ECLI:NL:RBALM:2012:BV0434

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
6 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
392321 EJ VERZ 11-6530
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.H. van Rhijn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst na conflict over auto-aankoop en verkoop

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Almelo op 6 januari 2012, betreft het een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen een werknemer en zijn werkgever, een automobielbedrijf. De werknemer, die 11,5 jaar in dienst was als magazijnmedewerker, kwam in conflict met de directeuren van het bedrijf over de verkoop van zijn oude auto en de aankoop van een nieuwe auto. De werknemer beschuldigde een van de directeuren ervan de auto voor een hogere prijs te hebben verkocht dan afgesproken, wat leidde tot een escalatie van het conflict. Uiteindelijk werd de werknemer op staande voet ontslagen, maar de werkgever trok dit ontslag later in. Desondanks waren de verhoudingen zo verstoord dat beide partijen het eens waren over een ontbinding van de arbeidsovereenkomst.

De kantonrechter heeft de feiten en standpunten van beide partijen zorgvuldig gewogen. De werkgever stelde dat de werknemer zich onoorbaar had gedragen en dat de verstoring van de arbeidsrelatie aan hem te wijten was. De werknemer daarentegen betoogde dat de verstoring van de relatie het gevolg was van de acties van de werkgever. De rechter concludeerde dat de arbeidsrelatie zodanig verstoord was dat ontbinding gerechtvaardigd was, maar kon niet vaststellen aan wie de verstoring in overwegende mate te wijten was. De rechter kende de werknemer een vergoeding toe van € 18.900,00 bruto, conform de aanbevelingen van de kring van kantonrechters, en wees een vergoeding voor rechtsbijstand af, omdat partijen daar geen afspraken over hadden gemaakt.

De rechter gaf de werkgever de gelegenheid om het verzoek tot ontbinding in te trekken, met de waarschuwing dat als dit niet gebeurde, de proceskosten gecompenseerd zouden worden, waarbij iedere partij haar eigen kosten zou dragen. De uitspraak benadrukt het belang van een goede arbeidsrelatie en de gevolgen van conflicten binnen een werkverband.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector Kanton
Lokatie
Zaaknummer : 392321 EJ VERZ 11-6530
Beschikking d.d. 6 januari 2012 in de zaak van:
[verzoekster]
statutair gevestigd en kantoorhoudende te [plaats]
verzoekende partij
hierna te noemen: [verzoekster]
gemachtigde: mr. S.J.M. Masselink
advocaat te Almelo
tegen
[verweerder]
wonende te [plaats]
verwerende partij
hierna te noemen: [verweerder]
gemachtigde: mr. M. Colenbrander
advocaat te Zwolle
1. Het verloop van de procedure:
1.1 Bij verzoekschrift, dat op 24 november 2011 is ingekomen ter griffie van de rechtbank Almelo, sector kanton, locatie Enschede, vraagt [verzoekster] de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst op een zo kort mogelijke termijn te ontbinden. [verweerder] heeft een verweerschrift ingediend. De zaak is op 3 januari 2012 mondeling behandeld en de griffier heeft daarvan proces-verbaal opgemaakt.
2. De feiten:
2.1 Op 1 juli 2000 is [verweerder] op basis van een arbeidsovereenkomst als magazijnmedewerker in dienst getreden van [verzoekster]. Zijn salaris bedraagt laatstelijk € 2.189,03 bruto per maand te vermeerderen met een vaste overwerkvergoeding van € 145,98 bruto per maand en met 8% vakantietoeslag.
2.2 Eind oktober 2011 komt bij [verzoekster] ter sprake dat [verweerder] zijn auto wil verkopen en een andere auto wil kopen. Een directeur van [verzoekster] biedt aan [verweerder] te helpen door bij de verkoop te bemiddelen. De directeur bemiddelt maar hij realiseert een verkoopprijs van € 12.400,00 die niet geheel naar de wens is van [verweerder]. Vervolgens bemiddelt de directeur ook nog bij de koop van een nieuwe auto voor [verweerder]. Er ontstaan conflicten over de gang van zaken en dat leidt ertoe dat [verzoekster] bij brief van 8 november 2011 [verweerder] schrijft dat het arbeidscontract per direct is ontbonden wegens een verstoorde arbeidsverhouding. Op 9 november 2011 schrijft [verweerder] aan [verzoekster] dat er in zijn beleving geen vertrouwensbreuk is en dat hij per direct inzetbaar is zijn werkzaamheden uit te voeren. De gemachtigde van [verweerder] heeft bij brief van 11 november 2011 de vernietigbaarheid van de onmiddellijke opzegging van de arbeidsovereenkomst ingeroepen. Op 21 november 2011 trekt [verzoekster] het gegeven ontslag in. Hij werd vrijgesteld van werk, zulks met doorbetaling van salaris.
