ECLI:NL:RBALM:2012:BV7694

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
22 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
126410 HA RK
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen mr. H. Bloebaum in strafzaak tegen verzoeker

In deze zaak heeft de rechtbank Almelo op 22 februari 2012 een verzoek tot wraking afgewezen dat was ingediend door de raadsvrouw van de verzoeker, mr. J.O.A.N. de Vries. Het wrakingsverzoek was gericht tegen mr. H. Bloebaum, de voorzitter van de meervoudige strafkamer die de strafzaak tegen de verzoeker behandelde. De aanleiding voor het wrakingsverzoek was een gesprek dat de rechter had gehad met een medegedetineerde van de verzoeker, de heer [X], op 29 december 2011 in het Huis van Bewaring 'de Karelskamp'. De verzoeker stelde dat de rechter buiten de zitting om informatie over hem had verzameld, wat volgens hem de onpartijdigheid van de rechter in gevaar bracht.

De rechtbank heeft het verzoek tot wraking beoordeeld en vastgesteld dat de feiten en omstandigheden die door de verzoeker en zijn raadsvrouw zijn aangevoerd, niet voldoende waren om te concluderen dat de rechter partijdig was. De rechter heeft bevestigd dat hij op de genoemde datum met de heer [X] heeft gesproken, maar ontkent dat hij specifiek naar de verzoeker heeft geïnformeerd. De wrakingskamer oordeelde dat de vrees voor partijdigheid niet objectief gerechtvaardigd was, aangezien de verzoeker niet had aangetoond dat de rechter meer dan alleen de naam van de verzoeker had gevraagd.

