ECLI:NL:RBALM:2012:BW0497

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
30 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/996009-11
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • A. Wentink
  • M. Lemain
  • J. Stam
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van witwassen en deelneming aan een criminele organisatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Almelo op 30 maart 2012 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van witwassen en deelname aan een criminele organisatie. De verdachte werd ervan beschuldigd in de periode van 1 december 2008 tot en met 30 september 2010 samen met anderen een gewoonte van witwassen te hebben gemaakt. Daarnaast werd haar verweten dat zij van 1 oktober 2008 tot en met 5 juli 2011 had deelgenomen aan een organisatie die tot doel had het plegen van misdrijven. De rechtbank heeft het dossier en de tenlastelegging zorgvuldig bestudeerd en de getuigenverklaringen en bewijsstukken in overweging genomen.

De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren voor de tenlastegelegde feiten. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet op de hoogte was van de herkomst van de geldbedragen die op haar naam stonden en dat zij niet redelijkerwijs kon vermoeden dat deze afkomstig waren van misdrijf. Hierdoor kon niet worden bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan witwassen. Evenzo kon niet worden aangetoond dat zij had deelgenomen aan een criminele organisatie, aangezien de enige rol die zij mogelijk had gespeeld, het witwassen van gelden was, waarvoor zij al was vrijgesproken.

De rechtbank sprak de verdachte vrij van zowel het onder feit 1 als feit 2 tenlastegelegde. De uitspraak werd gedaan op tegenspraak van de rechtbank Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, na openbare terechtzittingen op 13 februari, 13 maart en 16 maart 2012. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf, maar de rechtbank volgde deze vordering niet en sprak de verdachte vrij van alle beschuldigingen.

