ECLI:NL:RBALM:2011:BT6479

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
28 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
121197 / KG ZA 11-124
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • M.L.J. Koopmans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van koopprijs van niet-functionerende tweedehands machine

In deze zaak heeft eiser, een besloten vennootschap, een kort geding aangespannen tegen gedaagde, eveneens een besloten vennootschap, wegens de levering van een tweedehands machine die niet voldeed aan de in de koopovereenkomst gestelde eisen. De machine, die op 3 november 2010 werd geleverd, was bedoeld voor het omfrezen van ramen en deuren en het produceren van trappen. Eiser heeft na de levering geconstateerd dat de machine niet goed functioneerde en heeft gedaagde in de gelegenheid gesteld om de gebreken te verhelpen. Gedaagde heeft erkend dat er gebreken waren, maar heeft niet tijdig aan haar verplichtingen voldaan. Eiser heeft de koopovereenkomst op 15 juli 2011 buitengerechtelijk ontbonden en vordert nu terugbetaling van de koopprijs van € 55.000,00.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat gedaagde tekort is geschoten in haar verplichtingen en dat de machine niet voldeed aan de eisen die eiser mocht stellen. De rechter heeft vastgesteld dat de machine niet in staat was om trappen te produceren, wat een essentieel onderdeel van de koopovereenkomst was. Aangezien gedaagde niet binnen een redelijke termijn aan haar verplichtingen kon voldoen, is zij in verzuim geraakt. De voorzieningenrechter heeft de vordering van eiser toegewezen en gedaagde veroordeeld tot terugbetaling van de koopprijs, alsook tot betaling van de proceskosten. Het vonnis is uitgesproken op 28 september 2011 door mr. M.L.J. Koopmans in de rechtbank Almelo.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht
zaaknummer: 121197 / KG ZA 11-124
datum vonnis: 28 september 2011 (g)
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Almelo, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[Eiser],
gevestigd te [vestigingsplaats],
eiseres,
verder te noemen [eiser],
advocaat: mr. N.S. Commijs te Zwolle,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde],
gevestigd te [vestigingsplaats],
gedaagde,
verder te noemen [gedaagde],
advocaat: mr. K.K.B. Kögging te Hengelo.
1. Het procesverloop
[Eiser] heeft gevorderd als vermeld in de akte wijziging eis. De zaak is behandeld ter terechtzitting van 28 juni 2011 en 6 september 2011. Ter zitting van 6 september 2011 zijn verschenen: [eiser], [X] en [Y] vergezeld door mr. H.J.F. Dullemond. Tevens zijn verschenen [A] en [B] vergezeld door mr. K.K.B. Kögging. De standpunten zijn toegelicht. Het vonnis is bepaald op vandaag.
2. De vaststaande feiten
2.1 [Gedaagde] heeft op 7 juni 2010 aan [eiser] een tweedehands machine, bouwjaar 2001, verkocht voor een bedrag van € 55.000,00. Op 3 november 2010 is de machine door [gedaagde] aan [eiser] geleverd. De machine is blijkens de koopovereenkomst aangeschaft voor het omfrezen van ramen en deuren en het inkrozen van driepuntssluitingen en het produceren van trappen.
2.2 Direct na levering heeft [eiser] aan [gedaagde] te kennen gegeven dat de machine niet goed functioneerde. Op 1 mei 2011 heeft [eiser] onder aanzegging van rechtsmaatregelen [gedaagde] in de gelegenheid gesteld om de overeenkomst correct na te komen. Eén van de gebreken die [eiser] in de inleidende dagvaarding benoemt heeft betrekking op de onmogelijkheid om met de machine trappen te produceren. Tijdens de terechtzitting van 28 juni 2011 heeft [gedaagde] verklaard de kwestie graag te willen oplossen en heeft [gedaagde] beloofd een aantal in de inleidende dagvaarding benoemde gebreken te herstellen. Het kort geding is daarop op verzoek van partijen drie weken aangehouden teneinde [gedaagde] in de gelegenheid te stellen deze belofte uit te voeren.
3. De standpunten van partijen
3.1 [Eiser] vordert conform de akte wijziging eis bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 55.000,00 (naar zeggen van [eiser] als zekerheidstelling voor de restitutie van de koopsom van de machine). Subsidiair vordert [eiser] veroordeling van [gedaagde] tot betaling van een voorschot op de schade, te begroten op de herstelkosten van de machine ad € 20.000,00. Tevens vordert [eiser] veroordeling van [gedaagde] tot betaling van de proceskosten.
3.2 [Eiser] stelt daartoe dat zij de koopovereenkomst met [gedaagde] per brief van 15 juli 2011 rechtsgeldig buitengerechtelijk heeft ontbonden, dan wel heeft vernietigd. Daarmee is volgens [eiser] tevens voldoende aannemelijk geworden dat [eiser] een vordering tot terugbetaling van de koopprijs heeft op [gedaagde]. [Eiser] stelt dat de machine niet voldoet aan de eisen die [eiser] aan de machine ten tijde van het sluiten van de overeenkomst mocht stellen. In het bijzonder de omstandigheid dat met deze machine anders dan is overeengekomen, geen traponderdelen kunnen worden gemaakt, steekt. Dit omdat [eiser] juist daarvan reductie van arbeidstijd verwachtte, welk aanmerkelijk voordeel [eiser] tot op heden niet heeft mogen genieten. Volgens [eiser] mocht zij ook verwachten dat de machine in goede staat verkeerde en gebruikt kon worden voor al de toepassingen, waarvoor de machine bedoeld is. [Eiser] verwijst daarbij tevens naar de door haar overgelegde rapporten van [P] en [Y].
