ECLI:NL:RBALM:2011:BS1745

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
5 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
122509 KGZA 165-11
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • W.K.F. Hangelbroek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ondertekening van de akte tot verdeling van een agrarisch bedrijf en machtiging tot ontslag uit hoofdelijke aansprakelijkheid

In deze zaak, behandeld door de voorzieningenrechter van de Rechtbank Almelo, vordert eiser, een gewezen echtgenoot, dat gedaagde, zijn ex-partner, wordt veroordeeld tot het ondertekenen van een ontwerpakte van verdeling van hun agrarisch bedrijf. De partijen zijn gescheiden en hebben samen vier kinderen. De echtscheidingsbeschikking is op 13 januari 2011 ingeschreven, met een bijbehorend convenant waarin afspraken zijn gemaakt over de verdeling van goederen en de zorg voor de kinderen. Eiser stelt dat gedaagde haar verplichtingen uit het convenant niet nakomt, waaronder het ondertekenen van de akte van verdeling en het storten van kindgebonden budget op de kinderrekening. Gedaagde is niet verschenen op de zitting, waardoor de door eiser gestelde feiten als vaststaand worden aangenomen. Eiser heeft spoedeisend belang bij zijn vorderingen, omdat hij door gedaagde wordt belemmerd in zijn bedrijfsvoering en het uitoefenen van zijn eigendomsrecht. De voorzieningenrechter wijst de vordering tot terugboeking van het kindgebonden budget af, omdat niet is voldaan aan de eisen voor toewijzing van een geldvordering in kort geding. De voorzieningenrechter oordeelt dat gedaagde binnen vier dagen na betekening van het vonnis de akte van verdeling moet ondertekenen, op straffe van een dwangsom. Ook wordt eiser gemachtigd om noodzakelijke stappen te ondernemen voor het ontslag van gedaagde uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor hypothecaire leningen. Gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten, omdat zij het kort geding had kunnen voorkomen door haar verplichtingen na te komen.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht
zaaknummer: 122509 KGZA 165-11
datum vonnis: 5 september 2011 (ck)
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Almelo, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:
[eiser]
wonende te [plaats],
eiser,
advocaat: mr. L.V.S. Cassese te Almelo,
tegen
[gedaagde]
wonende te [plaats],
gedaagde,
niet verschenen,
Het procesverloop
Eiser heeft gevorderd als vermeld in de dagvaarding.
De zaak is behandeld ter terechtzitting van 29 augustus 2011. Van hetgeen besproken is, zijn aantekeningen gemaakt.
Ter zitting zijn verschenen: eiser, vergezeld door mr. L.V.S. Cassese.
Gedaagde is te dienende dage niet in rechte verschenen, waarna tegen haar verstek is verleend.
De vordering is toegelicht.
Het vonnis is bepaald op vandaag.
De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing
1. Bij de dagvaarding zijn de wettelijke formaliteiten in acht genomen.
2. In deze zaak staat het volgende vast.
Partijen zijn gewezen echtelieden. Partijen hebben samen vier kinderen. De echtscheidingsbeschikking is op 13 januari 2011 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Onderdeel van de echtscheidingsbeschikking is een echtscheidingsconvenant. In artikel 2 van het echtscheidingsconvenant zijn partijen overeengekomen dat aan eiser alle goederen behorende tot het agrarisch bedrijf van de maatschap, dat partijen hebben uitgeoefend, worden toebedeeld en dat gedaagde alle medewerking zal verlenen om te bewerkstelligen dat eiser enig eigenaar/gerechtigde wordt van zijn agrarisch bedrijf, waaronder het meewerken aan het passeren van hiertoe eventueel noodzakelijke notariële akten. In artikel 6.2 van het echtscheidingsconvenant is voorts opgenomen dat aan eiser de echtelijke woning met de bijbehorende percelen toekomt. Ter zake de verdeling is een ontwerp akte opgesteld, welke aan de dagvaarding is gehecht.
Gedaagde heeft geweigerd haar medewerking te verlenen aan het passeren van de akte van verdeling ten overstaan van de notaris. Voorts wenste gedaagde geen medewerking te verlenen aan het vestigen van een recht van opstal op de daken van het bedrijf ten behoeve van het plaatsen van zonnepanelen voor bedrijfsmatig gebruik.
Ten aanzien van de kinderen zijn partijen co-ouderschap overeengekomen in een ouderschapsplan. In dit plan is onder andere ook opgenomen dat partijen afzonderlijk elke maand een bedrag van € 200,-- op een kinderrekening zullen overmaken om kosten van de kinderen van te voldoen. Gedaagde is op enig moment gestopt met het voldoen van de maandelijkse bijdrage en maakt het kindgebondenbudget dat de belastingdienst ook op deze rekening stort over naar haar eigen bankrekening. In het ouderschapsplan is vastgelegd dat alle uitkeringen ten behoeve van de kinderen op de kinderrekening moeten worden gestort. In totaal is op de kinderrekening € 3.519,-- aan kindgebondenbudget ontvangen. Hiervan heeft gedaagde € 3.265,50 aan zichzelf overgemaakt en eenmalig € 870,13 teruggestort naar de kinderrekening. Eiser vordert dat gedaagde in totaal nog € 2.395,37 (€ 3.265,50 -/-
€ 870,13) terugboekt naar de kinderrekening.
