RECHTBANK ALMELO
Sector Civiel
zaaknummer: 117315 / HA ZA 11-11
datum vonnis: 28 september 2011 (jm)
Vonnis van de rechtbank Almelo, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, in de zaak van:
[eiseres]
gevestigd te [plaats],
eiseres,
verder te noemen [eiseres],
advocaat mr. M. Hoekstra te Zwolle,
[gedaagde]
gevestigd te [plaats],
gedaagde,
verder te noemen [gedaagde],
advocaat mr. J. Maliepaard te Bleiswijk.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties
- de akte vermeerdering van eis
- de akte vermindering van eis
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek met producties
- de conclusie van dupliek
2.1 De volgende feiten kunnen als vaststaand worden aangenomen:
[eiseres] heeft op 29 oktober 2009 met [gedaagde] een mantelovereenkomst gesloten ter zake de lease van bedrijfswagens. De Algemene bepalingen operationele lease en afgeleide vormen inzake personen- en bestelauto’s (versie SFTL 022E) van [eiseres] (hierna de algemene voorwaarden) zijn op de overeenkomst van toepassing. Gelijktijdig met de mantelovereenkomst heeft [eiseres] op 29 oktober 2009 een tweetal leasecontracten met [gedaagde] gesloten ter zake een Opel Vivaro met kenteken […..] (contractsnummer [….]) en een Opel Vivaro met kenteken […..] (contractsnummer […..])
2.2 In de algemene voorwaarden staat, voor zover van belang, vermeld:
“16. BETALING VAN DE LEASEPRIJS EN VAN ANDERE AAN LESSOR VERSCHULDIGDE BEDRAGEN
16.1 De periodiek te betalen leaseprijs is bij vooruitbetaling verschuldigd. Andere bedragen zijn verschuldigd nadat lessor ze bij lessee heeft gefactureerd. Deze factuur dient binnen veertien dagen te worden voldaan door lessee, zonder recht op schuldvergelijking of compensatie.
16.2 De inning van verschuldigde leasetermijnen en andere uit hoofde van het leasecontract verschuldigde bedragen zal plaatsvinden door middel van een automatische incasso. De incasso-opdrachten worden uitgevoerd ten tijde van de op de factuur vermelde vervaldag.
16.3 Indien automatische incasso niet mogelijk is of indien een bedrag na incasso op verzoek van lessee door de bank aan lessee wordt teruggestort, is lessor gerechtigd na schriftelijke sommatie en/of ingebrekestelling een rente van 1,5% per maand over de achterstallige bedragen in rekening te brengen, waarbij een gedeelte van de maand als volle maand geldt.
16.4 Indien lessee in verzuim verkeert, komen alle kosten die lessor maakt in verband met de incassering van het openstaande bedrag, waaronder ook wordt verstaan kosten van door lessor zelf verrichte werkzaamheden ter incasso, voor rekening van lessee, met een minimum van 15% van het te incasseren bedrag, dan wel, indien het te incasseren bedrag lager is dan € 1.000,- met een minimum van € 150,-.
17. BEËINDIGING VAN HET LEASECONTRACT VÓÓR AFLOOP VAN DE LEASEPERIODE
17.1 Lessor is in de volgende gevallen bevoegd om het leasecontract zonder ingebrekestelling of rechterlijke tussenkomst met onmiddellijke ingang te ontbinden:
(…)
6. Indien lessee is tekortgeschoten in de nakoming van zijn uit het leasecontract voortvloeiende verbintenissen, zoals in geval van onbetaalde facturen, of anderszins niet of niet behoorlijk zijn verplichtingen uit het leasecontract is nagekomen.
17.2 Indien de ontbinding verband houdt met een van de omstandigheden die in artikel 17.1 genoemd zijn, is lessee aan lessor een bedrag van afkoop verschuldigd. Dit afkoopbedrag bedraagt het verschil tussen boek- en handelswaarde van de auto ten tijde van beëindiging van het leasecontract. Naast het afkoopbedrag is lessor tevens bevoegd om de kosten voor het transporteren van de auto, kosten met betrekking tot (schade)taxatie en expertise, eventuele meerkilometers, winstderving, alsmede overige schade die lessor ten gevolge van de vroegtijdige beëindiging mocht lijden bij het afkoopbedrag te betrekken.”
2.3 Medio 2010 is [gedaagde] tekortgeschoten in de nakoming van de betaling van de leasetermijnen voor de maanden mei, juni en juli 2010 ten bedrag van € 3.981,00.