De wrakingskamer concludeerde dat de verzoeker en zijn raadsvrouw niet voldoende bewijs hadden geleverd voor hun stelling dat de rechter onpartijdig was. De rechtbank wees het verzoek tot wraking af, waarbij werd benadrukt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De beschikking werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ALMELO
Wrakingskamer
Parketnummer: 08/700333-11
Zaaknummer: 126410 HA RK
Beschikking van 22 februari 2012
Beschikking van de wrakingskamer op een verzoek tot wraking als bedoeld in artikel 512 e.v. van het Wetboek van Strafvordering gedaan door de advocaat mr. J.O.A.N. de Vries namens:
[verzoeker]
geboren op [datum]1963 in [plaats]
wonende in [plaats] en [adres]
nu verblijvende in HvB Karelskamp te Almelo,
verzoeker,
verder te noemen: [verzoeker],
strekkende tot wraking van mr. H. Bloebaum, rechter in de rechtbank Almelo, sector strafrecht (hierna: de rechter).
Het procesverloop
1.1. Bij de rechtbank is onder parketnummer 08/700333-11 een strafzaak aanhangig tegen de verdachte [verzoeker]. Bij brief van 27 januari 2012 heeft de raadsvrouw van [verzoeker], mr. J.O.A.N. de Vries, advocaat te Enschede, een verzoek tot wraking gedaan, dat is gericht tegen mr. Bloebaum, voorzitter van de behandelende meervoudige strafkamer in de strafzaak onder bovenstaand parketnummer. De rechter heeft laten weten niet in het wrakingsverzoek te berusten.
1.2. Het wrakingsverzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van 15 februari 2012 van de wrakingskamer, waarin de rechter van wie de wraking is verzocht geen zitting had. Daarbij waren aanwezig [verzoeker], vergezeld van zijn raadsvrouw mr. De Vries en mr. Van Zwol, officier van justitie. De rechter heeft een schriftelijke reactie ingediend.
1.3. Namens [verzoeker] heeft mr. De Vries voornoemd het verzoek tot wraking gemotiveerd en toegelicht. De officier van justitie heeft haar standpunt kenbaar gemaakt.
Het verzoek
2.1. De raadsvrouw heeft aan het wrakingsverzoek, zakelijk weergegeven, het volgende ten grondslag gelegd.
2.2. Op 29 december 2011 was de rechter, als lid van de Commissie van Toezicht, in het Huis van Bewaring ‘de Karelskamp’ in Almelo, waar [verzoeker] gedetineerd is. Daar heeft hij een medegedetineerde van [verzoeker], de heer [X], gesproken waarbij zowel de rechter als de heer [X] in de richting van [verzoeker] keken. De heer [X] is na het gesprek naar [verzoeker] toegekomen met de mededeling dat de rechter specifiek naar [verzoeker] geïnformeerd had. Ook een andere medegedetineerde heeft [verzoeker] verteld dat de rechter die dag specifieke vragen over [verzoeker] aan hem stelde. Volgens [verzoeker] heeft de rechter buiten de zitting om informatie (bewijs) verzameld over een verdachte van wie hij op dat moment de strafzaak behandelt. Gelet op deze gang van zaken verzoekt de raadsvrouw de rechter te wraken op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
De schriftelijke reactie van de rechter
3.1. De rechter heeft niet in de wraking berust en heeft schriftelijk het volgende aangevoerd.
3.2. De rechter heeft op 29 december 2011 in het kader van de Commissie van Toezicht van de Karelskamp deelgenomen aan een meeloopdag. In de middag werd hij aangesproken door [X] over het vonnis dat de rechtbank Almelo in zijn zaak heeft gewezen. De rechter sluit niet uit dat hij op enig moment aan een gedetineerde heeft gevraagd welke naam bij een bepaald gezicht hoort maar ontkent stellig dat hij bij de heer [X] of een andere gedetineerde heeft geïnformeerd naar de persoon van [verzoeker].
Het standpunt van de officier van justitie
4.1 De officier van justitie heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek tot wraking en heeft daartoe samengevat het volgende aangevoerd.
4.2. De rechter heeft een duidelijke verklaring afgelegd waarom hij met de heer [X] heeft gesproken en naar [verzoeker] heeft gekeken. Bovendien heeft [verzoeker] zijn stelling dat de rechter met de heer [X] inhoudelijk heeft gesproken over [verzoeker] niet nader onderbouwd.
De beoordeling
5.1. De wraking van een rechter kan worden verzocht op grond van feiten en omstandigheden waardoor diens onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Het verzoek om wraking dient te worden gedaan zodra die feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden. Vaststaat dat [verzoeker] aan het verzoek tot wraking feiten en omstandigheden ten grondslag heeft gelegd die zich hebben voorgedaan op 29 december 2011. Negenentwintig dagen later is het verzoek tot wraking ingediend. [Verzoeker] en zijn raadsvrouw hebben ter zitting van de wrakingskamer inzichtelijk gemaakt hoe zij tot de beslissing zijn gekomen om een verzoek tot wraking in te dienen. De door de raadsvrouw en [verzoeker] aangedragen feiten en omstandigheden kunnen naar het oordeel van de wrakingskamer het verloop van negenentwintig dagen in de onderhavige zaak verklaren. Onder de gegeven bijzondere omstandigheden acht de wrakingskamer het verzoek tot wraking tijdig gedaan en in zoverre ontvankelijk.
5.2. Bij de beoordeling van het verzoek tot wraking stelt de wrakingskamer voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Het subjectieve standpunt van de betrokken partij dat zulks het geval is, is daarbij niet beslissend. De vrees voor partijdigheid moet, op grond van feiten en omstandigheden, objectief gerechtvaardigd zijn. Van een gebrek aan onpartijdigheid kan, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt.
5.3. De wrakingskamer overweegt als volgt. De rechter heeft bevestigd dat hij op
29 december 2011 in het Huis van Bewaring de Karelskamp was en daar met gedetineerde [X] heeft gesproken, maar ontkent dat hij naar de persoon van [verzoeker] heeft geïnformeerd. Hij sluit echter niet uit dat hij op enig moment heeft gevraagd welke naam bij een bepaald gezicht hoort. Verondersteld dat de rechter daarbij inderdaad het oog had op [verzoeker], hoeft dit geen argwaan te trekken. Anders dan [verzoeker] meent, kende de rechter hem wel van gezicht, aangezien de rechter mede het bevel tot gevangenhouding heeft gegeven. Door [verzoeker] is op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt dat de rechter naar meer dan de naam van [verzoeker] heeft gevraagd, laat staan dat de rechter buiten de zitting om informatie over hem heeft verzameld. [verzoeker] heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zelf niet weet waar de rechter en de heer [X] op 29 december 2011 over hebben gesproken. Hetzelfde geldt voor het gesprek dat tussen de rechter en een andere medegedetineerde, waarvan de naam niet bekend is, zou hebben plaatsgevonden. De door de raadsvrouw aangevoerde grond, dat de rechter op 29 december 2011 met medegedetineerden van [verzoeker] heeft gesproken en daarbij in de richting van [verzoeker] heeft gekeken, geeft derhalve, gelet op vorenstaande, geen grond om te vrezen dat het de rechter aan onpartijdigheid ontbreekt, noch is ten aanzien van [verzoeker] de objectief gerechtvaardigde schijn van partijdigheid gewekt.
5.4. De door [verzoeker] en zijn raadsvrouw aangevoerde feiten en omstandigheden geven geen blijk van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid van de rechter. De wrakingskamer zal het verzoek tot wraking dan ook afwijzen.
De beslissing
Wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.R. van der Winkel, voorzitter, mr. G.J. Stoové en mr. C. Verdoold, rechters, en in het openbaar uitgesproken op 22 februari 2012 in tegenwoordigheid van mr. C. van de Lustgraaf, griffier.?