Eiser heeft gedaagde er bij brieven van 7 juni 2011 en 24 juni 2011 op gewezen dat hij een kort geding zal aanspannen, indien gedaagde niet voldoet aan hetgeen is overeengekomen in het echtscheidingsconvenant en het ouderschapsplan. Dit heeft gedaagde er echter niet toe doen bewegen haar verplichtingen voortvloeiende uit het convenant en plan na te komen.
Eiser heeft gesteld spoedeisend belang te hebben bij zijn vorderingen, nu hij door toedoen van gedaagde belemmerd wordt in zijn bedrijfsvoering en het uitoefenen van het aan hem toekomende eigendomsrecht. Ten aanzien van zijn vordering tot terugstorting van het kindgebondenbudget heeft hij spoedeisend belang, omdat hij budget hard nodig heeft om de kosten van de kinderen te voldoen.
3. Eiser vordert, zakelijk weergegeven:
I. gedaagde te veroordelen om binnen 24 uur na betekening van het in dezen te wijzen vonnis de ontwerpakte van verdeling te ondertekenen, op straffe van een aan eiser te verbeuren dwangsom van € 500,-- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat gedaagde met de nakoming van dit vonnis in gebreke blijft, met een maximum van € 50.000,--;
II. eiser te machtigen om alles te doen wat noodzakelijk is voor het passeren van de ontwerpakte van verdeling en voor de benodigde inschrijving in de openbare registers;
III. eiser te machtigen om alles te doen wat noodzakelijk is voor het ontslag van gedaagde uit de hoofdelijke aansprakelijkheid betreffende de hypothecaire leningen bij de AMB AMRO Bank en voor overschrijving van de productierechten;
IV. te bepalen dat het door de voorzieningenrechter in dezen te wijzen vonnis in de plaats komt van de voor het passeren van de ontwerpakte van verdeling en de benodigde inschrijving in de openbare registers noodzakelijke handtekening en/of toestemming en/of wilsverklaring van gedaagde, waarbij eiser verzoekt de termijn waarbinnen het in dezen te wijzen vonnis kan worden ingeschreven in de openbare registers te bepalen op één dag na betekening;
V. gedaagde te veroordelen om de helft van de eventuele kosten van het passeren van de akte van verdeling, van de benodigde inschrijving in de openbare registers, van het ontslag van gedaagde uit de hoofdelijke aansprakelijkheid door de ABN AMRO Bank en de overschrijving van de productierechten over te maken naar eiser;
VI. gedaagde te veroordelen om met ingang van 1 juli 2011 telkens de helft van het kindgebonden budget en de kinderbijslag op de kinderrekening te laten staan op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,-- per dag of gedeelte daarvan dat gedaagde geen gevolg geeft aan het in dezen te wijzen vonnis, met een maximum van € 50.000,--;
VII. gedaagde te veroordelen in de kosten van dit geding.
4. Nu gedaagde niet ter zitting is verschenen, kunnen de door eiser gestelde feiten en omstandigheden als vaststaand worden aangenomen. Gedaagde heeft, na dagvaarding, bij fax van 29 augustus 2011 kenbaar gemaakt dat ze akkoord gaat met hetgeen in de kortgeding dagvaarding wordt gevorderd, behoudens hetgeen is gevorderd ten aanzien van de proceskostenveroordeling. Gedaagde ziet niet in waarom ze in de proceskosten veroordeeld zou moeten worden, omdat ze vrijwillig akkoord gaat en dit bekend is bij eiser. Voorts wijst gedaagde erop dat er sprake is van een zaak tussen gewezen echtelieden.
5. Ter zitting van 29 augustus 2011 heeft eiser verklaard dat hij de fax van gedaagde niet heeft gezien en er niet van in kennis is gesteld. Eiser heeft verklaard dat hij in de aanloop naar dit kort geding heeft getracht overeenstemming met gedaagde te bereiken, maar dat dit niet is gelukt. Eiser heeft verklaard dat hij doordat hij een kort geding aanhangig heeft moeten maken om gedaagde ertoe te bewegen de reeds in het echtscheidingsconvenant en ouderschapsplan gemaakte afspraken na te komen, nodeloos op kosten is gejaagd.
6. De voorzieningenrechter zal het door eiser gevorderde in de volgorde als vermeld in de dagvaarding behandelen.
Nu gedaagde reeds op grond van het echtscheidingsconvenant gehouden is de akte van verdeling te ondertekenen, maar het niet nakomen van deze verplichting niet gesanctioneerd wordt door het verbeuren van een dwangsom, veroordeelt de voorzieningenrechter gedaagde om de aan de dagvaarding gehechte akte van verdeling binnen vier dagen na betekening van dit vonnis te ondertekenen op straffe van verbeurte van de in de dagvaarding verzochte dwangsom. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de gevorderde termijn van 24 uur onredelijk kort is en verlengt daarom de termijn van 24 uur tot vier dagen.