3. Het standpunt van [verzoekster]:
3.1 In het kader van de onder 2.2 omschreven conflictsituatie heeft [verweerder] zich onoorbaar jegens de vorenbedoelde directeur uitgelaten dan wel heeft hij hem voor schut gezegd. Het begon ermee dat [verweerder] de directeur het volgende heeft gezegd: “Je zult de auto wel voor € 13.400,00 hebben verkocht en het verschil in eigen zak hebben gestoken.” Vervolgens kregen partijen door toedoen van [verweerder] een onaangename discussie over een garantie. Conform de afspraak met [verweerder] zou de directeur ook zijn bemiddeling verlenen bij het kopen van een auto, een Opel Astra, voor [verweerder]. Hij telefoneerde daarover met een autobedrijf in Utrecht. Tot zijn verbazing vertelde een medewerker van dit bedrijf hem dat [verweerder] zelf al over de aankoop van de Opel contact had gelegd en dat [verweerder] een optie op deze auto had genomen. Toen de twee directeuren van [verzoekster] daarover met [verweerder] spraken deelde deze hen mee dat hij, na alles wat er was gebeurd, niet meer van de diensten van [verzoekster] gebruik wilde maken. De directeuren voelden zich door deze uitlating wederom in hun hemd gezet en is besloten, mede gelet op vorenbedoelde uitlating en de garantiediscussie, [verweerder] op staande voet te ontslaan. Weliswaar is dit ontslag ingetrokken, maar dat doet er niet aan af dat de arbeids relatie van partijen ernstig verstoord is geraakt. [verweerder] heeft zich niet gedragen als een goed werknemer betaamt. Het voorgaande betekent dat zich veranderingen in de omstandigheden voordoen welke van dien aard zijn dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve op een zo kort mogelijke termijn dient te worden ontbonden.
3.2 Aan [verweerder] dient geen vergoeding te worden toegekend omdat de verstoring van de arbeidsrelatie aan hem is te wijten. De doorbetaling van salaris, terwijl [verweerder] vrijgesteld was de bedongen arbeid te verrichten, kan worden aangemerkt als vergoeding.
4. Het verweer:
4.1 [verweerder] is van mening dat de arbeidsovereenkomst dient te worden ontbonden, maar dat daarbij aan hem moet worden toegekend:
a. een vergoeding van € 35.305,35 bruto;
b. een additionele vergoeding van € 4.670,02 bruto ter compensatie van de fictieve opzegtermijn en
c. een vergoeding van advocaatkosten ad € 5.000,00 te vermeerderen met de BTW.
Het volgende is naar voren gebracht:
4.2 De arbeidsrelatie is verstoord geraakt door toedoen van [verzoekster] en in die zin doen zich veranderingen in de omstandigheden voor op grond waarvan de arbeidsovereenkomst kan worden ontbonden. De directeuren geven een verkeerde voorstelling van zaken betreffende de bemiddelingswerkzaamheden van een directeur van [verzoekster]. [verweerder] heeft geen directeur beticht dat hij een gedeelte van de verkoopprijs van de auto van [verweerder] in eigen zak heeft gestoken. Het was niet de bedoeling van [verweerder] dat één van de directeuren van [verzoekster] zou bemiddelen bij het kopen van een Opel Astra Station. Een directeur heeft weliswaar werkzaamheden verricht, maar dat gebeurde zonder medeweten van [verweerder]. Alle verwijten aan het adres van [verweerder] zijn onterecht en dat heeft eraan bijgedragen dat hij daardoor is diep is geraakt en niet meer wil werken voor [verzoekster]. [verweerder] is bij collega’s op onjuiste gronden in een kwaad daglicht gesteld en daaraan doet niet af dat het ontslag op staande voet is ingetrokken.