2.4 Als productie 17 bij conclusie van repliek is een brief overgelegd van
[X] ([eiseres]) aan [gedaagde] d.d. 29 juli 2010 waarin, voor zover van belang, staat vermeld:
“Komt per fax en per mail (…)
Betreft: ingebrekestelling
Na overleg met de directie heeft u tot vanmiddag 16.00 uur de tijd om de betaling te doen voor een totaal van € 3.981,00 (zie overzicht)
Indien het totaal saldo niet op onze bankrekening is bij geschreven zullen wij via Fidron B.V. beslag laten legen op de auto’s: (…)”
2.5 Als productie 18 bij conclusie van repliek zijn mailberichten overgelegd betreffende de correspondentie tussen [X] ([eiseres]) en [gedaagde] d.d. 29 juli 2010 waarin, voor zover van belang, staat vermeld:
“Van: [X] (…)
Verzonden: donderdag 29 juli 2010 11.42
Aan: […..] (…)
Ik heb de afgelopen weken bijna dagelijks gebeld, echter er komt geen reactie van u kant, vandaa dat wij er mee gaan stoppen.
Van: [gedaagde] (…)
Verzonden: donderdag 29 juli 2010
Aan: [X] (…)
Daar heb je helemaal gelijk in, sorry daarvoor.
Ik was er niet en de telefoondienst doet alleen maar een standaard tekst.”
2.6 Op 30 juli 2010 heeft [eiseres] van de voorzieningenrechter te Almelo verlof verkregen voor het leggen van conservatoir beslag tot afgifte op de voertuigen.
2.7 Op 2 augustus 2010 heeft deurwaarder [Y] van [Z] Gerechtsdeurwaarders zich gemeld bij [gedaagde] om de beslagen op de voertuigen te leggen.
Omdat partijen ter plekke een regeling hebben getroffen, is de deurwaarder niet tot beslaglegging overgegaan.
2.8 Partijen verschillen van mening over de exacte inhoud van de op 2 augustus 2010 ter plekke getroffen regeling. Vast staat dat [gedaagde] ter zake van de openstaande leasetermijnen per omgaande een bedrag zou voldoen van € 4.000, -. Welk bedrag [gedaagde] ook heeft voldaan.
2.9 Op 23 september 2010 heeft [eiseres] [gedaagde] een factuur verzonden ter zake de gemaakte incassokosten ten bedrage van € 2.260,51. Betaling van deze factuur zou plaatsvinden per incasso, zoals vermeld op de factuur. De incasso is niet geslaagd.
2.10 Per mail van 3 november 2010 heeft [eiseres] [gedaagde] gesommeerd om alsnog binnen 3 dagen over te gaan tot betaling van genoemd bedrag, bij gebreke waarvan [eiseres] heeft aangekondigd de leaseovereenkomsten reeds nu voor alsdan te zullen ontbinden.
2.11 Betaling is uitgebleven.
2.12 [eiseres] heeft de leaseovereenkomsten per 7 november 2010 ontbonden.
Op 22 december 2010 heeft [eiseres] een afkoopfactuur aan [gedaagde] verzonden ter zake het voortuig met kenteken […..] ten bedrage van € 5.457,73.
Van het voertuig met kenteken […..] zou het leasecontract aflopen op
31 december 2010 zodat [eiseres] ter zake dit voertuig geen afkoopfactuur heeft verzonden.
2.13 Op 13 december 2010 bericht [T] van Fidron, namens [eiseres], per mailbericht aan [gedaagde], voor zover van belang:
“Er is destijds besloten om een betaling te accepteren en de voertuigen te laten staan met de afspraak dat alles voldaan diende te worden. Slechts 1 deel van de afspraak is van uw kant nagekomen. Hierdoor vervalt dus de minnelijke oplossing en handhaaft [eiseres] Leasing haar contractbeëindiging, mits alsnog op de openstaande vordering per direct voldaan gaat worden.
Hierbij verzoeken, en zonodig sommeren wij u nog éénmaal, ervoor zorg te dragen dat € 2.736,51 vóór 12.00 uur morgen (14 december 2010) in ons bezit is. Bij niet voldoening zal direct een afspraak gemaakt moeten worden voor inlevering van de voertuigen. (…) In ieder geval zal cliënte haar contractsbeëindiging handhaven en de voertuigen opeisen middels beslaglegging via [D]”
2.14 Op 20 december 2010 heeft [eiseres] van de voorzieningenrechter te Almelo verlof verkregen voor het leggen van conservatoir beslag tot afgifte op de voertuigen, waarna op
21 december 2010 één voertuig in conservatoir beslag is genomen.
