RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht
zaaknummer: 120324 / KG ZA 11-99
datum vonnis: 14 juni 2011 (ps)
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Almelo, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:
[eiseres],
wonende te [plaats],
eiseres,
advocaat: mr. A.C.M. Scharenborg te Almelo,
[gedaagde],
wonende te [plaats],
gedaagde,
verder te noemen [gedaagde],
advocaat: mr. E.D. Breuning ten Cate te Almelo.
[eiseres] heeft gevorderd als vermeld in de dagvaarding.
De zaak is behandeld ter terechtzitting van 6 juni 2011. Ter zitting zijn verschenen: eiseres vergezeld door mr. Scharenborg en [gedaagde] vergezeld door mr. Breuning ten Cate.
De standpunten zijn toegelicht.
Het vonnis is bepaald op heden.
De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing
1.1 In deze zaak staat het navolgende vast.
1.2 Eiseres handelt onder de naam TSS Twente Security Service (verder te noemen: TSS). [gedaagde] handelt onder de naam [K] U.K.A.G.
1.3 Op 29 oktober 2010 hebben partijen een overeenkomst gesloten, welke overeenkomst als productie 3 bij de dagvaarding is overgelegd.
1.4 TSS heeft een aantal betalingen verricht ten name van [gedaagde].
1.5 Eind januari 2011 heeft TSS bescheiden ten behoeve van de administratie overgelegd aan [gedaagde], waaronder circa 100 facturen en bonnen.
1.6 Op 11 februari 2011 heeft [gedaagde] een bedrag van € 3.465,10 gefactureerd aan TSS.
2. De vordering van TSS en de –zakelijk weergegeven- toelichting daarop:
2.1 TSS heeft gevorderd bij vonnis voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde] te veroordelen:
I. om binnen 48 uur na het te wijzen vonnis alle door TSS aan [gedaagde] verstrekte facturen en bonnen aan TSS af te geven, zulks op straffe van een dwangsom ad € 500,-- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat [gedaagde], na betekening van het vonnis, in gebreke blijft met tenuitvoerlegging van deze verplichting;
II. in de kosten van dit geding, zomede met voorwaardelijke veroordeling van [gedaagde] in de wettelijke rente over de uit te spreken kostenveroordeling, indien en voor zover betaling van de proceskostenveroordeling niet binnen twee weken na betekening van het te wijzen vonnis heeft plaatsgevonden;
III. tot betaling van de nakosten, met bepaling dat indien deze kosten niet binnen twee weken na betekening zijn betaald, [gedaagde] daarover de wettelijke rente is verschuldigd tot de dag der algehele voldoening.
2.2 Daartoe stelt TSS dat zij op 15 februari 2011 telefonisch de overeenkomst met [gedaagde] heeft ontbonden, omdat zij de factuur van [gedaagde] buitensporig hoog achtte. [gedaagde] heeft geweigerd de door TSS verstrekte facturen en bonnen af te geven aan TSS. TSS heeft op 4 maart 2011 de ontbinding van de overeenkomst schriftelijk bevestigd. Eiseres heeft de bescheiden nodig om aangifte inkomstenbelasting 2010 te kunnen doen.
2.3 TSS betwist dat [gedaagde] een beroep kan doen op retentierecht. Ten eerste betwist TSS de vermeende vordering van [gedaagde] op TSS en voert daartoe het volgende aan:
- [gedaagde] heeft in 2010 voor iedere maand een bedrag van € 150,--gefactureerd, terwijl partijen zijn overeengekomen dat pas in 2011 een maandelijks voorschot van € 150,-- zou worden betaald;
- [gedaagde] heeft vier maal een jaarafsluiting opgenomen, terwijl hij maar één administratie hoefde op te maken;
- [gedaagde] heeft alle voorschotbedragen over 2011 reeds in februari gefactureerd terwijl een maandelijks voorschot is overeengekomen.
TSS stelt dat zij een bedrag van € 725,- aan [gedaagde] heeft voldaan en dat zij [gedaagde] niets meer is verschuldigd.
Daarnaast stelt TSS dat geen retentierecht kan worden uitgeoefend op zaken die niet door [gedaagde] zijn bewerkt en dat de uitoefening van het retentierecht in casu naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
3. Het –zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang zijnde- verweer van [gedaagde]
3.1 [gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen, onder veroordeling van TSS in de kosten van dit geding.
3.2 Allereerst stelt [gedaagde] zich op het standpunt dat in de overeenkomst een retentierecht is overeengekomen. In de overeenkomst staat immers: “Afgeven van de betreffende stukken van de administratie: vind plaats nadat alle openstaande rekeningen (bedragen) is (zijn) betaald (voldaan) betreft ook de achterstallige bedragen”.
3.3 TSS heeft over 2010 en 2011 slechts € 600,- betaald, terwijl over 2010 op basis van bestede uren reeds € 1.820,- exclusief BTW verschuldigd is. Een bedrag van € 125,- is betaald aan [gedaagde] in verband met de administratie van het bedrijf van de partner van eiseres. Voorafgaand aan het opstarten van TSS heeft [gedaagde] eiseres financieel advies gegeven. Daarnaast heeft [gedaagde] naar eigen zeggen de BTW-aangifte telefonisch gedaan. [gedaagde] stelt dat partijen zijn overeengekomen dat TSS € 150,- per maand zou betalen.