4.3 De verzochte vergoeding is alleszins billijk.
5. De beoordeling van het verzoek:
5.1 De kantonrechter heeft zich ervan vergewist of het ontbindingsverzoek verband houdt met het bestaan van enig opzegverbod. Dat is niet het geval.
5.2 Nu partijen het erover eens zijn dat hun arbeidsrelatie zodanig verstoord is geraakt dat op grond daarvan de arbeidsovereenkomst dient of kan worden ontbonden, is de kantonrechter voornemens de arbeidsovereenkomst wegens veranderingen in de omstandigheden te ontbinden, zulks met ingang van 1 februari 2012.
5.3 In het kader van deze ontbindingsprocedure kan niet worden vastgesteld aan wie de verstoring van de arbeidsrelatie in overwegende mate is te wijten. In een contentieuze bodemprocedure hadden eventueel getuigen kunnen worden gehoord. Het lijkt erop dat de directieleden van [verzoekster] en [verweerder] te snel in hun wiek zijn geschoten. [verweerder] werkt er al 11,5 jaar bij [verzoekster] en in zo’n lange periode mag zowel van werkgever als werknemer worden verwacht dat zij niet al te ernstige gevolgen verbinden aan een conflict. Niet is naar voren gekomen dat partijen eerder in conflictsituaties verzeild zijn geraakt of dat [verweerder] niet naar behoren heeft gewerkt. Eerdere klachten van [verweerder] over de wijze waarop [verzoekster] als werkgever optrad zijn niet naar voren gebracht. Beide partijen stellen zich op het standpunt dat hun arbeidsovereenkomst wegens een verstoorde arbeidsrelatie kan worden ontbonden en het innemen van dit standpunt ligt, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, voor een gelijk gedeelte in hun risicosfeer. Het voorgaande leidt ertoe dat de kantonrechter van oordeel is dat aan [verweerder] een vergoeding dient te worden toegekend van € 18.900,00 bruto. Dit bedrag is conform de aanbevelingen van de kring van kantonrechters, met dien verstande dat een correctiefactor 1 is toegepast. Voor het toekennen van een vergoeding voor gemaakte kosten van rechtsbijstand is geen plaats. Volstaan wordt met het verwijzen van aanbeveling 3.8 van vorenbedoelde aanbevelingen van de kring van kantonrechters. Partijen zijn geen vergoeding voor rechtsbijstand overeengekomen. De kantonrechter acht geen termen aanwezig [verweerder] een hogere vergoeding toe te kennen onder de titel van “compensatie fictieve opzegtermijn”. Sinds 1 januari 1999 wordt in een ontbindingsvergoeding ook geacht een vergoeding ter overbrugging van de fictieve opzegtermijn van artikel 16 lid 3 WW te zijn begrepen. Niet wordt het standpunt gedeeld dat het salaris over de periode dat [verweerder] vrijgesteld was te werken, als een vergoeding in de zin van artikel 7: 685 lid 8 BW dient te worden beschouwd. Het is een keuze geweest van [verzoekster] en de gevolgen daarvan dienen voor haar rekening te blijven.
5.4 Aan [verzoekster] zal tot uiterlijk 27 januari 2012 de gelegenheid worden gegeven haar verzoekschrift in te trekken. Indien zij daartoe overgaat zal zij als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. Indien het niet tot een intrekking komt zijn voldoende termen aanwezig de proceskosten te compenseren in dier voege dat ieder van partijen haar eigen kosten draagt.
Beslissing:
Stelt [verzoekster] in de gelegenheid haar verzoek in te trekken door dit uiterlijk 27 januari 2012 schriftelijk aan de griffier van de rechtbank Almelo, sector kanton, locatie Enschede te berichten.
Veroordeelt in het geval het verzoekschrift wordt ingetrokken [verzoekster] in de kosten van de procedure aan de zijde van [verweerder] gevallen en tot op heden begroot op € 400,00 salaris gemachtigde.
Indien het niet tot een intrekking komt:
a. Ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst met ingang van 1 februari 2012;
b. Kent aan [verweerder] ten laste van [verzoekster] een vergoeding toe van € 18.900,00 bruto;
c. Compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Aldus gegeven te Enschede door mr. M.H. van Rhijn, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 6 januari 2012 in aanwezigheid van de griffier.