3.1 [eiseres] vordert na eisvermeerdering en eisvermindering dat de rechtbank [gedaagde] zal veroordelen tot betaling aan [eiseres] van € 6.291,38 te vermeerderen met de contactuele rente van 1,5 % per maand (of gedeelte daarvan), althans de wettelijke handelsrente, vanaf 16 februari 2011 tot aan de datum van algehele voldoening.
Tevens vordert [eiseres] dat de rechtbank [gedaagde] zal veroordelen tot betaling aan [eiseres] van de proceskosten, met inbegrip van alle beslagkosten, als blijkend uit de door [eiseres] als productie 11 in het geding gebrachte beslagstukken - alsmede de kosten van de aangestelde gerechtelijke bewaarder, te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis en - voor het geval voldoening binnen die termijn niet plaatsvindt - te vermeerderen met de contractuele rente van 1,5 % per maand (of een gedeelte daarvan), althans de wettelijke handelsrente, te rekenen vanaf de bedoelde termijn, alsmede de nakosten.
3.2 De vordering bestaat volgens [eiseres] uit:
- € 2.712,71 inclusief btw (€ 2.260,51 + € 452,20) aan buitengerechtelijke kosten
- € 5.457,73 inclusief btw aan afkoopsom auto
- € 10,01 doorbelasting transportkosten.
Na aftrek van diverse creditfacturen resteert volgens [eiseres] in totaal aan hoofdsom € 6.291,38 te voldoen.
3.3 [eiseres] stelt daartoe de buitengerechtelijke kosten te vorderen te hebben primair op grond van een bijzondere afspraak tussen partijen. Naast de betaling van € 4.000, - betreffende de openstaande leasetermijnen was onderdeel van de deal dat [gedaagde] achteraf de door [eiseres] tot dan toe gemaakte onkosten in verband met de incasso van de achterstallige leasetermijnen zou voldoen. Subsidiair stelt [eiseres] de buitengerechtelijke kosten te vorderen te hebben op grond van het bepaalde in artikel 16.4 van de algemene voorwaarden. Indien en voor zover de rechtbank van mening is dat deze kosten niet als buitengerechtelijke kosten voor afzonderlijke vergoeding in aanmerking komen, vordert [eiseres] om deze kosten te betrekken in de reguliere proceskostenveroordeling.
[eiseres] stelt de afkoopsom te vorderen te hebben op grond van het bepaalde in artikel 17.1 aanhef en lid 6 en 17.2 van de algemene voorwaarden. [gedaagde] is toerekenbaar tekortgeschoten in betaling van de factuur betreffende de buitengerechtelijke kosten. Bij mailbericht van 3 november 2010 heeft [eiseres] [gedaagde] in gebreke gesteld en gesommeerd om de factuur binnen drie dagen alsnog te voldoen, bij gebreke waarvan de bewuste leasecontracten reeds toen voor alsnog werden ontbonden.
3.4 Ter weerlegging van het verweer van [gedaagde] stelt [eiseres] als volgt.
Los van de vraag of ingebrekestelling voor het intreden van verzuim noodzakelijk was - betaling van de leasetermijnen dient ex artikel 16.1 en 16.2 van de algemene voorwaarden, ook bij automatische incasso, plaats te vinden op de vervaldag van de factuur, zodat het verzuim reeds van rechtswege intreedt - heeft behoorlijke ingebrekestelling plaatsgevonden. [eiseres] verwijst hiervoor naar de brief van 29 juli 2010 (productie 17).
3.5 [eiseres] stelt verder dat er sprake is van een rechtsgeldige ontbinding van de leasecontracten. Anders dan [gedaagde] aanvoert, kan ontbinding uit hoofde van artikel
6:267 lid 1 BW ook plaatsvinden per email. De afkoopsom betreft geen boete in de zin van artikel 6:91 BW. Het betreft een variabel bedrag dat er enkel en alleen op is gericht om het financieel nadeel van de leasetermijnen bij voortijdige ontbinding van een leaseovereenkomst zoveel mogelijk te compenseren. Het betreffende financiële nadeel is niet reeds verdisconteerd in de leasetermijnen.
