ECLI:NL:RBALM:2011:BT6510

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
23 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
123054 / KG ZA 11-182
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot herstel van rieten kap in kort geding met onduidelijke schade toerekening

In deze zaak heeft de Rechtbank Almelo op 23 september 2011 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een besloten vennootschap (eiseres) en een andere besloten vennootschap (gedaagde) over de vervanging van een rieten kap. Eiseres had in 2005 een aannemingsovereenkomst gesloten voor de bouw van een woning, waarbij een deel van het werk, namelijk de rieten kap, in onderaanneming was uitbesteed aan gedaagde. Eiseres stelde dat er een grote hoeveelheid vocht in het rieten dak aanwezig was en dat de kwaliteit van het riet niet voldeed aan de eisen van goed en deugdelijk werk. Eiseres vorderde onder andere dat gedaagde de rieten kap binnen negen weken zou vervangen en dat gedaagde afschriften van inkoopfacturen zou verstrekken. Gedaagde voerde verweer en betwistte de spoedeisendheid van de vorderingen, alsook de aansprakelijkheid voor de gebreken aan de rieten kap.

De voorzieningenrechter oordeelde dat eiseres voldoende spoedeisend belang had bij haar vorderingen, maar dat de vordering tot vervanging van de rieten kap een vergaande strekking had die in het kader van een kort geding niet toewijsbaar was. De rechter concludeerde dat er nader feitenonderzoek en bewijsvoering nodig was om de toerekening van de schade aan gedaagde vast te stellen. De vordering van eiseres tot het volledig vervangen van de rieten kap werd afgewezen, maar de rechter gaf aan dat gedaagde zich bewust moest zijn van de gebreken die waren geconstateerd in het deskundigenrapport. Eiseres werd in de kosten van de procedure veroordeeld.

De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs en de noodzaak van nader onderzoek in zaken waar de aansprakelijkheid en de toerekening van schade niet duidelijk zijn. De voorzieningenrechter wees de vorderingen van eiseres af, maar gaf aan dat de zaak in een bodemprocedure mogelijk anders zou kunnen uitpakken.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht
zaaknummer: 123054 / KG ZA 11-182
datum vonnis: 23 september 2011 (ps)
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Almelo, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats],
eiseres,
verder te noemen: [eiseres],
advocaat: mr. W.B. Brusse te Almelo,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde],
gevestigd te [vestigingsplaats],
gedaagde,
verder te noemen: [gedaagde],
advocaat: mr. R. Kroon te Almelo.
Het procesverloop
[Eiseres] heeft gevorderd als vermeld in de dagvaarding.
[Gedaagde] heeft producties in het geding gebracht.
De zaak is behandeld ter terechtzitting van 16 september 2011. Ter zitting zijn verschenen:
- de heer [X], directeur van [eiseres], vergezeld door mr. Brusse;
- de heer [Y], vergezeld door mr. Kroon.
De standpunten zijn toegelicht.
Het vonnis is bepaald op vandaag.
De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing
Feiten
1.1 [Eiseres] heeft in september 2005 met heer [B] en mevrouw [B-M] (verder samen te noemen: [B]) een aannemingsovereenkomst gesloten waarbij [eiseres] heeft aangenomen in opdracht en voor rekening van [B] een woning te bouwen aan de [adres] te [woonplaats] (verder: de woning).
1.2 [Eiseres] heeft een deel van het door haar aangenomen werk, te weten het aanbrengen van de rieten kap, in onderaanneming aan [gedaagde] uitbesteed.
1.3 De onderconstructie van het dak is door [eiseres] gerealiseerd.
1.4 Er is sprake van een zichtbare grote hoeveelheid vocht in het rieten dak.
1.5 Bij beschikking van 8 december 2010 van de rechtbank Almelo is, naar aanleiding van een verzoek van [eiseres], de heer ing. P. Kuindersma, werkzaam bij Kettlitz Gevel- en Dakadvies B.V., benoemd als deskundige. Op 7 juli 2011 is het deskundigenrapport van de heer Kuindersma ter griffie ingekomen.
Standpunt [eiseres]
2.1 [Eiseres] heeft gevorderd bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde] te gebieden om binnen negen weken na betekening van het in deze te wijzen vonnis, de rieten kap van de woning volledig te vervangen, met inachtneming van de eisen van goed en deugdelijk werk en volgens aanwijzingen van de heer W. van Dijk verbonden aan Van Dijk Dakexpertises, dakbegeleiding en dakreiniging te Putten, en voorts [gedaagde] te gebieden deze werkzaamheden te plannen in overleg met [B] en [eiseres], zodat zij in redelijkheid in staat zijn om hun voorbereidingen te treffen om een snelle en deugdelijke vervanging van de rieten kap mogelijk te maken en het voor [eiseres] in het bijzonder mogelijk is om de werkzaamheden die zij als aannemer tijdig en aansluitend op de werkzaamheden van [gedaagde] kan verrichten;
II. [gedaagde] te gebieden binnen één week na betekening van het in dezen te wijzen vonnis, aan [eiseres] afschriften te verstrekken van alle facturen met betrekking tot de inkoop van het riet dat door [gedaagde] destijds is ingekocht ten behoeve van de rieten kap van de woning;
III. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een dwangsom van € 10.000,-, althans een door de voorzieningenrechter te bepalen dwangsom, voor elke dag of deel daarvan dat [gedaagde] niet voldoet aan het gevorderde onder I. en II.;
IV. [eiseres] te machtigen om een ander rietdekkersbedrijf de rieten kap van de woning volledig te laten vervangen, volgens de eisen van goed en deugdelijk werk, op aanwijzingen van de heer W. van Dijk, voor zover [gedaagde] mocht weigeren aan het bepaalde onder I. integraal gehoor te geven;
