ECLI:NL:RBALM:2011:BU3509

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
4 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
123833 / KG ZA 11-215
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • A.R. van der Winkel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van een maatschap en spoedeisend belang

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Almelo, betreft het een kort geding waarin eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.J. Paalman, een vordering heeft ingesteld tegen zijn ouders, die gezamenlijk als gedaagden zijn opgetreden. De zaak draait om de ontbinding van een maatschap die sinds 1981 bestaat tussen eiser en zijn vader, waarbij de moeder in 1990 is toegetreden. Eiser vordert dat het vonnis in de plaats treedt van een ontwerpakte voor de ontbinding van de maatschap, omdat hij stelt dat er een spoedeisend belang is bij de ontbinding. Dit belang zou voortkomen uit de noodzaak om investeringen in het bedrijf te kunnen doen, waarvoor de handtekening van de vader vereist is. Eiser heeft aangevoerd dat de verstandhouding tussen hem en zijn vader zodanig is dat hij geen medewerking van zijn vader kan verwachten, wat de spoedeisendheid van zijn vordering zou onderbouwen.

De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat eiser niet voldoende heeft aangetoond dat er sprake is van een spoedeisend belang. De vader heeft gemotiveerd betwist dat hij heeft geweigerd om mee te tekenen voor investeringen en de voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er op dat moment geen directe schade was. De enkele stelling van eiser dat de vader financiële verplichtingen kan aangaan die effect kunnen hebben op de vermogensbestanddelen van het bedrijf, was onvoldoende om een spoedeisend belang aan te nemen. Daarom heeft de voorzieningenrechter de vorderingen van eiser afgewezen zonder inhoudelijke beoordeling.

Het vonnis is uitgesproken op 4 november 2011, waarbij de proceskosten tussen partijen zijn gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis benadrukt het belang van het aantonen van spoedeisend belang in kort geding procedures, vooral in familiezaken waar emotionele en financiële belangen op het spel staan.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht
zaaknummer: 123833 / KG ZA 11-215
datum vonnis: 4 november 2011
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Almelo, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:
[eiser]
wonende te [woonplaats], gemeente [naam],
eiser,
verder te noemen [eiser],
advocaat: mr. J.J. Paalman te Almelo,
tegen
I [gedaagde sub 1],
wonende te [woonplaats], thans feitelijk wonende te [woonplaats]
advocaat: mr. A. Gerards te Oldenzaal,
en
II gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats],
niet verschenen,
beide gedaagden,
verder afzonderlijk te noemen vader en moeder, gezamenlijk te noemen de ouders.
1. Het procesverloop
[Eiser] heeft gevorderd als vermeld in de dagvaarding.
De zaak is behandeld ter terechtzitting van mr. A.R. van der Winkel. Ter zitting zijn verschenen: [eiser] vergezeld van mr. Paalman voornoemd en vader vergezeld van mr. Gerards voornoemd. Moeder is niet verschenen, tegen haar is verstek verleend. De standpunten zijn toegelicht, waartoe namens [eiser] een pleitnotitie is overgelegd.
Het vonnis is bepaald op vandaag.
2. De vaststaande feiten
2.1 Sinds 1 januari 1981 bestaat er een overeenkomst van maatschap tussen vader en [eiser], strekkende tot de uitoefening van een landbouw- en veeteeltbedrijf. Vanaf 15 januari 1990 is moeder tot de maatschap toegetreden. De bepalingen van de overeenkomst van maatschap zijn op 15 maart 1993 opnieuw vastgelegd bij notariële akte van 24 maart 1993. In voornoemde overeenkomst van maatschap is opgenomen, voor zover hier van belang:
“artikel 3
1. Iedere vennoot is bevoegd om namens de maatschap te handelen en daarbij de andere vennoot te vertegenwoordigen, doch uitsluitend voor zaken, welke rechtstreeks het onderwerp en het doel van de maatschap betreffen.
