ECLI:NL:RBALM:2011:BT7623

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
5 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
123505 / KG RK 2011-425 en 123506 / KG RK 2011-426
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. Vermeulen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet inzake griffierechten voor een depot en een exequatur van een arbitraal vonnis ongegrond verklaard

In deze zaak heeft de Rechtbank Almelo op 5 oktober 2011 uitspraak gedaan in het verzet van de Stichting E-Court tegen de beslissing van de griffier om griffierechten te heffen voor een depot en een exequatur van een arbitraal vonnis. De verzoekster, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.R.G.M. van Beurden, stelde dat er ten onrechte twee keer griffierecht in rekening was gebracht voor één verzoek. De rechtbank heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de Wet griffierechten burgerlijke zaken (Wgbz) en vastgesteld dat de griffier terecht het standpunt heeft ingenomen dat er sprake was van twee afzonderlijke verzoeken, waarvoor elk een griffierecht verschuldigd was. De rechtbank oordeelde dat de griffierechten correct waren geheven en dat het verzet van E-Court ongegrond was. De rechtbank benadrukte dat de wijze van procesvoering binnen het arbitraal geding geen invloed had op de dwingendrechtelijke regeling van de heffing van griffierechten. Het subsidiaire verzoek van E-Court om aan te geven hoe zij in de toekomst haar exequaturverzoeken dient aan te leveren, werd eveneens afgewezen. De rechtbank verklaarde het verzet ongegrond en wees het subsidiaire verzoek af.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector Civiel
zaaknummers: 123505 / KG RK 2011-425 en 123506 / KG RK 2011-426
datum beschikking: 5 oktober 2011 (lm)
in de zaak van
de stichting Stichting E-Court,
gevestigd te Staverden
verzoekster,
verder te noemen verzoekster,
advocaat: mr. R.R.G.M. van Beurden te ‘s-Gravenhage,
tegen
de griffier van de rechtbank Almelo,
verder de griffier te noemen,
verweerster.
1. Het procesverloop
1.1. Op 22 september 2011 is een tweetal verzoeken (met zaaknummers 123505 / KG RK 2011-425 en 123506 / KG RK 2011-426) ex artikel 29 Wet griffierechten burgerlijke zaken (Wgbz) binnengekomen van verzoekster, handelend in zijn hoedanigheid van advocaat van Stichting E-Court, in de verzoekschriftprocedure van Stichting E-Court tegen P. Groen en van Stichting E-Court tegen H.W.R. Weststrate (zaaknummers 123153 / KG RK 2001-395 en 123197 / KG RK 2011-398), verder te noemen ‘de onderhavige procedure’, waarbij twee maal een griffierecht van € 111,- is geheven.
1.2. De griffier van de rechtbank Almelo heeft bij verweerschrift van 3 oktober 2011
verweer gevoerd tegen beide voornoemde verzoeken.
1.3. De beschikking is bepaald op heden.
2. De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing
2.1. Gelet op de samenhang van beide verzoekschriften, zullen deze gezamenlijk worden behandeld en zal daarover eveneens gezamenlijk worden beslist in deze beschikking.
2.2. Verzoekster verzoekt de voorzieningenrechter - in zijn beide verzoekschriften - primair om herziening, dan wel vernietiging van de beslissing van de griffier, met bepaling dat het griffierecht in de onderhavige procedure € 111,= bedraagt. Subsidiair verzoekt hij de voorzieningenrechter aan te geven op welke wijze E-Court, in het kader van door haar verschuldigde griffierechten, haar exequaturverzoeken dient aan te leveren.
2.3. Verzoekster stelt dat in bovengenoemde procedure ten onrechte tweemaal griffierecht in rekening is gebracht, te weten één maal griffierecht voor het depot - en exequaturverzoek tezamen per verweerder. E-Court heeft echter één maal verlof tot tenuitvoerlegging van één door haar gewezen arbitraal vonnis inzake één arbitraal geding gevraagd. Van verweer is bij een dergelijk verzoek geen sprake, zodat er dus geen griffierecht bij een verweerder in rekening kan worden gebracht. Enkel aan E-Court mag als verzoekende partij griffierecht in rekening worden gebracht.
E-Court heeft voorts op grond van haar procesreglement de twee bedoelde zaken gezamenlijk behandeld in één arbitraal geding, zodat ook om die reden voor het verzoekschrift om verlof tot tenuitvoerlegging slechts één maal een griffierecht van € 111,= is verschuldigd.
Het is volgens verzoekster, ten slotte, niet te billijken dat twee maal griffierecht in rekening wordt gebracht, nu het depotverzoek en het verzoek om verlof tot tenuitvoerlegging samenvallen.
2.4. De griffier heeft zich schriftelijk verweerd. Op het verweer van de griffier, zal hierna, voor zover van belang, nader in worden gegaan.
2.5. Bij de beoordeling van het verzet moet uitgangspunt zijn dat de griffier, bij een beslissing waarbij op grond van de Wgbz griffierecht wordt geheven, aan het stelsel van de wettelijke regels gebonden is en dat deze wet geen bepaling bevat die haar toestaat daarvan in bijzondere gevallen af te wijken.
2.6. Ingevolge artikel 29 lid 1 Wgbz kan degene die de griffierechten en verschotten heeft betaald, gedurende een maand na die betaling tegen de beslissing van de griffier tot heffing van het griffierecht of de verschotten bij verzoekschrift in verzet komen bij het gerecht waaraan het griffierecht of de voorschotten werden betaald.
Het verzoek is tijdig gedaan. Verzoekster is ontvankelijk in haar verzet.