4. Overwegingen van de voorzieningenrechter
4.1 Nu [gedaagde] weigert de bescheiden af te geven en aannemelijk is dat TSS deze bescheiden nodig heeft voor het doen van de aangifte Inkomstenbelasting, heeft TSS naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende aannemelijk gemaakt spoedeisend belang te hebben bij het gevorderde.
4.2 In de overeenkomst d.d. 29 oktober 2010 staat onderaan pagina 1 en bovenaan pagina 2 de volgende passage:
“ Afgeven van de desbetreffende stukken van de administratie: vind plaats nadat alle openstaande rekeningen (bedragen) is (zijn) betaald (Voldaan) betreft ook de achterstallige bedragen”.
4.3 Zelfs indien deze passage zou moeten worden uitgelegd als een contractueel retentierecht, zoals [gedaagde] heeft gesteld, is, om hier een beroep op te kunnen doen, vereist dat sprake is van openstaande rekeningen (bedragen). Derhalve dient voldoende aannemelijk te zijn dat [gedaagde] een openstaande vordering heeft op TSS, alvorens [gedaagde] eventueel een gerechtvaardigd beroep op retentierecht zou kunnen doen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is in het onderhavige geval echter niet komen vast te staan dat TSS de vordering van [gedaagde] ten onrechte betwist. [gedaagde] heeft op geen enkele wijze, ondanks vragen daarover van de voorzieningenrechter ter zitting, zijn vordering gespecificeerd en onderbouwd.
4.4 Vervolgens dient te worden beoordeeld of [gedaagde] een beroep op retentierecht conform artikel 3:290 tot en met 3:295 BW kan doen. Krachtens artikel 3:290 BW is een retentierecht de bevoegdheid om de nakoming van de verplichting tot afgifte van een zaak aan de schuldenaar op te schorten totdat de vordering door de schuldenaar wordt voldaan. Een retentierecht strekt zich uitsluitend tot zaken die door de retentor zijn bewerkt, waarbij bepalend is of de retentor aan die zaken een zekere meerwaarde heeft aangebracht. Noch uit de overeenkomst d.d. 19 oktober 2010, noch uit hetgeen partijen hebben verklaard, is gebleken dat [gedaagde] de administratieve bescheiden, waarvan thans afgifte wordt gevorderd, heeft bewerkt.
4.5 Nu daarnaast, zoals reeds onder 4.3 is overwogen, niet is komen vast te staan dat TSS de vordering van [gedaagde] ten onrechte betwist, en aannemelijk is dat TSS door het achterhouden van de administratieve bescheiden financieel nadeel kan lijden, moet het beroep van [gedaagde] op zijn retentierecht dan ook in strijd met de goede trouw worden geacht. De voorzieningenrechter zal de vordering van TSS dan ook toewijzen en [gedaagde] veroordelen tot afgifte van alle door TSS aan [gedaagde] verstrekte facturen en bonnen.
4.6 TSS heeft een dwangsom gevorderd indien [gedaagde] in gebreke blijft aan het vonnis te voldoen. De voorzieningenrechter acht de gevorderde dwangsom redelijk, doch zal deze maximeren op € 10.000,-- (20 maal € 500,--).
4.7 De kosten van betekening van een vonnis komen in beginsel als nakosten voor rekening van de veroordeelde partij. Hierbij geldt volgens de bepalingen van het liquidatietarief rechtbanken en hoven echter wel de voorwaarde dat de veroordeelde partij gedurende veertien dagen na een daartoe strekkende aanschrijving de mogelijkheid heeft gehad om vrijwillig aan het vonnis te voldoen. De gevraagde vergoeding van de kosten van betekening van het vonnis zal hierna dan ook worden toegewezen mits voornoemde termijn van veertien dagen in acht is genomen.
4.8 De voorzieningenrechter zal [gedaagde] als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de kosten van deze procedure veroordelen.
I. Veroordeelt [gedaagde] om binnen 48 uur na heden alle door TSS aan [gedaagde] verstrekte facturen en bonnen aan TSS af te geven, onder verbeurte van een dwangsom van € 500,-- per dag of gedeelte van een dag dat [gedaagde] na betekening van dit vonnis in gebreke blijft hieraan te voldoen, met een maximum van te verbeuren dwangsommen van € 10.000,--.
II. Veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten met bepaling dat indien deze kosten niet binnen twee weken na betekening van dit vonnis zijn betaald, [gedaagde] daarover de wettelijke rente is verschuldigd vanaf dat moment tot aan de dag der algehele voldoening. De kosten aan de zijde van [eiseres]worden begroot op: € 258,-- aan verschotten en € 527,-- aan salaris van de advocaat.
III. Veroordeelt gedaagde in de nakosten van deze procedure ten bedrage van respectievelijk € 131,-- zonder betekening en € 199,-- in geval van betekening, indien en voor zover gedaagde niet binnen een termijn van veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis heeft voldaan, met bepaling dat indien deze kosten niet binnen twee weken na betekening van dit vonnis zijn betaald, gedaagde daarover de wettelijke rente is verschuldigd vanaf dat moment tot aan de dag der algehele voldoening.
IV. Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
V. Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. W.H. Hangelbroek, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 juni 2011, in tegenwoordigheid van de griffier.