2. Voormelde voortdurende wederkerige vertegenwoordigingsbevoegdheid geldt niet voor de navolgende rechtshandelingen:
[…]
h. in het algemeen alle handelingen waarmee een bedrag of een waarde is gemoeid van meer dan tien duizend gulden (f 10.000,00) […].
2.2 Partijen zijn al meerdere jaren met elkaar in overleg over de ontbinding van de maatschap met als beoogd doel de uittreding van de ouders en de voortzetting/overname van het bedrijf door [eiser].
2.3 Tussen met name [eiser] en vader is vervolgens een conflict ontstaan over voorwaarden waaronder tot ontbinding van de maatschap overgegaan zal worden. Ten gevolge van dit conflict is door de voorzieningenrechter van deze rechtbank op 25 november 2010 vonnis gewezen in kort geding, waarna – eveneens bij deze rechtbank – een bodemprocedure door [eiser] aanhangig is gemaakt.
2.4 Tot op heden is de overeenkomst van maatschap van 15 maart 1993 niet ontbonden.
3. De vordering
3.1 [Eiser] vordert de voorzieningenrechter om bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad en op de minuut op alle dagen en uren:
I. primair te bepalen dat voor wat betreft de in de door notaris mr. Mollink opgestelde ontwerp akte ontbinding maatschap bedoelde eigendomsoverdracht van de daarin genoemde onroerende zaken, de vestiging van het daarin genoemde recht van gebruik en bewoning en de vestiging van de daarin genoemde erfdienstbaarheid van weg, dit vonnis in de plaats treedt van die ontwerp akte ontbinding maatschap, met inachtneming van de correcties/aanvullingen daarop zoals aangegeven in punt 48 van de dagvaarding;
subsidiair de ouders, althans vader te veroordelen om binnen vijf werkdagen na betekening van dit vonnis mee te werken aan die eigendomsoverdracht/vestiging op basis van de door notaris mr. Mollink opgestelde ontwerp akte ontbinding maatschap, met inachtneming van de correcties/aanvullingen daarop zoals aangegeven in punt 48 van de dagvaarding en daartoe al het nodige te doen, zulks op straffe van een door de nalatige gedaagde aan [eiser] te verbeuren dwangsom van € 500,00 per dag of een deel daarvan dat die gedaagde hiermee na betekening van het vonnis in strijd handelt, althans zodanige beslissing(en) te nemen al de voorzieningenrechter in goede justitie meent te moeten nemen;
II. primair te bepalen dat voor wat betreft de overschrijving van het melkquotum en de toeslagrechten door de voorzieningenrechter aan te wijzen dwangvertegenwoordiger(s) de daartoe benodigde rechtshandeling(en) zal/zullen verrichten;
subsidiair de ouders althans vader te veroordelen om binnen vijf werkdagen na betekening van dit vonnis mee te werken aan de overschrijving van het melkquotum en de toeslagrechten op naam van [eiser], zulks op straffe van een door de nalatige gedaagde aan [eiser] te verbeuren dwangsom van € 500,00 per dag of deel daarvan dat die gedaagde hiermee na betekening van het vonnis in strijd handelt, althans zodanige beslissing(en) te nemen als de voorzieningenrechter in goede justitie meent te moeten nemen;
III. de ouders, althans vader te veroordelen om binnen vijf werkdagen na betekening van dit vonnis telkens mee te werken aan de uitvoering van de vaststellingsovereenkomst van mei 2011, de nadere overeenkomst van 19 mei 2011 en de intentieverklaring van 1 maart 2010 voor zover die veroordeling niet reeds is vervat in de hiervoor genoemde punten 1 en 2, zulks op straffe van een door de nalatige gedaagde aan [eiser] te verbeuren dwangsom van € 500,00 per dag of een deel daarvan dat die gedaagde hiermee na betekening van het vonnis in strijd handelt, althans zodanige beslissing(en) te nemen als de voorzieningenrechter in goede justitie meent te moeten nemen;
IV. de ouders, althans vader in de proceskosten te veroordelen.
3.2 Aan deze vordering heeft [eiser] – heel kort samengevat – ten grondslag gelegd dat vader, ondanks het ondertekenen van de intentieverklaring, de nadere overeenkomst, de vaststellingsovereenkomst en zijn toezegging dat hij mee zal werken aan de ontbinding van de overeenkomst van maatschap, alsnog heeft geweigerd hieraan zijn medewerking te verlenen.