4.1 [gedaagde] voert als verweer dat zij de gevorderde buitengerechtelijke kosten niet heeft voldaan omdat zij van oordeel is dat de haar in rekening gebrachte kosten onredelijk hoog zijn. De kosten bedragen meer dan de oorspronkelijke hoofdsom. [gedaagde] betwist dat zij met [eiseres] zou zijn overeengekomen dat zij deze kosten zou betalen. Evenmin is afgesproken dat [gedaagde] 3 weken de tijd kreeg om de incassokosten te betalen.
[eiseres] heeft deze mededeling gedaan en [gedaagde] heeft deze ter kennisgeving aangenomen. [gedaagde] heeft direct laten weten dat de gevraagde kostenvergoeding buitensporig hoog te vinden en dat hij om die reden niet voornemens was het bedrag te betalen. [gedaagde] verwijst hiervoor naar de mail van 9 december 2010 (productie 5 bij dagvaarding).
4.2 [gedaagde] betwist verder op grond van artikel 16.4 algemene voorwaarden buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd te zijn. Ten aanzien van de achterstallige leasetermijnen verkeerde [gedaagde] niet in verzuim. Ingebrekestelling heeft nimmer plaatsgevonden en uit 16.3 volgt dat de in de algemene voorwaarden genoemde termijn niet is bedoeld als fatale termijn om het verzuim te laten intreden. Daarnaast is sprake van een boetebeding en geldt conform artikel 6:92 lid 2 BW dat de schuldenaar geen nakoming kan vorderen van zowel het boetebeding als de verbintenis waaraan het boetebeding is verbonden. Dat is wel gebeurd. [eiseres] vorderde zowel betaling van de leasetermijnen als betaling van het boetebeding. Voor zover de rechtbank van oordeel is dat er reden is om [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten en/ of de afkoopsom is [gedaagde] van oordeel dat deze kosten dienen te worden gematigd. Het gevorderde bedrag overstijgt de hoofdsom van de vordering ruimschoots en de kosten kunnen de dubbele redelijkheidstoets niet doorstaan.
5.1 De rechtbank oordeelt als volgt. Aan de orde is de vraag of [gedaagde] de kosten ter incasso van de achterstallige leasetermijnen aan [eiseres] is verschuldigd. Naast het feit dat [eiseres] betaling van die kosten vordert, voert zij het onbetaald laten van die factuur ten grondslag aan de ontbinding van de leasecontracten en het verschuldigd zijn van de gevorderde afkoopsom. Primair stelt [eiseres] dat partijen op 2 augustus 2010 zijn overeengekomen dat [gedaagde], naast betaling van € 4.000, -, deze incassokosten aan [eiseres] zou voldoen, waarbij vergoeding door [gedaagde] zou geschieden op basis van een nog te verzenden factuur. [gedaagde] betwist deze stelling.
5.2 De rechtbank stelt voorop dat het ook bij de uitleg van een mondelinge overeenkomst aankomt op de zin die partijen over en weer redelijkerwijs aan de door hen gebezigde bewoordingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Gelet op de hoofdregel van artikel 150 Rv draagt [eiseres] de bewijslast van haar stelling nu zij zich op de rechtsgevolgen daarvan beroept en [gedaagde] de stelling betwist.
5.3 [eiseres] verwijst ter onderbouwing van haar stelling naar het mailbericht van
2 augustus 2010 van [X] aan mr.M.Hoekstra waarin [X] vermeldt dat hij met Hoekstra de afspraak heeft gemaakt dat [gedaagde] € 4.000, - betaalt en de kosten achteraf worden betaald op basis van de factuur van Fidron.
Uit het mailbericht kan niet worden afgeleid dat met [gedaagde] een afspraak is gemaakt over de incassokosten, zodat dit mailbericht niet als bewijs voor die stelling kan dienen.
[eiseres] verwijst ter onderbouwing van zijn stelling tevens naar het mailbericht van
[O] aan mr. Hoekstra (productie 5 bij dagvaarding).
De verklaring van [O] kan gelet op het bepaald in artikel 163 Rv niet als bewijs dienen nu de verklaring geen betrekking heeft op aan de getuige uit eigen waarneming bekende feiten.
[eiseres] biedt bewijs aan van haar stelling. Aan een bewijsopdracht komt de rechtbank echter niet toe gezien het onder 5.4 overwogene.
