ECLI:NL:RBALM:2012:BV8391

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
9 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/710736-10
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Bloebaum
  • A. Verdoold
  • J. Lemain
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Binnensmokkelen van explosieve voorwerpen in een voetbalstadion met ontploffing

In deze zaak heeft de Rechtbank Almelo op 9 maart 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het binnensmokkelen van explosieve voorwerpen in het Polmanstadion tijdens een voetbalwedstrijd op 17 oktober 2010. De verdachte werd ervan beschuldigd een vuurwerkbom tot ontploffing te hebben gebracht, wat resulteerde in gevaar voor de aanwezigen en daadwerkelijk letsel voor een slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen handelde en dat er twee explosieven het stadion zijn binnengesmokkeld, waarvan er één daadwerkelijk is ontploft. De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen en videobeelden in overweging genomen, waaruit bleek dat de verdachte en zijn mededader(s) zich verdacht gedroegen in de aanloop naar de explosie. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen en het voorhanden hebben van explosieve voorwerpen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor zijn proeftijd. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, evenals met de eerdere veroordelingen van de verdachte voor geweldsdelicten. De rechtbank heeft de vordering tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis afgewezen, maar heeft de verdachte de kans gegeven om zijn werk te behouden tot de uitvoering van de straf.

Uitspraak

Rechtbank Almelo
Sector strafrecht
Parketnummer: 08/710736-10
Datum vonnis: 9 maart 2012.
Vonnis op tegenspraak van de rechtbank Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo tegen:
[verdachte],
geboren op [1978] in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], [adres].
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 1 februari 2011 en 24 februari 2012. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. Dronkers en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. Baggen, advocaat te Arnhem, naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 17 oktober 2010 in de gemeente Almelo:
1. primair: al dan niet in vereniging een vuurwerkbom tot ontploffing heeft gebracht;
subsidiair: al dan niet in vereniging een ander zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht;
meer subsidiair: geprobeerd heeft al dan niet in vereniging een ander zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
2. al dan niet in vereniging twee, althans een, vuurwerkbom(men) voorhanden heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1. hij op of omstreeks 17 oktober 2010 in de gemeente Almelo, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door (tijdens de voetbalwedstrijd Heracles Polmanstadion op de tribune) een zogenaamde vuurwerkbom, althans een explosief (voorwerp) aan te steken en/of tot ontploffing te brengen op de tribune, terwijl daarvan gemeen gevaar voor de tribune, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor [slachtoffer], in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 17 oktober 2010 in de gemeente Almelo, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan een persoon, genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten een open wond aan het bovenbeen), heeft toegebracht, door opzettelijk in de nabijheid van deze [slachtoffer] (tijdens de voetbalwedstrijd
Heracles-NEC op de tribune) een zogenaamde vuurwerkbom, althans een explosief (voorwerp) aan te steken en/of tot ontploffing te brengen;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 17 oktober 2010 in de gemeente Almelo ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet in de nabijheid van voornoemde [slachtoffer] (tijdens de
voetbalwedstrijd Heracles-NEC op de tribune) een zogenaamde vuurwerkbom, althans een explosief (voorwerp) aan te steken en/of tot ontploffing te brengen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. hij op of omstreeks 17 oktober 2010 in de gemeente Almelo tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, twee, althans een, zogenaamde vuurwerkbom(men), althans twee, althans een, explosief/explosieve(n) (voorwerp(en)), zijnde (een) voorwerp(en) bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing (categorie II), voorhanden heeft gehad;
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het sub 1 primair en sub 2 tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest, met een proeftijd van twee jaren en met de bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende het eerste jaar van de proeftijd zal onthouden van het bezoeken van de thuis- en uitwedstrijden van Heracles Almelo en dat veroordeelde zich gedurende het eerste jaar van de proeftijd in de rust van elke thuis- en uitwedstrijd van Heracles Almelo zal melden op een door het openbaar ministerie nader te bepalen politiebureau.
4. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. De beoordeling van het bewijs
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het sub 1 primair en sub 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. hij op 17 oktober 2010 in de gemeente Almelo, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door tijdens de voetbalwedstrijd Heracles-NEC in het Polmanstadion een explosief voorwerp aan te steken en tot ontploffing te brengen op de tribune, terwijl daarvan gemeen gevaar voor de tribune en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor [slachtoffer] en voor anderen, te duchten was;
2. hij op 17 oktober 2010 in de gemeente Almelo tezamen en in vereniging met een ander of anderen, twee explosieve voorwerpen, zijnde voorwerpen bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing (categorie II), voorhanden heeft gehad;
In geval van hoger beroep zullen de gebruikte bewijsmiddelen worden opgenomen in een aanvulling bij dit vonnis. De in die bewijsmiddelen voorkomende feiten en omstandigheden zijn redengevend voor deze beslissing. De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte sub 1 primair en sub 2 meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Het standpunt van de rechtbank wat betreft het medeplegen.
