RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht
zaaknummer: 126450 / KG RK 12-50
datum beschikking: 5 maart 2012
Beschikking van de voorzieningenrechter in de rechtbank Almelo op het verzoek
van:
de stichting Stichting E-Court,
gevestigd te Staverden,
verzoekster,
verder te noemen E-Court,
advocaat: mr. F.F.P.M. Vermeer te Harderwijk,
1.1. E-Court heeft een verzoekschrift, met producties 1 tot en met 5, ingediend ex artikel
1058 lid 1 onder b en 1062 lid 1Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
1.2. E-Court heeft nadien - op verzoek van de voorzieningenrechter - aanvullende stukken ingediend.
1.3. De beschikking is bepaald op vandaag.
2.1. E-Court heeft een tweetal verzoeken ingediend. Op het verzoek tot akte van depot ex artikel 1058 lid 1 onder b Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is reeds afzonderlijk beslist. Dat verzoek behoeft daarom geen verdere bespreking.
2.2. E-Court verzoekt voorts, namens JunoCorporationGroup B.V., verlof tot tenuitvoerlegging ex artikel 1062 lid 1 Rv van het door mr. R.R.G.M. van Beurden tussen JunoCorporationGroup B.V. en [gedaagde] te [woonplaats] (nummer: IPS-2011-034-000001) gewezen arbitraal vonnis (nummer: IP-2011-034), hierna te noemen ‘het arbitraal vonnis’, van 27 januari 2012.
2.3. De voorzieningenrechter is bevoegd om van het verzoek kennis te nemen, aangezien het arbitraal vonnis ingevolge artikel 1058 lid 1 onder b Rv moet worden nedergelegd ter griffie van de rechtbank Almelo, nu de plaats van arbitrage, als zijnde door E-Court in het vonnis vermeld, is bepaald te Almelo. De plaats van arbitrage, als bedoeld in artikel 1037 Rv vormt een juridisch en geen feitelijk begrip. Het heeft geen betekenis voor de vraag waar feitelijk de handelingen in de context van een arbitraal geding worden verricht. Dat in het onderhavige geval de handelingen ‘online’ en feitelijk elders hebben plaatsgevonden dan in Almelo, doet aan de bevoegdheid van de voorzieningenrechter in dit geval dan ook niet af.
2.4. Op grond van artikel 1052 lid 1 Rv, is het scheidsgerecht gerechtigd over zijn bevoegdheid te oordelen. In het arbitraal vonnis wordt overwogen dat partijen zijn overeengekomen hun geschil te beslechten via het Arbitrage Reglement van E-Court, van welke (schriftelijke) overeenkomst Arbiter is gebleken. In het arbitraal vonnis staat verder het volgende vermeld: “Op de onderhavige overeenkomst zijn de algemene voorwaarden van Eisende partij (JunoCorporationGroup B.V., rechtbank) van toepassing. Deze zijn gewijzigd en de nieuwe voorwaarden zijn per 1 juli 2011 ingegaan. Daarbij zij aangetekend dat een exemplaar van de gewijzigde voorwaarden aan Gedaagde ([naam], rechtbank) digitaal en per gewone post is toegestuurd. Gedaagde ([naam], rechtbank) heeft geen gebruik gemaakt van het recht als bedoeld in artikel 14 lid 3 van de voorwaarden om de overeenkomst te beëindigen.”.
2.5. De overgelegde, ten tijde van het sluiten van de overeenkomst tussen arbitrale partijen geldende, algemene voorwaarden van JunoCorporationGroup B.V. bevatten geen arbitragebeding. De gewijzigde algemene voorwaarden bevatten wel een arbitragebeding. Artikel 15 lid 2 van de gewijzigde voorwaarden bepaalt: ‘Partijen hebben het recht om alle geschillen die mochten ontstaan naar aanleiding van deze overeenkomst te onderwerpen aan arbitrage via de stichting Stichting E-Court, via de website www.e-court.nl, waar het toepasselijke arbitragereglement is gepubliceerd, dat hierop van toepassing is en deel uitmaakt van de overeenkomst tussen partijen. Het arbitragereglement kan ook worden opgevraagd bij JunoHosting. Daarnaast kunnen alle geschillen die mochten ontstaan naar aanleiding van deze overeenkomst worden voorgelegd aan de bevoegde Nederlandse rechter.”.
