raadsman is de verklaring van [A] daarmee zodanig beïnvloed dat de behandeling van de zaak niet meer aan de beginstelen van een behoorlijke procesorde voldoet.
Uit de gang van zaken tijdens genoemd verhoor, zoals beschreven in het daarvan opgemaakte proces-verbaal, volgt naar het oordeel van de rechtbank niet dat er sprake is van een zodanig grove veronachtzaming van de belangen van verdachte, dat dit leidt tot de niet ontvankelijkheid van de officier van justitie. De enkele aankondiging van de officier van justitie dat zij de getuige mogelijk zou vervolgen voor het afleggen van een meinedige verklaring leidt, mede gelet op de telkens wisselende verklaring van de getuige, niet tot die conclusie.
Dit verweer wordt dus verworpen.
Het onderzoek.
Voorts is het de rechtbank gebleken dat het onderzoek niet volledig is geweest ten aanzien van de overige aan verdachte tenlastegelegde feiten.
Ter terechtzitting van 26 november 2010 heeft de rechtbank aan de officier van justitie opdracht gegeven om over de vraagpunten zoals omschreven in het proces-verbaal van die terechtzitting, nadere inlichtingen te verstrekken, onderzoek te verrichten en gegevens aan het dossier toe te voegen.
In opdracht van de officier van justitie heeft de regiopolitie Twente, rechercheteam cluster Noord Oost op 8 december 2010 een proces-verbaal van bevindingen en op 29 maart 2010 een proces-verbaal van sporenonderzoek met foto’s opgemaakt.
Deze processen-verbaal geven evenwel geen antwoord op de vraag of (DNA-) onderzoek heeft plaatsgevonden op het aangetroffen touw/koord (SINAAAH1364NL) en op de aangetroffen sok (SIN AAAH1371NL) en, zo nee, of dat onderzoek alsnog kan worden uitgevoerd.
Bovendien ontbreekt het door de rechtbank gevraagde volledige overzicht van alle in de zaak veiliggestelde sporen en voorwerpen met exacte vermelding van de plaats waar deze zijn aangetroffen en van de handelingen en technisch onderzoek die met en aan die sporen en voorwerpen zijn verricht.
Tenslotte acht de rechtbank het noodzakelijk dat er een kopie van de aangetroffen hotelrekening (SIN AAAH1367NL) aan het dossier wordt toegevoegd.
De rechtbank zal de voorlopige hechtenis van verdachte bij afzonderlijk opgemaakte beschikking andermaal schorsen tot aan de nadere terechtzitting.
B E S L I S S E N D E :
Verklaart de officier van justitie ontvankelijk in zijn recht tot strafvervolging.
Heropent het onderzoek.
Beveelt dat het onderzoek ter terechtzitting zal worden hervat op een nader in overleg met de officier van justitie te bepalen datum en tijd.
Stelt de stukken in handen van de officier van justitie, opdat deze als voormeld zal (doen) handelen.
Beveelt de oproeping van verdachte tegen de nadere zitting, met verzoek tot kennisgeving van die zitting aan de raadsman mr. J. Ruarus.
Dit vonnis is gewezen door mr. Stoové, voorzitter, mrs. Jordaans en Alers, rechters, in tegenwoordigheid van Endlich, griffier, en is uitgesproken op 7 juni 2011.