5.4 Subsidiair legt [eiseres] artikel 16.4 van de algemene voorwaarden ten grondslag aan haar vordering. Uit dit artikel volgt dat indien lessee in verzuim verkeert alle kosten die lessor maakt in verband met de incassering van het openstaande bedrag voor rekening van lessee komen. Aan de orde is het antwoord op de vraag of er sprake is van verzuim in de zin van artikel 6:81 BW nu [eiseres] stelt dat hiervan sprake is en [gedaagde] dit betwist.
De rechtbank oordeelt hierover als volgt. In artikel 6:81 BW staat vermeld:
“De schuldenaar is in verzuim gedurende de tijd dat de prestatie uitblijft nadat zij opeisbaar is geworden en aan de eisen van de artikelen 82 en 83 is voldaan, behalve voor zover de vertraging hem niet kan worden toegerekend of nakoming reeds blijvend onmogelijk is.”
In artikel 16 van de algemene voorwaarden staat vermeld dat de periodiek te betalen leaseprijs bij vooruitbetaling is verschuldigd (rechtsoverweging 2.2). Het gaat hier om een duurovereenkomst te weten een leaseovereenkomst, die voor beide partijen voortdurende verplichtingen inhoudt. Indien een partij is tekortgeschoten in de nakoming van een dergelijke verplichting, kan deze weliswaar in de toekomst alsnog worden nagekomen, maar daarmee wordt de tekortkoming in het verleden niet ongedaan gemaakt en wat deze tekortkoming betreft is nakoming dan ook niet meer mogelijk. Dit een en ander brengt mee dat [gedaagde] op grond van het bepaalde in artikel 6:81 BW voor de betaling van de leasetermijnen over de maanden mei, juni en juli 2010 in verzuim verkeerde.
Op grond van het bepaalde in artikel 16.4 van de algemene voorwaarden dient [gedaagde] dan alle (redelijke) kosten te voldoen die [eiseres] heeft gemaakt in verband met de incassering van het openstaande bedrag. [eiseres] heeft voldoende onderbouwd dat in verband met de incassering van het openstaande bedrag, daadwerkelijk € 1.916,03 (exclusief btw) aan kosten zijn gemaakt. Uit de specificatie volgt dat hiervoor onder andere een beslagrekest is opgesteld en bij de rechtbank is ingediend en werkzaamheden zijn verricht om met het op
30 juli 2010 van de voorzieningenrechter verkregen verlof beslag te doen leggen. Gelet op de verrichte werkzaamheden komen deze kosten de rechtbank niet buitensporig voor, evenmin ziet de rechtbank aanleiding om deze kosten te matigen. Dat de kosten ad € 1.016,03 niet in verhouding staan met de hoofdsom ad € 3.980,-, zoals [gedaagde] aanvoert, is de rechtbank niet gebleken en doet hier overigens niet aan af nu het redelijke kosten betreffen gemaakt ter incassering van het openstaande bedrag en deze kosten op grond van het bepaalde in artikel 16.4 van de algemene voorwaarden voor rekening van [gedaagde] komen. Hierbij weegt tevens mee dat uit het mailbericht van 29 juli 2010 (zie rechtsoverweging 2.5) volgt dat [eiseres] die afgelopen weken bijna dagelijks met [gedaagde] heeft gebeld maar dat er geen reactie kwam van [gedaagde] nu deze afwezig was en de telefoondienst alleen standaard tekst deed.
Nu [eiseres] erkent dat zij de btw over de incassokosten ten onrechte in rekening heeft gebracht, zal de rechtbank de vordering toewijzen tot een bedrag ad € 1.916,03.
5.5 [eiseres] vordert tevens veroordeling van [gedaagde] tot betaling van een bedrag van afkoop ex artikel 17.2 van de algemene voorwaarden. Aan de orde is het antwoord op de vraag of er sprake is van een rechtsgeldige ontbinding nu dat voor toepassing van artikel 17.2 is vereist en [gedaagde] dat betwist. De rechtbank gaat voorbij aan het verweer van [gedaagde] dat geen sprake is van een geldige ontbinding nu deze niet schriftelijk, maar per mailbericht is geschied. [gedaagde] betwist immers niet dat zij het mailbericht van 3 november 2010 heeft ontvangen, noch voert zij aan dat zij de inhoud niet heeft begrepen of anderszins door de ontbinding per mailbericht in haar belangen is geschaad. Nu [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van haar uit het leasecontract voortvloeiende verbintenis, immers heeft [gedaagde] nagelaten over te gaan tot de betaling van de factuur ad € 1.916,03 aan buitengerechtelijke incassokosten, was [eiseres] bevoegd de overeenkomst te ontbinden.