2.6. E-Court lijkt (zij stelt het niet met zoveel woorden), gelet op het voorgaande, haar bevoegdheid te hebben ontleend aan voornoemde - bij gewijzigde algemene voorwaarden opgevoerde - aanvullende bepaling.
Een tussentijdse wijziging van de op een reeds gesloten overeenkomst toepasselijke algemene voorwaarden, houdt een voorstel tot een aanvullende overeenkomst in, en zal als zodanig door de wederpartij moeten worden geaccepteerd. De wijziging van de algemene voorwaarden is, blijkens de overgelegde aanvullende stukken, conform de in artikel 14 lid 3 van de ‘oude’ algemene voorwaarden voorgeschreven wijze geschied (bekendmaking wijziging op de website van JunoHosting én per elektronische berichtgeving aan [gedaagde]) met inachtneming van de voorgeschreven termijn. Deze ‘oude’ algemene voorwaarden houden voorts de mogelijkheid in voor de wederpartij om de overeenkomst, indien de wederpartij de wijziging in de voorwaarden niet wil accepteren, te beëindigen. [Gedaagde] heeft daarvan geen gebruik gemaakt. De omstandigheid dat JunoCorporationGroup B.V. geen monopolist in de markt is, maakt dat deze geboden optie ook daadwerkelijk als een optie en als zodanig niet als onbillijk kan worden aan gemerkt. Voorts richt de gewijzigde bepaling zich in concreto niet enkel tot [gedaagde] en kan deze in zoverre als een algemene voorwaarde worden aangemerkt. [Gedaagde] heeft tot slot niet geprotesteerd tegen de voorgestelde wijziging. [Gedaagde] wordt, gelet op het voorgaande, geacht de wijziging van de algemene voorwaarden te hebben aanvaard, zodat hij daaraan in beginsel gebonden is.
2.7. De gewijzigde algemene voorwaarden houden een arbitragebeding in.
Vooropgesteld zij dat het arbitraal beding, waarbij partijen zich verbinden om geschillen die tussen hen zouden kunnen ontstaan aan arbitrage te onderwerpen, ook een overeenkomst tot arbitrage betreft (artikel 1020 lid 2 Rv). Daarbij zij opgemerkt dat een arbitragereglement, waarnaar in een overeenkomst tot arbitrage wordt verwezen, wordt geacht deel van die overeenkomst uit te maken (artikel 1020 lid 6 Rv). Artikel 1021 Rv eist van de overeenkomst tot arbitrage bewijs door middel van een geschrift, waarvoor het voldoende acht een geschrift dat in arbitrage voorziet of verwijst naar algemene voorwaarden die in arbitrage voorzien en dat van de zijde van de wederpartij uitdrukkelijk of stilzwijgend is aanvaard. Aan de totstandkoming van de overeenkomst tot arbitrage worden - afgezien van de bewijseis van artikel 1021 Rv - geen andere eisen gesteld dan aan overeenkomsten in het algemeen.
Het arbitraal beding behoeft (vgl. Hoge Raad 17 januari 2003, NJ 2004, 280) nu het als zodanig deel uitmaakt van de tussen arbitrale partijen geldende algemene voorwaarden, niet uitdrukkelijk te worden aanvaard. Met de aanvaarding van de gewijzigde algemene voorwaarden heeft [gedaagde] daarom ook het arbitraal beding, zoals overeengekomen in die algemene voorwaarden, aanvaard. Bovendien is in het onderhavige geval sprake van een aanvullende algemene bepaling, inhoudende een arbitragebeding, die is ingegaan op een moment dat tussen partijen nog niet reeds van een geschil sprake was.
2.8. Gelet op het voorgaande en op hetgeen in ro 2.6. is overwogen, is de voorzieningenrechter, in tegenstelling tot hetgeen hij in eerdere door E-court bij deze rechtbank gevoerde procedures heeft geoordeeld, van oordeel dat [gedaagde] (stilzwijgend) arbitrage heeft aanvaard. De omstandigheid dat van [gedaagde] binnen een termijn van een maand initiatief wordt verlangd indien hij het geschil door de overheidsrechter wenst te beslechten, maakt het oordeel van de voorzieningenrechter - in de gegeven omstandigheden - niet anders. In de gewijzigde toepasselijke algemene voorwaarden, die thans de rechtsverhouding tussen partijen mede beheersen, is immers uitdrukkelijk de keuzemogelijkheid voor de consument, [gedaagde], van arbitrage dan wel overheidsrechter overeengekomen.
