De politierechter in de rechtbank Almelo (schriftelijk vonnis)
Sector strafrecht
Parketnummer: 08-168580-11
Datum vonnis: 3 november 2011.
Vonnis op tegenspraak van de politierechter in de rechtbank Almelo, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo tegen:
[verdachte],
geboren op [1990] in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], [adres],
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 20 oktober 2011. De politierechter heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. Klooster en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.
Verdachte wordt tenlastegelegde dat
hij op of omstreeks 18 mei 2010 te Almelo aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (dubbele onderbeenbreuk, zgn. crurisfractuur), heeft toegebracht, door deze [slachtoffer] opzettelijk tijdens een voetbalwedstrijd tegen het been te schoppen, althans op het been te raken, en/of door een voetbalmanoeuvre, zgn. sliding, onderuit te halen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 mei 2010 te Almelo ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] tijdens een voetbalwedstrijd tegen het been heeft geschopt, althans het been heeft geraakt, en/of door een voetbalmanoeuvre, zgn. sliding, onderuit heeft gehaald, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 mei 2010 te Almelo opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), tijdens een voetbalwedstrijd tegen het been heeft geschopt, althans het been heeft geraakt, en/of door een voetbalmanoeuvre, zgn. sliding, onderuit heeft gehaald, tengevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel (dubbele onderbeenbreuk, zgn. crurisfractuur), althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte terzake van het primair tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een werkstraf van 80 uur subsidiair 40 dagen hechtenis, waarvan 40 uur, subsidiair 20 dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De politierechter heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat hij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. De beoordeling van het bewijs
De politierechter is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 18 mei 2010 te Almelo aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (dubbele onderbeenbreuk, zgn. crurisfractuur), heeft toegebracht, door deze [slachtoffer] opzettelijk tijdens een voetbalwedstrijd tegen het been te schoppen.
In geval van hoger beroep zullen de gebruikte bewijsmiddelen worden opgenomen in een aanvulling bij dit vonnis. De in die bewijsmiddelen voorkomende feiten en omstandigheden zijn redengevend voor deze beslissing.
De politierechter heeft de eventueel in de bewezenverklaring voorkomende schrijffouten verbeterd. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De politierechter acht niet bewezen wat aan de verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd, zodat hij hem daarvan zal vrijspreken.
De kernvraag die door de politierechter beantwoord moet worden is de vraag of verdachte heeft gehandeld met het vereiste opzet, in de zin van voorwaardelijk opzet.
Daarbij heeft de politierechter acht geslagen op de criteria zoals die in de vaste rechtspraak zijn uiteengezet. Daarin wordt overwogen dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg aanwezig is indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Met betrekking tot die gedragingen en omstandigheden is de politrechter van oordeel dat de criteria van de Hoge Raad op dit punt niet inhouden dat gedragingen op het voetbalveld - zoals in de thans voorliggende zaak - als zodanig anders zouden dienen te worden beoordeeld dan daarbuiten.
Voor de vaststelling dat verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan een dergelijke kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard.
De politierechter gaat op grond van de zich in het onderhavige dossier bevindende bewijsmiddelen uit van de navolgende feiten en omstandigheden.
Volgens de getuige [getuige 1] kwam [verdachte] met gestrekt been in op [slachtoffer] en was er sprake van een schandalige en niet normale aanslag die er in de ogen van de getuige op gericht was om [slachtoffer] uit te schakelen.
Volgens de getuige [getuige 2] kwam [verdachte] met gestrekt been volledig onnodig en met bruut geweld in, waarbij hij [slachtoffer] vol op het scheenbeen raakte.
Volgens de getuige [getuige 3] was de overtreding op [slachtoffer] volkomen nutteloos en kon [verdachte] onmogelijk voor de bal gaan.
Volgens de getuige [getuige 4] had [slachtoffer] de bal één of twee meter voor zich uitgespeeld waarna de speler van Luctor een tackle inzette op [slachtoffer]. De tackle was niet op de bal gericht. Daarvoor was de bal te ver bij de speler van Luctor weg.
De scheidsrechter [getuige 5] heeft het gedrag van verdachte aangemerkt als ”het op grove wijze onderuit halen van” Volgens hem kwam de speler van Luctor te laat waarna de speler van De Lutte vol op het scheenbeen werd geraakt.
Het slachtoffer [slachtoffer] heeft verklaard dat de speler van Luctor hem opzettelijk een trap heeft gegeven en zeker niet de bal probeerde te spelen.
De door [getuige 5] ter terechtzitting als getuige afgelegde verklaring, wijkt enigszins af van hetgeen hij in zijn, ten behoeve van de KNVB opgemaakte rapport, heeft vermeld omtrent de ernst van de overtreding. De politierechter gaat bij de waardering van die verklaring uit van de in genoemd rapport opgenoemde verklaring, nu die verklaring direct na de wedstrijd is opgemaakt en daardoor, naar het oordeel van de politierechter, meer in overeenstemming is met de werkelijke toedracht van het feit.
De politierechter is gelet op vorenstaande van oordeel dat verdachte, door met een gestrekt been, al glijdende en met kracht onnodig een harde tackle uit te voeren, op het moment dat het slachtoffer de bal al voor zich had uitgespeeld, zich heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat hij niet de bal maar [slachtoffer] zou raken en dat hij daarmee ook bewust de kans dat hij [slachtoffer] daarmee zwaar lichamelijk letsel zou kunnen bezorgen op de koop toe heeft genomen.
Verdachte heeft naar het oordeel van de politierechter op zodanige wijze gehandeld dat gesproken kan worden van een flagrante overtreding van de regels van het voetbalspel.
6. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 302 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
t.a.v. primair, het misdrijf:
7. De strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De politierechter oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.
8. De op te leggen straf of maatregel
8.1 De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de politierechter rekening met de aard en de ernst van het gepleegde pleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de politierechter de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zware mishandeling van een tegenspeler tijdens een voetbalwedstrijd. Deze medespeler heeft daarbij een dubbele beenbreuk opgelopen waaraan hij acuut is geopereerd en zijn been 6 weken niet heeft mogen belasten.
Bij het bepalen van de straf heeft de politierechter in het voordeel van de verdachte laten meewegen dat hij, blijkens een hem betreffende uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 10 augustus 2011 niet eerder is veroordeeld. Tevens houdt de politierechter rekening met de omstandigheid dat verdachte al tuchtrechtelijk is bestraft door de KNVB. Gelet op het vorenstaande acht de politierechter termen aanwezig om aan verdachte een werkstraf van na te melden duur op te leggen.
11. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c en 22d Sr.
vrijspraak/bewezenverklaring
- verklaart bewezen, dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder primair bewezenverklaarde;
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, waarvan 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren;
Dit vonnis is gewezen door mr. Bloebaum, politierechter, in tegenwoordigheid van Klaassen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 3 november 2011.