V. [gedaagde] te veroordelen in de kosten van dit geding.
2.2 Daartoe heeft [eiseres] –kort en zakelijk weergegeven- gesteld dat de rieten kap niet goed is en de werkzaamheden ten aanzien van de kap niet goed en deugdelijk zijn verricht. Uit het door de heer ing. P. Kuindersma opgestelde deskundigenrapport blijkt dat de rieten kap veel sneller dan gebruikelijk verweert, dat 60% van de problemen is te wijten aan de kwaliteit van het riet en 15% aan overige zaken die aan [gedaagde] zijn te wijten, aldus [eiseres]. [Eiseres] heeft op verzoek van [gedaagde] de constructie bij de dakkapel opengelaten. De pluimen van het riet steken bij de dakkapel nog naar binnen. Voorts heeft [eiseres] gesteld dat uit het deskundigenrapport is gebleken dat het niet mogelijk is om de rieten kap plaatselijk te herstellen. Wil sprake zijn van goed en deugdelijk werk, dan moet de gehele rieten kap worden vervangen.
2.3 Bij brief van 13 november 2009 is [eiseres] door [B] aansprakelijk gesteld voor de gebreken aan de rieten kap van de woning. [Eiseres] heeft [gedaagde] onder meer bij brieven van 4 december 2009 en 2 juni 2010 aansprakelijk gesteld. [Gedaagde] heeft elke aansprakelijkheid van de hand gewezen.
2.4 [Eiseres] heeft gesteld spoedeisend belang te hebben bij de onderhavige vorderingen. De gaten vallen in het dak van de woning van [B]. De rieten kap dient op korte termijn te worden vervangen omdat sprake is van een heel snelle achteruitgang van de kap en er anders (wederom) kostbare noodreparaties noodzakelijk zijn. Wegens weersomstandigheden is het na de maand oktober veelal niet meer mogelijk om een rieten kap te vervangen. Mogelijkerwijs dient [eiseres] zelf ook nog werkzaamheden te verrichten aan de constructie van het dak, welke werkzaamheden pas kunnen aanvangen nadat het riet is verwijderd en waarover werkafspraken moeten worden gemaakt tussen [eiseres] en [gedaagde]. Nu [gedaagde] niet reageerde op verzoeken en sommaties van [eiseres], zag [eiseres] zich genoodzaakt de onderhavige procedure te entameren.
2.5 De door [gedaagde] overgelegde bon d.d. 15 mei 2006 betreffende het riet is een afleverbon. Uit de verklaring van de riethandel blijkt niet dat Oostenrijks riet ook daadwerkelijk voor de woning van [B] is gebruikt, enkel dat het bij [gedaagde] is afgeleverd.
Standpunt [gedaagde]
3.1 [Gedaagde] heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres], met veroordeling van [eiseres] in de kosten van het geding, een en ander voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
3.2 Daartoe heeft [gedaagde] – kort en voor zover thans relevant weergegeven- zich allereerst op het standpunt gesteld dat [eiseres] geen spoedeisend belang heeft bij de onderhavige vorderingen. [Gedaagde] betwist dat de kap op korte termijn moet worden vervangen. De aanwezigheid van lekkages of de noodzaak tot het verrichten van (nood)reparaties is gesteld noch gebleken. Uit het deskundigenrapport blijkt dat de deskundige inschat dat de kap binnen circa 10 jaar dient te worden vervangen. Er is geen noodzaak om de kap nu te vervangen.
3.3 Voorts heeft [gedaagde] gesteld dat de vorderingen geen voorlopig karakter hebben, nu vervanging van een rieten kap van een aan een derde toebehorende woning wordt gevorderd. De vordering is daarom binnen de grenzen van een kort geding niet toewijsbaar. Dit geldt temeer nu de gevraagde voorziening niet opportuun is en gebaseerd is op uitkomsten van een deskundigenonderzoek waar volgens [gedaagde] op zijn minst genomen vragen bij gesteld kunnen worden en waarvan de juistheid nog niet vaststaat.