5.6 Of de afkoopsom is aan te merken als een boetebeding acht de rechtbank niet relevant. Niet gesteld of gebleken is dat [eiseres] betaling heeft gevorderd van de resterende leasetermijnen tot aan het einde van de reguliere looptijd van het contract (34 maanden na
29 oktober 2009), zodat van het vorderen van zowel ‘het boetebeding’ als de verbintenis waaraan het boetebeding is verbonden, zoals [gedaagde] aanvoert, geen sprake is.
Het gaat hier om een overeengekomen afkoopregeling. Partijen zijn overeengekomen dat de afkoopsom bestaat uit het verschil tussen boek- en handelswaarde van de auto ten tijde van beëindiging van het leasecontract. De hoogte van de afkoopsom wordt door [gedaagde] niet, althans niet gemotiveerd, betwist. Of [eiseres] dit nadeel daadwerkelijk lijdt of zal lijden - of meer of minder - is hierbij niet van belang. Feiten en omstandigheden die maken dat de afkoopregeling onredelijk bezwarend zou zijn, zijn de rechtbank niet gebleken. Terecht voert [gedaagde] aan dat indien de overeenkomst is ontbonden, geen nakoming meer kan worden gevorderd. Nu [eiseres] de overeenkomst heeft ontbonden en de vordering betreffende de afkoopsom na ontbinding is ontstaan, zal de rechtbank de vordering niet vermeerderen met de primair gevorderde contractuele rente, maar met de wettelijke handelsrente.
5.7 [gedaagde] betwist dat zij de btw over de afkoopsom aan [eiseres] is verschuldigd nu [eiseres] deze kosten kan verrekenen. [eiseres] heeft in haar conclusie van repliek het verweer van [gedaagde] gemotiveerd weersproken. Zij verwijst daartoe naar de leasetermijnen waarover zij stelt eveneens terecht de btw in rekening te hebben gebracht. Nu [gedaagde] deze stelling van [eiseres] niet heeft betwist, gaat de rechtbak ervan uit dat [eiseres] de btw over de afkoopsom terecht in rekening heeft gebracht.
5.8 [eiseres] vordert tevens betaling van buitengerechtelijke incassokosten ad € 380,- (exclusief btw). Nu [eiseres] de overeenkomst heeft ontbonden, vindt deze vordering tot schadevergoeding zijn grondslag in het bepaalde in artikel 6:96 lid 2 BW. De rechtbank zal deze vordering afwijzen. [eiseres] heeft niet (voldoende onderbouwd) gesteld dat de kosten betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier.
5.9 [gedaagde] zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding € 73,89
- overige proces-verbaal/explootkosten 380,66
- vast recht 568,00
- salaris advocaat 1152,00 (3 punten × tarief € 384,-)
Totaal € 2.174,55
De gevorderde kosten van de aangestelde gerechtelijke bewaarder worden afgewezen nu [eiseres] niet heeft geadstrueerd dat zij deze kosten daadwerkelijk maakt dan wel heeft gemaakt. De rechtbank zal de wettelijke rente over de proceskosten toewijzen.
De gevorderde wettelijke handelsrente over de proceskosten kan niet worden toegewezen, nu de vertraging in de voldoening van de proceskosten niet onder het bereik van artikel
6:119a BW valt.
I. Veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen het bedrag van € 5.494.70 (€ 1.916,03 exclusief btw + € 3.578,67 inclusief btw), te vermeerderen met de contractuele rente van
1,5 % per maand over € 1.916,03 en te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 3.578,67 voor beide bedragen vanaf 16 februari 2011 tot aan de dag van voldoening.
II. Veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten met bepaling dat indien deze kosten niet binnen twee weken na betekening van dit vonnis zijn betaald, [gedaagde] daarover de wettelijke rente is verschuldigd vanaf dat moment tot aan de dag van voldoening.
De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op € 2.174,55.
III. Veroordeelt [gedaagde] in de nakosten van deze procedure ten bedrage van respectievelijk € 131, - zonder betekening en € 199, - in geval van betekening, indien en voor zover [gedaagde] niet binnen een termijn van veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis heeft voldaan.
IV. Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
V. Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. M.M. Verhoeven en is op 28 september 2011 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.