RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht
zaaknummer: 126806 / KG ZA 12-38
datum vonnis: 2 maart 2012 (ps)
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Almelo, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:
[eiser],
verblijvende te [plaats],
eiser,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. D.F. Briedé te Almelo,
[gedaagde],
wonende te ‘[plaats],
gedaagde,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. B.E.A. Lamping te Almelo.
De man heeft gevorderd als vermeld in de dagvaarding.
De zaak is behandeld ter terechtzitting van 24 februari 2012. Ter zitting zijn verschenen:
- de man, vergezeld door mr. Briedé, voornoemd;
- de vrouw, vergezeld door mr. Lamping, voornoemd.
De standpunten zijn toegelicht.
Het vonnis is bepaald op heden.
De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing
Vaststaande feiten
1.1 In deze zaak staat het navolgende vast.
1.2 Partijen zijn op 9 september 2009 in gemeenschap van goederen gehuwd. Zij oefenen gezamenlijk het gezag uit over:
- [kind 1], geboren te [plaats] op [datum] 2005,
- [kind 2], geboren te [plaats] op [datum] 2007,
- [kind 3], geboren te [plaats] op [datum] 2008.
De minderjarigen verblijven bij de vrouw.
1.3 Bij beschikking van 26 oktober 2011 heeft de rechtbank Almelo de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Deze beschikking is op 23 november 2011 ingeschreven in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand.
1.4 Voor zover relevant luidt de beslissing van de rechtbank in voornoemde beschikking, conform hetgeen partijen zijn overeengekomen:
“4. Bepaalt dat de vrouw met ingang van de datum van inschrijving van de echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand de huurder zal zijn van de woning aan [adres] en [plaats].
5. Bepaalt dat de man met ingang van de datum dat aan de vrouw met behulp van haar verstrekte urgentieverklaring een vervangende huurwoning is toegewezen en op voorwaarde dat de echtscheiding is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand de huurder zal zijn van de woning aan [adres] en [plaats].”
Standpunt van de man
2.1 De man heeft gevorderd bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. de vrouw te veroordelen om, onder overhandiging van de sleutels daarvan aan de man, de woning aan de [adres] en [plaats] te ontruimen en met het hare en de hare te verlaten, binnen 7 dagen na betekening van het vonnis met machtiging op de man om de ontruiming zelf te bewerkstelligen, zo nodig met behulp van de sterke arm van politie en justitie;
II. de vrouw te veroordelen aan de man te betalen € 2.133,78 binnen 4 dagen na betekening van het vonnis;
III. de vrouw te veroordelen in de kosten van de procedure.
2.2 Daartoe heeft de man - kort en zakelijk weergegeven - gesteld dat met behulp van de verstrekte urgentieverklaring Woningstichting St. Joseph een woning aan [adres] en [plaats] aan de vrouw heeft toegewezen. Nu aan de vrouw een woning is toegewezen, heeft de man, conform de beschikking van 26 oktober 2011, recht en belang om zijn woning weer te betrekken. De keuze van de vrouw om de woning niet te accepteren omdat de buurt haar niet beviel, dient voor haar risico te komen.
2.3 Voorts heeft de man gesteld dat de vrouw weigert de vaste lasten voor de woning (volledig) aan de man te betalen, terwijl de man alles voorschiet. De man heeft in de periode oktober 2011 tot en met februari 2012 in totaal een bedrag ad € 2.133,78 voldaan ter zake huur, gas, elektra, water en kabel. Nu de vrouw het exclusieve gebruik c.q. het genot van de woning heeft (gehad), dient zij dit bedrag aan de man te vergoeden.
2.4 Met ingang van februari 2012 is een huurachterstand ontstaan. Er wordt geen huursubsidie meer uitgekeerd en de lasten zullen oplopen. Een ontruiming is reëel nu de vrouw niets bijdraagt in de kosten en de man de volledige huur niet kan opbrengen. De man heeft zodoende spoedeisend belang bij het gevorderde.
2.5 De man heeft tot slot gesteld dat hij na het betekenen van de dagvaarding de vrouw nog heeft aangeschreven om een regeling te treffen. Aangezien de dagvaarding aan de vrouw in persoon is uitgereikt, had het voor de hand gelegen dat de vrouw contact met de man had opgenomen. De advocaat van de man in de echtscheidingsprocedure, mr. L.V.S. Cassese, heeft e-mails verstuurd aan de vrouw betreffende de woning.
Standpunt van de vrouw
3.1 De vrouw heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van de man in de kosten van de procedure.
3.2 Daartoe heeft de vrouw allereerst - kort en zakelijk weergegeven - gesteld dat er rauwelijks is gedagvaard. Partijen zitten nog middenin een echtscheidingsprocedure, in welke procedure mr. Lamping de vrouw bijstaat. Voorafgaand aan het dagvaarden in kort geding heeft geen overleg plaatsgevonden, noch is mr. Lamping in kennis gesteld van het voornemen om te dagvaarden. In de e-mails tussen mr. Cassese en de vrouw is enkel gevraagd of de vrouw de woning zelf had gevonden of door middel van een urgentieverklaring.