De voorzieningenrechter acht het onder II van de dagvaarding gevorderde te weinig concreet om te kunnen toewijzen. Toewijzing ervan zou niet leiden tot een uitvoerbare veroordeling. De voorzieningenrechter wijst de vordering dan ook af.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat hetgeen onder III wordt gevorderd, een uitvloeisel is van het bepaalde in de akte van levering en ook voldoende concreet is om te worden toegewezen. De voorzieningenrechter wijst de vordering dan ook toe.
Nu de vordering tot ondertekening door gedaagde van de akte van verdeling op straffe van het verbeuren van een dwangsom is toegewezen, bepaalt de voorzieningenrechter dat het onderhavige vonnis in de plaats mag treden van de voor het passeren van de akte van verdeling en de inschrijving in de openbare registers noodzakelijke handtekening en of toestemming en of wilsverklaring van gedaagde, indien gedaagde niet binnen vier dagen na betekening van het vonnis overgaat tot ondertekening van de akte van verdeling en/of haar medewerking aan de inschrijving in de openbare registers onthoudt. Dientengevolge moet de termijn waarop het vonnis kan worden ingeschreven in de openbare registers worden bepaald op minimaal vier dagen na betekening van het vonnis.
De voorzieningenrechter wijst de vordering onder V tot overboeking door gedaagde van
€ 2.395,37 naar de kinderrekening af, nu niet is voldaan aan de door de Hoge Raad gestelde eisen aan toewijzing van een geldvordering in kort geding.
Ten aanzien van de vordering onder VI is de voorzieningenrechter van oordeel dat de spoedeisendheid niet is aangetoond. Bovendien is de vordering te weinig concreet om te kunnen worden toegewezen. De vordering wordt dan ook afgewezen.
De vordering onder VII wordt afgewezen, omdat de rechtsgrondslag ervan niet is gebleken. Partijen dienen gelet op het co-ouderschap beiden bij te dragen in de voldoening van de kosten van levensonderhoud van de kinderen. Eiser heeft niet aangetoond dat hij ten behoeve van de verzorging van de kinderen over minimaal de helft van het kindgebonden budget en de kinderbijslag mag beschikken.
De voorzieningenrechter ziet aanleiding af te wijken van de ongeschreven regel dat indien partijen een affectieve relatie hebben gehad en eiser niet volledig in zijn gelijk is gesteld, iedere partij zijn eigen kosten draagt. Immers nu de gestelde feiten en omstandigheden als vaststaand moeten worden aangenomen, concludeert de voorzieningenrechter dat gedaagde het aanhangig maken van het kort geding en de daarmee gepaarde kosten eenvoudig had kunnen voorkomen door de afspraken in het echtscheidingsconvenant en het ouderschapsplan stipt na te komen. De voorzieningenrechter veroordeelt gedaagde dan ook in de kosten van deze procedure.
De beslissing
De voorzieningenrechter:
I. veroordeelt gedaagde om binnen vier dagen na betekening van dit vonnis de als productie 3 aan de dagvaarding gehechte ontwerpakte van verdeling te ondertekenen ten overstaan van notaris Procee-Geelhoed te Raalte dan wel haar plaatsvervanger, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,-- per dag of gedeelte daarvan dat gedaagde geen gevolg geeft aan dit vonnis, met een maximum van € 50.000,--;
II. machtigt eiser om te doen wat noodzakelijk is voor het ontslag van gedaagde uit de hoofdelijke aansprakelijkheid betreffende de hypothecaire geldleningen bij de ABN AMRO Bank met leningnummers […] en [….] en voor overschrijving van de productierechten bestaande uit varkensrechten en het aanpassen van de tenaamstelling bij het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;
III. bepaalt dat dit vonnis in de plaats mag komen van de voor het passeren van de aan de dagvaarding gehechte ontwerpakte van verdeling en de benodigde inschrijving in de openbare registers noodzakelijk handtekening en/of toestemming en/of wilsverklaring van gedaagde, indien gedaagde niet binnen vier dagen na betekening van het vonnis overgaat tot ondertekening van de akte van verdeling en/of haar medewerking aan de inschrijving in de openbare registers onthoudt. De voorzieningenrechter bepaalt de termijn waarop het vonnis kan worden ingeschreven in de openbare registers op minimaal vier dagen na betekening van dit vonnis aan gedaagde;
IV. wijst af het meer of anders gevorderde;
V. veroordeelt gedaagde in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van eiser begroot op € 356,76 aan verschotten en € 527,-- aan salaris van de advocaat.
VI. verklaart dit vonnis voor wat betreft de onderdelen I, II, III en V uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. W.K.F. Hangelbroek, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 september 2011 in tegenwoordigheid van de griffier.