ECLI:NL:RBALM:2012:BV1978

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
25 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
125917 / KG ZA 12-3
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • W.K.F. Hangelbroek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil tussen ex-echtgenoten over beslaglegging en financiële noodsituatie

In deze zaak, die voor de Rechtbank Almelo is behandeld, gaat het om een executiegeschil tussen twee ex-echtgenoten. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. R. Kaya, heeft gevorderd dat de gedaagde, vertegenwoordigd door advocaat mr. H.C. van der Sijs, de executiemaatregelen stopzet of opschort in afwachting van een bodemprocedure. De eiser stelt dat hij in een financiële noodsituatie verkeert door de beslaglegging op zijn WIA-uitkering, wat hem in ernstige problemen zou brengen. De gedaagde betwist echter dat er sprake is van een noodsituatie en stelt dat bij de beslaglegging rekening is gehouden met de beslagvrije voet.

De rechtbank heeft op 25 januari 2012 uitspraak gedaan. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat rechtelijke uitspraken nagekomen moeten worden en dat inhoudelijke bezwaren tegen een uitspraak in het stadium van de tenuitvoerlegging niet meer in de vorm van een executiegeschil kunnen worden aangevoerd, tenzij er sprake is van misbruik van bevoegdheid. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de eiser onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van een noodtoestand die de executie zou rechtvaardigen. De stelling van de eiser dat de woning nog steeds gezamenlijk eigendom is en dat de gedaagde pas recht heeft op betaling van het door het gerechtshof vastgestelde bedrag na eigendomsoverdracht, werd als onvoldoende onderbouwd beschouwd.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de vorderingen van de eiser afgewezen en de proceskosten gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. W.K.F. Hangelbroek.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 125917 / KG ZA 12-3
Vonnis in kort geding van 25 januari 2012
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats],
eiser,
advocaat mr. R. Kaya te Enschede,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats],
gedaagde,
advocaat mr. H.C. van der Sijs te Enschede.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. [eiser] heeft gevorderd als vermeld in de dagvaarding.
1.2. De zaak is behandeld ter terechtzitting van 17 januari 2012. Ter zitting zijn verschenen: [eiser] vergezeld door mr. Kaya en [gedaagde] door mr. Van der Sijs. De standpunten zijn toegelicht, door mr. Van der Sijs aan de hand van een pleitnota. Het vonnis is bepaald op vandaag.
2. De feiten
2.1. Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest in algehele gemeenschap van goederen. Dit huwelijk is ontbonden op 13 februari 2004.
2.2. Bij vonnis van 18 maart 2009 heeft de rechtbank te Almelo bepaald dat [eiser] in het kader van overbedeling van de huwelijksgemeenschap een bedrag van € 34.377,54 dient te betalen aan [gedaagde]. [eiser] heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.
2.3. Het gerechtshof te Arnhem heeft bij arrest van 31 augustus 2010 bepaald dat [eiser] aan [gedaagde] een bedrag van € 30.177,54 dient te betalen.
2.4. [gedaagde] heeft op 10 december 2010 executoriaal beslag laten leggen op alle voor zodanig vatbare gelden en/of roerende zaken van [eiser]. Voorts heeft [gedaagde] op 11 maart 2011 beslag laten leggen op de WIA-uitkering van [eiser].
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad, dat [gedaagde] wordt veroordeeld om de executiemaatregelen te stoppen althans op te schorten in afwachting van een bodemprocedure, zulks op verbeurte van een dwangsom.
3.2. Daartoe heeft [eiser] - kort samengevat - gesteld dat hij in een financiële noodsituatie dreigt te geraken indien [gedaagde] het beslag op zijn WIA-uitkering blijft handhaven. Naast zijn hoge maandelijkse lasten heeft hij geen financiële mogelijkheden om nog een bedrag aan [gedaagde] te voldoen. Voorts stelt [eiser] dat de woning aan de [adres] te [plaats] (hierna: de woning) nog steeds gezamenlijk eigendom is van partijen en dat [gedaagde] pas recht heeft op betaling van het door het gerechtshof vastgestelde bedrag wegens overbedeling nadat [eiser] enig eigenaar is geworden van de woning. Bovendien heeft [eiser] nog een (grotere) tegenvordering op [gedaagde].
3.3. [gedaagde] betwist dat sprake is van een (financiële) noodsituatie. Bij de beslaglegging is rekening gehouden met de beslagvrije voet. Voorts betwist [gedaagde] de stelling van [eiser] dat zij pas recht heeft op haar vordering wegens overbedeling nadat [eiser] enig eigenaar van de woning is geworden. Deze stelling is volgens haar onvoldoende onderbouwd en wordt niet gesteund door het arrest van het gerechtshof of enige rechtsregel. Dat [eiser] nog een (grotere) tegenvordering op haar zou hebben, betwist [gedaagde] eveneens.
4. De beoordeling
4.1. Vooropgesteld moet worden dat rechtelijke uitspraken dienen te worden nagekomen. Het gesloten stelsel van in de wet geregelde rechtsmiddelen brengt mee dat inhoudelijke bezwaren tegen een uitspraak in het stadium van de tenuitvoerlegging ervan niet meer in de vorm van een executiegeschil kunnen worden aangevoerd, tenzij er sprake is van misbruik van bevoegdheid bij die tenuitvoerlegging. Volgens vaste jurisprudentie kan slechts schorsing van de executie worden bevolen, indien de executant misbruik van zijn executiebevoegdheid maakt. Van misbruik kan sprake zijn indien de te executeren beslissing klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust, of indien executie op grond van na de uitspraak voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan. Aan de orde is of daarvan sprake is.
4.2. [eiser] heeft zich op het standpunt gesteld dat hij in een financiële noodsituatie dreigt te geraken indien [gedaagde] het beslag op zijn WIA-uitkering blijft handhaven. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft [eiser] onvoldoende aannemelijk gemaakt dat daarvan sprake is. Weliswaar heeft [eiser] aangevoerd dat sprake is van hoge (vaste) lasten in verhouding tot de inkomsten van [eiser], maar hij heeft niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van een noodtoestand zoals bedoeld in rechtsoverweging 4.1. Bovendien heeft [gedaagde] onbetwist gesteld dat bij de beslaglegging rekening is gehouden met de beslagvrije voet.
4.3. De stelling van [eiser] dat de woning nog steeds gezamenlijk eigendom is van partijen en dat [gedaagde] pas recht heeft op betaling van het door het gerechtshof vastgestelde bedrag wegens overbedeling nadat [eiser] enig eigenaar is geworden van de woning, is onvoldoende onderbouwd en wordt niet gesteund door het arrest van het gerechtshof. Bovendien is niet gesteld of gebleken dat op deze grond sprake zou zijn van misbruik van bevoegdheid door [gedaagde] bij de tenuitvoerlegging. Nu voor het overige evenmin gesteld of gebleken is dat sprake is van misbruik van bevoegdheid zoals onder rechtsoverweging 4.1 is weergegeven, zullen de vorderingen van [eiser] worden afgewezen.
4.4. Omdat partijen ex-echtgenoten zijn, zullen de kosten van dit kort geding worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
I. wijst de vorderingen af;
II. compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. W.K.F. Hangelbroek en in het openbaar uitgesproken op 25 januari 2012.