ECLI:NL:RBALM:2012:BV7990

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
29 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/13
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Bloebaum
  • A. Lemain
  • E. Ellenbroek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift DNA-onderzoek bij veroordeelden in zaak van stalking

In deze zaak heeft de Rechtbank Almelo op 29 februari 2012 uitspraak gedaan over een bezwaarschrift van een veroordeelde tegen het afnemen van DNA-materiaal op grond van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden. De veroordeelde was eerder veroordeeld tot een werkstraf van 100 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden wegens belaging. De officier van justitie had op 21 december 2011 het bevel gegeven om celmateriaal van de veroordeelde af te nemen voor het bepalen van haar DNA-profiel. Dit bevel werd aangevochten door de veroordeelde, die stelde dat het afnemen van haar DNA een ongeoorloofde inbreuk op haar privacy vormde, in strijd met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).

De rechtbank heeft de argumenten van de raadsman en de officier van justitie gehoord tijdens de openbare zitting op 15 februari 2012. De raadsman voerde aan dat de uitzonderingssituatie van artikel 2, eerste lid, onder b van de Wet van toepassing was, omdat de veroordeling betrekking had op stalking en de privacy van de veroordeelde ernstig geschonden zou worden. De officier van justitie betoogde echter dat de wetgever de toets aan artikel 8 EVRM al had uitgevoerd en dat het afnemen van DNA-materiaal noodzakelijk was gezien het stelselmatige karakter van de stalking.

De rechtbank oordeelde dat de afname van DNA-materiaal een dwangmaatregel is die inbreuk maakt op het recht op privacy, maar dat de uitzonderingsmogelijkheid van de wet van toepassing was. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een uitzonderingssituatie en dat het afnemen van het DNA-profiel van de veroordeelde van betekenis kon zijn voor de opsporing en vervolging van strafbare feiten. De rechtbank verklaarde het bezwaarschrift ongegrond en bevestigde het bevel tot afname van DNA-materiaal.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector strafrecht
Parketnummer: 08/710089-11 en 08/029912-11
Rekestnummer: 12/13
Beschikking van de meervoudige raadkamer op het bezwaarschrift op grond van artikel 7 van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden, van:
[veroordeelde]
geboren op [datum] 1981 in [plaats],
wonende in [plaats] en [adres]
verder te noemen: de veroordeelde
ingediend op 6 januari 2012 door mr. N. Brands, advocaat te Goor onder parketnummer 08/710826-11, welk nummer de rechtbank verbeterd leest.
1. Het verloop van de procedure
De veroordeelde is bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Almelo van 18 augustus 2011 veroordeeld wegens belaging tot een werkstraf van 100 uren, met aftrek van voorarrest, en een gevangenisstraf van twee maanden voorwaardelijk.
De officier van justitie bij de rechtbank in Almelo heeft op grond van artikel 2 van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden, verder: de Wet, op 21 december 2011 het bevel gegeven dat van de veroordeelde celmateriaal zal worden afgenomen ten behoeve van het bepalen en verwerken van haar DNA-profiel.
Op 27 december 2011 is van de veroordeelde haar celmateriaal afgenomen.
Het bezwaarschrift is behandeld op de openbare zitting van de raadkamer van 15 februari 2012. De veroordeelde, de advocaat en de officier van justitie zijn gehoord.
2. De standpunten van de veroordeelde en de verdediging en de officier van justitie
Standpunt raadsman
Het standpunt van de raadsman houdt samengevat het volgende in.
In de zaak van deze veroordeelde doet zich de in artikel 2, eerste lid, onder b van de Wet geregelde uitzonderingssituatie voor. In de eerste plaats omdat de veroordeling stalking betreft per e-mail, brieven en telefoon, gericht tegen niet willekeurige personen. In de tweede plaats wordt de privacy van de veroordeelde ernstig geschonden door het bepalen en verwerken van haar DNA-profiel. Dat levert een ongeoorloofde inbreuk op haar door artikel 8 EVRM beschermde privéleven op.
Standpunt officier van justitie
Het standpunt van de officier van justitie is dat de toets aan artikel 8 EVRM door de wetgever heeft plaatsgevonden. Juist door het stelselmatige karakter van stalking is afname van DNA-materiaal noodzakelijk. Inmiddels is er een nieuwe verdenking tegen de veroordeelde gerezen die stalking van hetzelfde slachtoffer betreft. Er is daarom een vordering tot tenuitvoerlegging gedaan. Het bezwaarschrift moet ongegrond verklaard worden.
3. De ontvankelijkheid
Het bezwaarschrift is tijdig ingediend en met redenen omkleed.
4. De beoordeling
Toetsingskader
De veroordeelde is veroordeeld wegens een misdrijf als bedoeld in artikel 2 van de Wet en omschreven in artikel 67, eerste lid, Sv. Aan de veroordeelde is daarvoor een straf als bedoeld in artikel 1 van de Wet opgelegd. In zoverre is voldaan aan de in artikel 2, eerste lid van de Wet gestelde eisen en bestond voor de officier van justitie de plicht het bevel te geven.
Het bezwaar van de veroordeelde tegen het bepalen en verwerken van haar DNA-profiel dient beoordeeld te worden in het licht van de in artikel 2, eerste lid, aanhef en sub b van de Wet geregelde uitzonderingen op die plicht. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of redelijkerwijs aannemelijk is dat het bepalen en verwerken van het DNA-profiel van de veroordeelde, gelet op de aard van het misdrijf of de bijzondere omstandigheden waaronder het misdrijf is gepleegd, niet van betekenis zal kunnen zijn voor de voorkoming, opsporing, vervolging en berechting van strafbare feiten van de veroordeelde.
Bespreking en beoordeling aangevoerde feiten en omstandigheden
- Aard misdrijf
De rechtbank deelt niet het standpunt van de raadsman dat door de aard van het misdrijf belaging, DNA-onderzoek niet van betekenis zal kunnen. Uit de stukken van de strafzaak blijkt dat verdachte onder meer brieven heeft verstuurd aan het slachtoffer, op zijn ramen heeft gebonsd en daar teksten op heeft geschreven. Bij al deze handelingen kan DNA-materiaal zijn achtergebleven.
-Artikel 8 EVRM
De wetsgeschiedenis van de Wet leert het volgende. Het afnemen van DNA-materiaal is een dwangmaatregel die inbreuk maakt op het door artikel 8, eerste lid, EVRM beschermde grondrecht. Met het oog daarop is de uitzonderingsmogelijkheid van artikel 2, eerste lid, onder b van de Wet aangebracht en is de bezwaarschriftprocedure ingesteld als waarborg voor proportionele toepassing van het DNA-onderzoek bij veroordeelden. De motivering die de veroordeelde in deze zaak aan haar bezwaarschrift ten grondslag heeft gelegd, levert onvoldoende grond op om te oordelen dat van een uitzonderingssituatie als bedoeld sprake is.
Conclusie
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat geen sprake is van een uitzondering als bedoeld in artikel 2, eerste lid, aanhef en onder b van de Wet.
5. De beslissing
De rechtbank verklaart het bezwaarschrift ongegrond.
Deze beschikking is gegeven door mr. Bloebaum, voorzitter, mr. Lemain en mr. Ellenbroek, rechters, in tegenwoordigheid van Diepenmaat, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 29 februari 2012.
Deze beschikking is door de voorzitter en de griffier getekend.