2.7. De eerste vraag die ter beantwoording voorligt, is of het verzoekschrift om verlof tot tenuitvoerlegging van het arbitrale vonnis, zoals in de onderhavige procedure door
mr. Van Beurden namens E-Court is ingediend, voor de toepassing van de Wgbz dient te worden aangemerkt als één verzoekschrift dan wel als twee verzoekschriften.
2.8. Ingevolge artikel 3 lid 2 Wgbz wordt voor de indiening van een verzoekschrift of een verweerschrift een griffierecht geheven, voor zover bij of krachtens deze wet of een andere wet niet anders is bepaald. Lid 4 van dit artikel bepaalt voorts onder meer dat de verzoekster en de verweerder het griffierecht verschuldigd zijn vanaf de indiening van het verzoekschrift respectievelijk het verweerschrift.
2.9. Standaard is een verzoekschrift gericht tegen één verweerder. Tekst noch strekking van de Wgbz sluit uit dat bij een en hetzelfde verzoekschrift meerdere - tegen dezelfde verweerder - gerichte verzoeken worden gedaan, voor welk verzoekschrift dan slechts één maal griffierecht verschuldigd is.
2.10. Het arbitrale vonnis, waarin zowel in de zaak tussen N.V. PWN Waterleidingbedrijf Noord-Holland en P. Groen en tussen N.V. PWN Waterleidingbedrijf Noord-Holland tegen H.W.R. Weststrate een beslissing is gegeven door het scheidsgerecht E-Court, en waarvan
E-Court in de onderhavige procedure verlof tot tenuitvoerlegging verzoekt, is weliswaar ingericht als één vonnis, echter in feite is sprake van afzonderlijke ‘deelvonnissen’.
De wederpartijen in het arbitragegeding zijn immers niet dezelfde en hebben in hun onderlinge verhouding niets met elkaar van doen. Dit betekent dat de rechtbank ten aanzien van ieder ‘deelvonnis’ afzonderlijk dient te beoordelen of verlof tot tenuitvoerlegging kan worden verleend. Gelet daarop is dan ook sprake van twee afzonderlijke verzoeken tot verlof tenuitvoerlegging.
2.11. Dit brengt met zich dat de griffier zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat zij het verzoekschrift van E-Court voor de toepassing van de Wgbz beschouwt als twee afzonderlijke verzoeken en dat zij overeenkomstig artikel 3 lid 2 juncto lid 4 Wgbz twee maal griffierecht heeft geheven van E-Court. Voor elk van die verzoeken is E-Court dan ook op grond van de met ingang van 1 juli 2011 geldende tarieven een griffierecht van € 111,= verschuldigd, hetgeen in de onderhavige procedure geresulteerd heeft in een door de griffier ten laste van E-Court in rekening gebracht bedrag van € 222,=. In zoverre is het verzet van E-Court dan ook ongegrond.
2.12. De stelling van verzoekster dat enkel aan E-Court, als verzoekende partij, griffierecht in rekening mag worden gebracht, nu van verweer bij een dergelijk verzoek geen sprake is, zodat er dus geen griffierecht bij een verweerder in rekening kan worden gebracht, maakt het oordeel van de rechtbank niet anders, integendeel. In de onderhavige procedure is het
E-Court, die namens de eisende partij in arbitrage, N.V. PWN Waterleidingbedrijf Noord-Holland, verzoekt om verlof tot tenuitvoerlegging van een arbitraal vonnis. Van haar dient derhalve op grond van artikel 3 lid 2 juncto lid 4 Wgbz een griffierecht te worden geheven. Of er al dan niet sprake is van een verwerende partij, is in het kader van de beoordeling of en zo ja op welke wijze, een griffierecht dient te worden geheven van de verzoekende partij, in het geheel niet van belang en dan ook geenszins van invloed op het in de onderhavige procedure door E-Court verschuldigde bedrag.
2.13. Ook in de omstandigheid dat E-Court op grond van haar procesreglement de twee bedoelde zaken gezamenlijk heeft behandeld in één arbitraal geding, is geen argument gelegen om slechts één maal een griffierecht van € 111,= te heffen. De wijze van procesvoering binnen het arbitraal geding is niet van invloed op de dwingendrechtelijke regeling van de heffing van griffierechten.
2.14. De stelling van E-Court dat het niet te billijken is dat twee maal griffierecht in rekening wordt gebracht, nu het depotverzoek en het verzoek om verlof tot tenuitvoerlegging samenvallen, gaat niet op. De griffier heeft voor beide verzoeken tezamen immers maar één maal een griffierecht van € 111,= geheven en in rekening gebracht.
2.15. Op grond van het vorenstaande dient het verzet van E-Court ongegrond te worden verklaard.
2.16. Het subsidiaire verzoek om in de onderhavige procedure aan te geven op welke wijze E-Court, in het kader van door haar verschuldigde griffierechten, in het vervolg haar exequaturverzoeken dient aan te leveren, zal worden afgewezen. De wijze waarop verzoekster in de onderhavige procedure haar verzoekschrift heeft ingekleed laat, gelet op hetgeen hiervoor uitvoerig is besproken, ten aanzien van de heffing van griffierechten geen andere benadering toe dan die waartoe in de onderhavige procedure is beslist.
3. De beslissing
De rechtbank:
3.1. verklaart het verzet ongegrond;
3.2. wijst af het subsidiaire verzoek.
Aldus gegeven te Almelo door mr. Vermeulen en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 oktober 2011 in tegenwoordigheid van de griffier.