2.9. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is derhalve een rechtsgeldige overeenkomst tot arbitrage tussen JunoCorporationGroup B.V. en [gedaagde] tot stand gekomen waaraan E-Court haar bevoegdheid kon ontlenen.
2.10. Tot slot overweegt de voorzieningenrechter dat, toetsend aan de Europese rechtspraak hieromtrent, geen sprake is van een oneerlijk beding, nu het beding de consument, [gedaagde], niet de mogelijkheid ontneemt om in plaats van arbitrage voor overheidsrechtspraak te kiezen. Bovendien valt niet in te zien, waarom een arbitraal beding dat voorziet in arbitrage in Nederland, dat een solide met waarborgen omklede regeling van arbitrage in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kent, ‘oneerlijk’ in de zin van onredelijk bezwarend zou zijn. Illustrerend in dit verband is ook dat de wetgever bescherming van consumenten tegen arbitrage, als bijzondere vorm van geschillenbeslechting, niet noodzakelijk heeft geacht (zie artikel 6: 236 sub n Burgerlijk Wetboek).
2.11. De voorzieningenrechter overweegt nog over de toelaatbaarheid van de schriftelijke oproeping het volgende. Ingevolge artikel 1025 Rv kunnen partijen overeenkomen dat het arbitraal geding aanhangig wordt gemaakt op de door hen overeengekomen wijze. Gelet op hetgeen hiervoor reeds is overwogen maakt het arbitragereglement, waarnaar in artikel 15 lid 2 van de - gewijzigde - algemene voorwaarden wordt verwezen, deel uit van de overeenkomst tot arbitrage. Artikel 2 lid 1 van ‘Deel 2 - Arbitrage’ van het Arbitragereglement van E-Court bepaalt dat partijen overeenkomen dat een zaak aanhangig is, doordat (i) ofwel e-Court gedaagde schriftelijk laat oproepen met de mededeling dat een arbitrale procedure tegen hem zal starten ten overstaan van e-Court, (ii) ofwel de eisende partij - bij voorkeur via een deurwaardersexploot - dit aan Gedaagde schriftelijk bericht.
De arbitrale procedure is in het onderhavige geval aanhangig gemaakt door middel van een aangetekende en per gewone post verzonden brief. Uit de overgelegde stukken met betrekking tot de aangetekende verzending van de oproepingsbrief aan [gedaagde] en uit de online applicatie van PostNL (track&trace) blijkt dat de brief op 8 december 2011 is afgeleverd op het adres van [gedaagde]. Daarmee heeft E-Court voldoende aannemelijk gemaakt dat de brief op correcte wijze is aangeboden. Daarmee is in beginsel ook komen vast te staan dat de brief [gedaagde] heeft bereikt. De wijze van aanhangig maken van het arbitraal geding voldoet naar het oordeel van de voorzieningenrechter aan de vereisten zoals genoemd in art. 1025 Rv juncto Artikel 2 lid 1 van ‘Deel 2 - Arbitrage’ van het Arbitragereglement van E-Court. De voorzieningenrechter wil benadrukken dat, indien door E-Court wordt afgezien van oproeping bij deurwaardersexploot, het noodzakelijk is om - hoewel de overeengekomen wijze van aanhangig maken van het arbitraal geding dat niet omvat - de oproepingsbrief per aangetekende post in plaats van per gewone post te laten bezorgen, omdat alleen dan kan worden aangenomen dat de brief de geadresseerde ook heeft bereikt.
2.12. Het verzoek kan, gelet op het voorgaande, worden toegewezen.
3.1. verleent verlof tot tenuitvoerlegging van het door mr. R.R.G.M. van Beurden tussen JunoCorporationGroup B.V. en [gedaagde] te Almelo (nummer: IPS-2011-034-000001) gewezen arbitraal vonnis (nummer: IP-2011-034) van 27 januari 2012.
Deze beschikking is gegeven te Almelo door mr. G.G. Vermeulen en in het openbaar uitgesproken op 5 maart 2012 in tegenwoordigheid van de griffier.