ECLI:NL:RBALM:2011:BR2200

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
19 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/710014-11
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Ellenbroek
  • mr. Stoové
  • mr. Teekman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in poging tot afpersing en diefstal met geweld

Op 19 juli 2011 heeft de Rechtbank Almelo uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot afpersing en poging tot diefstal met geweld. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor een bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en anderen bij de gepleegde feiten op 5 november 2010 in Reutum. De rechtbank heeft de getuigenverklaringen en het signalement van de mededader in overweging genomen, maar deze kwamen niet overeen met de verdachte. Ook het bewijs met betrekking tot de mobiele telefoon van de verdachte was niet overtuigend genoeg om zijn betrokkenheid bij de overval te bevestigen. Daarom heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde.

Daarnaast heeft de rechtbank de vorderingen van de benadeelde partijen, die schadevergoeding vroegen voor immateriële schade, niet-ontvankelijk verklaard. Dit was het gevolg van de vrijspraak van de verdachte, waardoor er geen basis was voor schadevergoeding. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte ter observatie naar het Pieter Baan Centrum zou worden overgebracht, en had ook een gevangenisstraf van 48 maanden geëist, maar deze vorderingen zijn niet gehonoreerd. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector strafrecht
parketnummer: 08/710014-11
datum vonnis: 19 juli 2011
Vonnis op tegenspraak van de rechtbank Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortejaar] te [geboorteland],
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland.
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
5 juli 2011. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. D. van den Berg en van hetgeen door de verdachte en diens raadsvrouw
mr. M.E. Kikkert, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij op of omstreeks 5 november 2010 te Reutum, in de gemeente Tubbergen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich
en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of
bedreiging met geweld [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] te dwingen tot de afgifte van (een) geldbedrag(en), en/althans/in elk
geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die familie [familienaam]
en/of het bedrijf van die fam. [familienaam], in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
met zijn mededader(s), althans alleen, naar voornoemde woning en/of
bedrijfs/kantoorpand van die fam. [familienaam] aan de [adres] is gegaan
en/of (vervolgens)
- (ieder) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op
het hoofd en/of lichaam van die vader en/of zoon [benadeelde 1 en 2] en/of moeder
[benadeelde 3] heeft/hebben gericht gehouden en/of
- (daarbij) tegen die vader en/of zoon [benadeelde 1 en 2] en/of moeder [benadeelde 3]
heeft/hebben gezegd/geroepen: "Waar is het geld" en/of "Waar is geld, wij
willen geld" en/of
- die vader [benadeelde 1] en/of moeder [benadeelde 3] (meermalen) al dan niet met een
(vuur)wapen, althans hard voorwerp, op/tegen het hoofd en/of lichaam
heeft/hebben geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 5 november 2010 te Reutum, in de gemeente Tubbergen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning en/of bedrijfs/kantoorpand aan
de [adres] weg te nemen (een) geldbedrag(en) en/althans/in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de familie [familienaam] en/of het
bedrijf van die fam. [familienaam], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen
voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of
gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of
aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van
het gestolene te verzekeren,
met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen naar voornoemde woning
en/of bedrijfs/kantoorpand van die fam. [familienaam] aan de [adres] is
gegaan en/of (vervolgens)
- (ieder) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op
het hoofd en/of lichaam van die vader en/of zoon [benadeelde 1 en 3] en/of moeder
[benadeelde 2] heeft/hebben gericht gehouden en/of
- (daarbij) tegen die vader en/of zoon [benadeelde 1 en 3] en/of moeder [benadeelde 2]
heeft/hebben gezegd/geroepen: "Waar is het geld" en/of "Waar is geld, wij
willen geld" en/of
- die vader [benadeelde 1] en/of moeder [benadeelde 2] (meermalen) al dan niet met een
(vuur)wapen, althans hard voorwerp, op/tegen het hoofd en/of lichaam
heeft/hebben geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft primair gevorderd dat verdachte ter observatie wordt overgebracht naar het Pieter Baan Centrum. Hij heeft subsidiair gevorderd dat verdachte voor het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 48 maanden met aftrek van de periode die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
De officier concludeert daarnaast tot toewijzing van de civiele vorderingen van
[benadeelde 1], [benadeelde 2] en [benadeelde 3], met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
4. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. Het oordeel van de rechtbank
Op grond van de processtukken en het onderzoek ter terechtzitting is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat er sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en een of meer anderen bij de poging tot afpersing dan wel de poging tot diefstal met geweld. De rechtbank stelt vast dat het door de slachtoffers gegeven signalement van de tweede mededader, in het bijzonder de omschrijving van het postuur, niet overeenkomt met dat van verdachte. Bovendien kan niet worden vastgesteld dat de mobiele telefoon met nummer [telefoonnummer], in de periode rond de overval in gebruik is geweest bij verdachte. Ook indien dat wel het geval zou zijn geweest, zou dit niet tot de conclusie kunnen leiden dat verdachte als mededader betrokken is geweest bij de overval in Reutum op 5 november 2010.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het primair en subsidiair tenlastegelegde.
6. De schade van benadeelden
6.1 De vordering van de benadeelde partij
[benadeelde 1] heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 1.750,- (als “voorschot” voor geleden schade), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit de volgende post:
- een immateriële schadevergoeding.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
[benadeelde 2] heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 1.750,- (als “voorschot” voor geleden schade), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit de volgende post:
- een immateriële schadevergoeding.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
[benadeelde 3] heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 2.500,- (als “voorschot” voor geleden schade), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit de volgende post:
- een immateriële schadevergoeding.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partijen [benadeelde 1], [benadeelde 2] en [benadeelde 3] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in hun vorderingen, nu verdachte van het primair en subsidiair tenlastegelegde feit wordt vrijgesproken.
7. De beslissing
De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
schadevergoeding
- verklaart de benadeelde partijen [benadeelde 1], [benadeelde 2] en [benadeelde 3]niet ontvankelijk in hun vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. Ellenbroek, voorzitter, mr. Stoové en mr. Teekman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Falkmann, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op
19 juli 2011.