3.3 Voorts heeft de vrouw gesteld dat haar inderdaad een woning is aangeboden, maar dat zij deze niet heeft geaccepteerd in verband met het soort woning, niet in verband met de buurt. De woning was ongeschikt voor drie kinderen, hetgeen ook door alle betrokken instanties aan de vrouw is medegedeeld. Deze woning is niet aan de vrouw toegewezen, doch slechts aan haar aangeboden.
3.4 Binnenkort kan de vrouw met de kinderen een andere woning betrekken, maar deze wordt op het moment nog opgeknapt. Het is onbekend wanneer de vrouw de sleutel precies zal krijgen. Naar verwachting zal dit nog twee of drie weken duren. De vrouw heeft verklaard bereid te zijn om de woning aan [adres] te verlaten, zodra de nieuwe woning klaar is.
3.5 Ten aanzien van de geldvordering heeft de vrouw gesteld dat de man de huurtoeslag ontvangt en dat het haar niet bekend was dat er sprake was van een achterstand. De vrouw heeft gesteld de huur over de maanden december 2011 en januari 2012 volledig te hebben betaald. Zij heeft betwist dat er sprake is van een opeisbare vordering. De hoogte van de vordering is eveneens betwist. Indien mocht blijken dat er nog bedragen verrekend dienen te worden, dan zal dat gebeuren, aldus de vrouw.
Overwegingen van de voorzieningenrechter
4.1 Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is gelet op de aard van het geschil voldoende aannemelijk dat de man spoedeisend belang heeft bij het gevorderde. Overigens heeft de vrouw hieromtrent ook geen verweer gevoerd. De voorzieningenrechter zal overgaan tot de materiële beoordeling van het geschil.
4.2 Uit hetgeen de vrouw ter zitting heeft verklaard, welke verklaring door de man is bevestigd, maakt de voorzieningenrechter op dat aan de vrouw inmiddels een andere woning is aangeboden, dat deze woning thans wordt verbouwd en dat, hoewel de datum van sleuteloverdracht nog niet precies bekend is, zij deze woning binnen afzienbare tijd met de kinderen kan betrekken.
4.3 Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is, te meer nu de vrouw heeft verklaard bereid te zijn de woning aan [adres] te verlaten zodra zij de nieuwe woning kan betrekken, niet gebleken van een belang van de man bij de gevorderde gedwongen ontruiming dat zwaarder dient te wegen dan het belang van de vrouw bij tijdelijke voortzetting van het gebruik van de woning totdat zij de andere woning met de kinderen kan betrekken. De voorzieningenrechter zal de vordering tot ontruiming dan ook afwijzen.
4.4 Ten aanzien van de vordering van de man om de vrouw te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 2.133,78 aan hem overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Voor toewijzing van een geldvordering in kort geding is slechts dan aanleiding, indien het bestaan (en de omvang) van de vordering in hoge mate aannemelijk is, terwijl voorts uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening vereist is. Door de man is onvoldoende gesteld waarom een onmiddellijke voorziening thans is vereist. Dit klemt te meer nu de vrouw ter zitting te kennen heeft gegeven dat indien mocht blijken dat er inderdaad een verrekening plaats zou moeten vinden, zij daartoe bereid is. De voorzieningenrechter zal deze vordering van de man reeds hierom afwijzen.
4.5 Het is gebruikelijk om in geschillen tussen voormalige echtelieden de proceskosten tussen partijen te compenseren. In dit geval ziet de voorzieningenrechter aanleiding om daarvan af te wijken. De man heeft de vrouw naar het oordeel van de voorzieningenrechter rauwelijks gedagvaard. Er dient te worden verondersteld dat, gelet op het feit dat er nog een procedure tussen partijen aanhangig is, het de man bekend was dat de vrouw werd bijgestaan door mr. Lamping. Dat de man er vervolgens voor heeft gekozen om niet in overleg te treden met de advocaat van de vrouw - of in ieder geval met de vrouw in persoon - doch direct over te gaan tot dagvaarden in kort geding, is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter onbehoorlijk. De vrouw wordt hierdoor onnodig geconfronteerd met kosten. De voorzieningenrechter zal de man daarom veroordelen in de kosten van deze procedure.
I. Wijst de vorderingen van de man af.
II. Veroordeelt de man in de kosten van dit geding, tot op deze uitspraak aan de zijde van de vrouw begroot op € 73,- aan verschotten en € 527,- aan salaris van de advocaat.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. M.M. Verhoeven, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 maart 2012, in tegenwoordigheid van de griffier.