Verdachte is voorafgaand aan de wedstrijd Heracles-NEC van 17 oktober 2010 naar de nabij het Polmanstadion gelegen sporthal gegaan. In die sporthal bevond hij zich in een groep supporters, evenals de door hem als mededader genoemde [medeverdachte]. Die aanwezigheid van beiden wordt bevestigd door de [getuige 1].
In die groep wordt gesproken over het hebben van “2 mooie knallers” ([getuige 1] blz. 80). Verdachte heeft verklaard dat er twee bommen het stadion zijn binnengesmokkeld, te weten één door hem en één door [medeverdachte].
Tijdens de eerste helft van genoemde wedstrijd vindt er een ontploffing plaats op of in de nabijheid van de plek waar verdachte zich bevindt. Dat blijkt alleen al uit het feit dat zijn kleren door de ontploffing zijn beschadigd.
Op de dag na de wedstrijd wordt een niet ontploft explosief aangetroffen. Daarvan zegt verdachte dat hij dit explosief mee had genomen en na de ontploffing (van de andere bom) van zich af heeft geschoven.
Uit de door de politie uitgekeken videobeelden blijkt dat de door verdachte genoemde [medeverdachte] kort vóór de explosie (samen met de ook meerdere keren genoemde [naam]) kijkt naar de tribune en niet naar de wedstrijd. Zij zijn op dat moment de enigen die naar de tribune kijken. [medeverdachte] ontkent iedere betrokkenheid en stelt dat hij keek omdat hij hoorde “pas op, pas op”.
Ook de [getuige 2] (blz. 72) verklaart dat zij heel kort vóór de explosie vanuit de groep hoorde dat er iets geroepen werd over een vuurwerkbom. Zij zegt dat één van de mensen die hierbij stonden [verdachte] was.
De verbalisanten hebben de gemaakte videobeelden uitgekeken (blz. 69-70) en wat zij waarnemen over het kijken door [medeverdachte] naar de tribune en het weglopen komt overeen met hetgeen [medeverdachte] daarover heeft verklaard.
De [getuige 3] (blz. 87) ziet dat verdachte gehurkt zit. Zij ziet ook dat verdachte iets zwarts met een lontje in zijn hand houdt en in zijn andere hand (vermoedelijk) een aansteker. Zij ziet ook “dat het niet lukt” en dat verdachte het spul weer in zijn broek stopt. Zij zegt ook dat een andere (haar onbekende) jongen [verdachte] als het ware afschermde.
Het NFI heeft de explosieven onderzocht en uit de conclusie blijkt dat het zeer waarschijnlijk is dat beide explosieven uit dezelfde materialen zijn samengesteld.
Uit het bovenstaande in onderling verband en samenhang beschouwd is de rechtbank van oordeel dat verdachte bewust en nauw heeft samengewerkt met een of meer (onbekend gebleven) personen en dat zij twee explosieven het stadion hebben binnengesmokkeld, waarvan er één tot ontploffing is gebracht. Hierbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat niet bewezen kan worden dat verdachte degene is geweest die feitelijk het explosief, dat is ontploft, heeft aangestoken.
6. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het sub 1 primair bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en het sub 2 bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 26 van de Wet wapens en munitie. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en terwijl daarvan gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
feit 2
het misdrijf: medeplegen van handelen in strijd met artikel 26 lid 1 Wet wapens en munitie en het feit begaat met betrekking tot een wapen van categorie II, meermalen gepleegd;
7. De strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.
8. De op te leggen straf of maatregel
8.1 De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zich met een ander of anderen schuldig gemaakt aan het binnensmokkelen in een voetbalstadion van twee explosieve voorwerpen, waarvan er één tot ontploffing is gebracht. In dat stadion was op dat moment een drukbezochte voetbalwedstrijd gaande.