3.4 Allerminst staat vast dat [gedaagde] aansprakelijk is en tot gehele vervanging van de rieten kap kan worden gehouden. [Gedaagde] heeft gesteld dat zij er op mocht vertrouwen dat de onderconstructie voldoende damp- en luchtdicht was. [Gedaagde] betwist dat zij een deel van de constructie/beplating zou aanbrengen. Volgens [gedaagde] is de bron van de problemen een bovenmatig vochtgehalte dat is veroorzaakt door de onvoldoende damp- en luchtdichtheid van de constructie en het indertijd slecht functionerende ventilatiesysteem. De kwaliteit van het riet is conform de opdrachtbevestiging.
3.5 Ten aanzien van de vordering van [eiseres] ter zake afgifte van inkoopfacturen heeft [gedaagde] zich op het standpunt gesteld dat [eiseres] geen belang heeft bij deze vordering. Evenwel heeft [gedaagde] de inkoopfactuur overgelegd, waarbij de inkoopprijzen zijn weggelakt.
3.6 [Gedaagde] acht de gevorderde dwangsom buitensporig hoog. De dwangsom dient te worden afgewezen, althans fors te worden gematigd en gemaximeerd. De dwangsom staat in geen enkele verhouding tot de vordering. Daarnaast is het voor [gedaagde] vrijwel onmogelijk om de rieten kap binnen de gestelde termijn te vervangen.
3.7 Ten aanzien van de vordering tot machtiging om de kap door een ander rietbedekkersbedrijf te vervangen heeft [gedaagde] gesteld dat [eiseres] geen belang heeft bij deze vordering.
Overwegingen van de voorzieningenrechter
4.1 [Eiseres] heeft voldoende gesteld dat er sprake is van een spoedeisend belang. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter volgt uit de aard van de vorderingen van [eiseres] dat zij spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen. De voorzieningenrechter zal over gaan tot de materiële beoordeling van het geschil.
4.2 De vordering van [eiseres] om kort gezegd [gedaagde] te gebieden binnen negen weken de rieten kap te vervangen heeft een dermate vergaande (en nauwelijks als voorlopig te kwalificeren) strekking dat deze in het kader van een kort geding uitsluitend kan worden toegewezen indien er met grote mate van waarschijnlijkheid van kan worden uitgegaan dat de rechter in de bodemprocedure eveneens tot toewijzing zal beslissen.
4.3 Gelet op de inhoud van het deskundigenrapport valt naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter te verwachten dat een vordering van [eiseres] in de bodemprocedure in ieder geval ten dele zal worden toegewezen. Uit het deskundigenrapport blijkt namelijk dat de deskundige diverse gebreken heeft geconstateerd, waaronder de kwaliteit van het riet, dat door [gedaagde] is gebruikt, en luchtlekken in de onderconstructie, die [eiseres] heeft verzorgd. In het rapport heeft de deskundige onder meer gesteld dat de individuele invloed van de gebreken op de achteruitgang van het rieten dak moeilijk exact kan worden bepaald. Gelet op de bevindingen van de deskundige is het vrijwel zeker dat de prestatie van [gedaagde] in ieder geval voor een deel gebrekkig is geweest, maar naar het oordeel van de voorzieningenrechter is onvoldoende zeker in welke mate in de bodemprocedure de schade aan [gedaagde] zal worden toegerekend. Om tot een afgewogen oordeel hierover te kunnen komen, dient naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter nader feitenonderzoek te worden verricht en/of verdere bewijsvoering te worden geleverd. De onderhavige kort geding procedure leent zich daar niet voor. De vordering van [eiseres] tot het volledig vervangen van de rieten kap door [gedaagde] zal daarom thans worden afgewezen. Gelet echter op de inhoud van het deskundigenrapport dient [gedaagde] zich te realiseren dat hij hiermee slechts deze slag heeft gewonnen, maar dat hij er in “de oorlog” matig voorstaat.
4.4 Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft [gedaagde] reeds voldaan aan de vordering van [eiseres] om afschriften te verstrekken van facturen met betrekking tot de inkoop van het riet dat door [gedaagde] is ingekocht ten behoeve van de rieten kap van de woning van [B]. De voorzieningenrechter zal deze vordering, zo deze al toewijsbaar was, dan ook afwijzen.
4.5 Ten aanzien van de vordering van [eiseres] om haar te machtigen om een ander rietdekkersbedrijf de rieten kap van de woning volledig te laten vervangen, overweegt de voorzieningenrechter dat die vordering dient te worden afgewezen. [Eiseres] heeft immers voor een eventuele vervanging niet de toestemming van [gedaagde] nodig. Een die toestemming vervangende machtiging is derhalve niet toewijsbaar.
5. De voorzieningenrechter zal [eiseres] in de kosten van deze procedure veroordelen.
De beslissing
De voorzieningenrechter:
I. wijst de vordering van [eiseres] af;
II. veroordeelt [eiseres] in de kosten van dit geding, tot op deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 560,-- aan griffierecht en € 527,- aan salaris van de advocaat;
III. verklaart onderdeel II. van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. M.M. Verhoeven, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 september 2011, in tegenwoordigheid van de griffier.