3.3 Vader voert gemotiveerd verweer. Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.
4 De beoordeling
4.1 De voorzieningenrechter stelt voorop dat – voorafgaand aan de inhoudelijke beoordeling van het geschil – vereist is dat de eiser voldoende spoedeisend belang heeft bij het gevorderde.
[Eiser] heeft aangevoerd dat de spoedeisendheid van het gevorderde voortvloeit uit het feit dat, sinds het vonnis in kort geding van 25 november 2010, de ontbinding van de overeenkomst van maatschap nog altijd geen feit is. Hierdoor is het eveneens niet mogelijk om investeringen in het bedrijf te doen, immers, voor investeringen die een bedrag van
– naar boven afgerond – € 4.600.00 te boven gaan is nog altijd (eveneens) de handtekening van vader vereist op grond van de overeenkomst van maatschap. Gelet op de verstandhouding tussen partijen kan [eiser] medewerking van vader echter wel vergeten. Ter onderbouwing heeft [eiser] een brief van de Rabobank overgelegd waarin wordt aangegeven dat alleen leningen verstrekt zullen worden indien zowel [eiser] als de ouders hoofdelijke aansprakelijkheid aanvaarden. Omdat de ontwikkelingen van het bedrijf niet nog veel langer kunnen blijven stilstaan is hiermee volgens [eiser] de spoedeisendheid gegeven.
Daarnaast is vader, in verband met een ophanden zijnde echtscheiding, uit huis gegaan om zijn intrek te nemen in Huize [naam] te [woonplaats]. De – relatief hoge – kosten van dit verblijf kan vader niet zomaar zelf betalen zodat er een reële kans bestaat dat, in het geval vader deze kosten niet meer kan betalen, Huize [naam] zich zal verhalen op bijvoorbeeld de onroerende vermogensbestanddelen die vooralsnog (mede) op naam van vader staan, dan wel de reële kans dat op de hiervoor genoemde onroerende vermogensbestanddelen beslag zal worden gelegd, met alle gevolgen van dien voor het bedrijf. Voorkomen dient te worden dat door vader aangegane of nog aan te gane financiële verplichtingen een negatief effect kunnen hebben op de vermogensbestanddelen van het bedrijf.
4.3 De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. Vader heeft gemotiveerd weersproken dat sprake is van een spoedeisend belang en betoogd dat hij nimmer heeft geweigerd om mee te tekenen voor een investering ten bate van het bedrijf. De enkele algemene stelling dat vader hieraan niet zou willen meewerken is door [eiser] niet onderbouwd met voorbeelden.
Ter zitting is op vragen van de voorzieningenrechter namens [eiser] evenwel geantwoord dat vooralsnog geen sprake is van een situatie dat vader weigert zijn handtekening te zetten ten faveure van de maatschap en tevens is op dit moment geen sprake van – directe – en oplopende schade.
De enkele stelling dat vader (financiële) verplichtingen kan aangaan die effect kunnen hebben op de vermogensbestanddelen van het bedrijf is onvoldoende om een spoedeisend belang aan te nemen zodat – alles overziend – de voorzieningenrechter de vorderingen zonder inhoudelijke beoordeling zal afwijzen.
4.4 Gelet op de familiaire band tussen partijen zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat elke partij de eigen kosten zal hebben te dragen.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter:
5.1 wijst het gevorderde af;
5.2 compenseert de kosten tussen partijen, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt;
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. A.R. van der Winkel, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 november 2011, in tegenwoordigheid van de griffier.