Het is een feit van algemene bekendheid dat de overheid (in samenwerking met de Betaald Voetbalorganisaties), zich sinds jaar en dag grote inspanningen getroost om escalaties bij voetbalwedstrijden te voorkomen (door de inzet van onder meer veel politie en /of de Mobiele Eenheid). Ondanks al die inspanningen, lukt het vandalen telkens weer rondom voetvalwedstrijden escalaties plaats te laten vinden.
Verdachte is met een ander of anderen zelfs zover gegaan dat zij explosieve voorwerpen het stadion hebben binnengesmokkeld en een explosief tot ontploffing hebben gebracht op een druk bevolkte tribune. Verdachte en zijn mededader(s) hebben daarbij niet alleen gevaar voor goederen, maar met name groot gevaar voor de gezondheid van personen veroorzaakt, terwijl één persoon ([slachtoffer]) ook daadwerkelijk fors gewond is geraakt, hetgeen te zien is op de foto’s van diens been (blz. 68).
De rechtbank gaat er daarbij vanuit dat verdachte getracht heeft de “bom” die door hem het stadion is binnengesmokkeld tot ontploffing te brengen, maar dat hem dat niet gelukt is. De bom die daadwerkelijk is afgegaan is, naar het oordeel van de rechtbank, door die mededader of mededaders binnengesmokkeld en tot ontploffing gebracht. Wie die mededader(s) is/zijn is niet komen vast te staan.
In dat verband merkt de rechtbank op dat uit de stukken blijkt dat er meerdere supporters zijn geweest die opvallend weinig hebben gezien. De rechtbank acht het aannemelijker dat meerdere supporters het achterste van hun tong niet wensen te laten zien, kennelijk uit oogpunt van (misplaatste) solidariteit.
Over verdachte is op 6 januari 2011 gerapporteerd door de reclasseringswerker J. de Boer van Tactus verslavingszorg. Bij de vaststelling van na te melden straf heeft de rechtbank acht geslagen op de inhoud van dat rapport.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf in het nadeel van verdachte in aanmerking genomen dat hij blijkens het op zijn naam gestelde uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 18 januari 2012 reeds eerder ter zake van geweldsdelicten is veroordeeld en wel op 24 november 2009, 7 februari 2008, 7 juli 2008, 2 juli 2007 en 11 oktober 2007. De in die straffen gelegen waarschuwingen hebben hem er niet van kunnen weerhouden opnieuw strafbare geweldsdelicten te plegen.
De voorlopige hechtenis
Bij beslissing van 1 februari 2011, inmiddels ruim 1 jaar geleden, is de voorlopige hechtenis van verdachte voor onbepaalde tijd geschorst. De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 24 februari 2012 de opheffing van de schorsing gevorderd.
De rechtbank zal daartoe thans niet overgaan. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij vast werk heeft gevonden in het Zuiden van het land en hij alleen in de weekenden in Almelo bij zijn moeder verblijft. De rechtbank is van oordeel dat het persoonlijke belang van verdachte om tot aan de datum van de executie van de straf op vrije voeten te blijven, teneinde mogelijk een (afwezigheids)regeling te kunnen treffen met zijn huidige werkgever dient te prevaleren boven het maatschappelijk belang bij een onmiddellijk ingaande detentie.
Alles afwegend, waarbij de rechtbank er uitdrukkelijk vanuit gaat dat verdachte niet degene is geweest die het ontplofte explosief heeft aangestoken, komt de rechtbank tot de conclusie dat na te noemen straf passend en geboden is.
9. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 47, 57 en 91 Sr en artikel 55 WWM.
10. De beslissing
De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
- verklaart bewezen, dat verdachte het sub 1 primair en sub 2 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair
het misdrijf: Medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en terwijl daarvan gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
feit 2
het misdrijf: Medeplegen van handelen in strijd met artikel 26 lid 1 Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder sub 1 primair en sub 2 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van achttien (18) maanden, waarvan zes (6) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- omdat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- omdat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of omdat de veroordeelde geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden;
- omdat de veroordeelde tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende het eerste jaar van de proeftijd zal onthouden van het bezoeken van de thuis- en uitwedstrijden in het betaalde voetbal van de voetbalvereniging Heracles Almelo en dat veroordeelde zich gedurende het eerste jaar van de proeftijd in de rust van elke thuis- en uitwedstrijd van de voetbalvereniging Heracles Almelo zal melden op een door het openbaar ministerie nader te bepalen politiebureau;
- bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- Wijst af de vordering tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. Bloebaum, voorzitter, mr. Verdoold en mr. Lemain, rechters, in tegenwoordigheid van Feijer, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 9 maart 2012.