3.3 Ten aanzien van het spoedeisend belang stelt [eiser] dat zij recht en belang heeft om haar vordering zeker te stellen. [Gedaagde] is verwikkeld in meerdere procedures en heeft liquiditeitsproblemen. Voorts kost de machine thans geld en levert deze niets op. Van een restitutierisico aan de zijde van [eiser] is geen sprake.
3.4 [Gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser], althans ontzegging van de vorderingen van de [eiser] en veroordeling van de [eiser] in de proceskosten.
3.5 [Gedaagde] stelt daartoe dat zij een machine heeft geleverd die voldoet aan de eisen die [eiser] redelijkerwijs aan de machine mocht stellen. Het betreft een tweedehands machine die [eiser] zelf heeft bekeken voordat hij tot aanschaf overging. Ten aanzien van de in de inleidende dagvaarding gestelde gebreken stelt [gedaagde] dat deze ofwel zijn verholpen, ofwel dat zij bereid zijn deze te verhelpen, ofwel dat zij door [eiser] niet in staat worden gesteld om de gebreken te verhelpen. Daarbij stelt [gedaagde] dat het deels aan de twijfelende houding van [eiser] te wijten is dat een aantal zaken, zoals de trappensoftware, nog niet zijn aangeschaft.
3.6 [Gedaagde] betwist voorts de conclusies van de rapporten van [P] en [Y]. Tevens benadrukt [gedaagde] dat ten aanzien van deze rapporten geen hoor en wederhoor is toegepast.
4. De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing
4.1 In dit kort geding moet aan de hand van door partijen aangevoerde feiten beoordeeld worden of de vorderingen van [eiser] in een bodemprocedure zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing reeds nu gerechtvaardigd is. In deze beoordeling dienen de wederzijdse belangen van partijen in aanmerking genomen te worden.
4.2 Ter terechtzitting van 28 juni 2011 heeft [gedaagde] erkend dat de machine een aantal gebreken heeft. Ter terechtzitting is [gedaagde] overeenkomstig haar verzoek een laatste kans geboden om de overeenkomst met [eiser] correct na te komen. De voorzieningenrechter beschouwt de in samenspraak met partijen bepaalde aanhouding van het kort geding met drie weken als een door partijen nader overeengekomen finale ingebrekestelling.
4.3 De voorzieningenrechter overweegt dat vaststaat dat de door [gedaagde] geleverde machine op 15 juli 2011 niet in staat was om, zoals was overeengekomen, trappen te produceren. Voorts is door [gedaagde] niet aannemelijk gemaakt dat dit resultaat alsnog binnen de genoemde termijn van drie weken had kunnen worden behaald. De mogelijkheid om trappen te produceren was voor [eiser] een essentieel onderdeel van de koopovereenkomst. De machine voldoet daarmee niet aan de eisen die [eiser] aan de machine mag stellen. De machine kan immers niet gebruikt worden voor één van de toepassingen waarvoor de machine nu juist was aangekocht. Dit gebrek is ook na ingebrekestelling niet hersteld. Voorshands is daarmee aannemelijk geworden dat [gedaagde] tekort is geschoten in haar verplichtingen als verkoper van de machine. Nu duidelijk was dat [gedaagde] niet binnen de gestelde redelijke termijn aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen is zij in verzuim komen te verkeren. Op grond hiervan is voldoende aannemelijk dat de buitengerechtelijke ontbinding door [eiser] ook in een eventuele bodemzaak zal standhouden. Overigens kleven er aan de machine nog meer gebreken, die door [gedaagde] niet c.q. niet tijdig hangende de nieuwe termijn van de ingebrekestelling verholpen zijn. Het in het geding gebrachte rapport van [Y] van 1 september 2011 geeft daaromtrent voldoende adequaat duidelijkheid.
4.4 Nu de koopovereenkomst integraal is ontbonden is een verbintenis tot ongedaanmaking van de reeds ontvangen prestaties ontstaan. [Gedaagde] is derhalve gehouden tot terugbetaling van de koopprijs aan [eiser]. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om op grond van de afweging van belangen tussen partijen tot een ander oordeel te komen. Een partiële ontbinding ligt immers niet in de rede.
4.5 Ten aanzien van het spoedeisend belang van [eiser] overweegt de voorzieningenrechter het volgende. De omstandigheid dat de machine nu niets produceert, maar wel ruimte inneemt in de werkplaats, gecombineerd met de twijfel van [eiser] over de toekomstige solvabiliteit van [gedaagde], levert voldoende grond op om de aanwezigheid van een spoedeisend belang aan de zijde van [eiser] aannemelijk te achten. De voorzieningenrechter zal het primair gevorderde toewijzen, met dien verstande dat [gedaagde] zal worden veroordeeld tot betaling van € 55.000,00 (exclusief BTW) uit hoofde van nakoming van een verbintenis tot ongedaanmaking. Het betreffende restitutierisico wordt door de voorzieningenrechter laag ingeschat. [Gedaagde] heeft daar ook niets over gesteld.
4.6 De voorzieningenrechter zal [gedaagde] als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten van [eiser]. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 78,81
- vast recht € 1744,00
- salaris advocaat € 1250,00
----------------
€ 3072,81
5. De beslissing
De voorzieningenrechter:
I. veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van een bedrag van € 55.000,00 (exclusief BTW);
II. veroordeelt [gedaagde] in de kosten van dit geding aan de zijde van [eiser], tot op deze uitspraak aan de zijde van [eiser] begroot op € 1822,81 aan verschotten en € 1250,00 aan salaris van de advocaat;
III. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
IV. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. M.L.J. Koopmans, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 september 2011, in tegenwoordigheid van de griffier.