Uitspraak

Rechtbank Almelo
Sector strafrecht
Parketnummer: 08/996009-11
Datum vonnis: 30 maart 2012
Vonnis op tegenspraak van de rechtbank Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo tegen:
[verdachte],
geboren op [1967] in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], [adres].
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 13 februari 2012, 13 maart 2012 en 16 maart 2012. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. J.W. Bollen en van hetgeen door de verdachte en haar raadsvrouw mr. P.M. Breukink, advocaat te Arnhem, naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: in de periode van 1 december 2008 tot en met 30 september 2010 samen met anderen van het plegen van witwassen al dan niet een gewoonte heeft gemaakt;
Feit 2: in de periode van 1 oktober 2008 tot en met 5 juli 2011 heeft deelgenomen aan een organisatie welke het plegen van misdrijven als oogmerk had.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 december 2008
tot en met 30 september 2010 in de gemeente(n) Wierden en/of Apeldoorn en/of
(elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] en/of met
een ander of anderen, althans alleen, van het plegen van witwassen al dan niet
een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft/hebben verdachte en/of haar
mededader(s) (telkens):
a. van (een) voorwerp(en), te weten goederen en/of (een) geldbedrag(en) (tot
een totaal van ongeveer EUR 150.500 (zie proces-verbaal hoofdstuk 5) de
werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de
verplaatsing verborgen en/of verhuld, althans verborgen en/of verhuld wie de
rechthebbende op (een) voorwerp(en), te weten goederen en/of (een)
geldbedrag(en), was of wie bovenomschreven voorwerp(en), te weten goederen
en/of (een) geldbedrag(en) (tot een totaal van ongeveer EUR 150.500),
voorhanden had, terwijl zij en/of haar mededader(s) wist(en), althans
redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat/die voorwerp(en) -onmiddellijk of
middellijk- afkomstig was/waren uit het misdrijf, en/of
b. (een) voorwerp(en), te weten goederen en/of (een) geldbedrag(en) (tot een
totaal) van ongeveer EUR 150.500) verworven, voorhanden gehad, overgedragen
en/of omgezet, althans van (een) voorwerp(en), te weten goederen en/of (een)
geldbedrag(en) (tot een totaal van ongeveer EUR 150.500), gebruik gemaakt,
terwijl zij en/of haar mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en)
vermoeden dat bovenomschreven voorwerp(en) -onmiddellijk of middellijk-
afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
door -zakelijk omschreven ondermeer-:
-(ontvangen omstreeks 13 december 2008) een geldbedrag van EUR 5.000 te
verwerven en/of voorhanden te hebben, en/of
(vindplaats ordner 2, hoofdstuk 3.1.1.1.1, blz. 431 ev)
-(ontvangen omstreeks 13 februari 2009) twee geldbedragen van elk EUR 2.500 te
verwerven en/of voorhanden te hebben, en/of
(vindplaats ordner 2, hoofdstuk 3.1.5.2; blz. 463 ev)
-(ontvangen in de periode 04 t/m 10 december 2009) een geldbedrag van EUR 250
en/of een geldbedrag van EUR 2.750 en/of een geldbedrag van EUR 10.000 te
verwerven en/of voorhanden te hebben, en/of
(vindplaats ordner 2, hoofdstuk 3.1.3.2; blz. 456 ev)
-(ontvangen omstreeks periode van 21 mei 2010 t/m 27 juni 2010) een geldbedrag
van EUR 22.500 en/of een geldbedrag van EUR 15.000 en/of een geldbedrag van
EUR 22.000 te verwerven en/of voorhanden te hebben, en/of
(vindplaats ordner 2, hoofdstuk 3.2.1.1; blz. 468 ev)
-(ontvangen omstreeks 10 juli 2010) een geldbedrag van EUR 5.000 te verwerven
en/of voorhanden te hebben, en/of
(vindplaats ordner 2, hoofdstuk 3.2.1.1; blz. 468 ev)
-(ontvangen omstreeks 18 augustus 2010) een geldbedrag van EUR 13.000 te
verwerven en/of voorhanden te hebben, en/of
(vindplaats ordner 2, hoofdstuk 3.1.2.2; blz. 441)
-(ontvangen omstreeks 27 augustus 2010) een geldbedrag van EUR 50.000 te
verwerven en/of voorhanden te hebben, en/of
(vindplaats ordner 2, hoofdstuk 3.1.2.2.4; blz. 445 ev)
art 420bis/ter/quater lid 1 ahf/ond a en b Wetboek van Strafrecht
art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
2.
zij in of omstreeks de periode van 01 oktober 2008 tot en met 05 juli 2011 in
de gemeente(n) Wierden en/of Apeldoorn en/of (elders) in Nederland, heeft
deelgenomen aan een organisatie, welke bestond uit verdachte en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 6] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 7] en/of [firmanaam 3] en/of S.A. Bedrijfsadvisering BV en/of [firmanaam 4] en/of Emon BV en/of (andere) natuurlijke en/of rechtspersonen,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, waaronder
(voor)namelijk:
-valsheid in geschrift (artikel 225 Wetboek van Strafrecht),
-verduistering (artikel 321 Wetboek van Strafrecht),
-oplichting (artikel 326 Wetboek van Strafrecht),
-flessentrekkerij (artikel 326a Wetboek van Strafrecht),
-bedrieglijke bankbreuk (artikel 341/343 Wetboek van Strafrecht),
-(gewoonte) witwassen (artikel 420bis/ter Wetboek van Strafrecht),
-fiscale delicten (artikel 69 Algemene Wet inzake Rijksbelastingen);
art 140 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat hetgeen onder feit 1 ten laste is gelegd bewezen wordt verklaard en dat verdachte wordt veroordeeld tot een werkstraf, zijnde een taakstraf voor de duur van 240 uren en een gevangenisstraf van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Ten aanzien van het onder feit 2 tenlastegelegde heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken.
4. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. De beoordeling van het bewijs
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder feit 1 en feit 2 is tenlastegelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.
Ten aanzien van het onder feit 1 tenlastegelegde overweegt de rechtbank dat niet is gebleken dat verdachte wetenschap heeft gehad van het feit dat door medeverdachte [medeverdachte 1] geldbedragen op de haar naam staande bankrekeningen zijn gestort en doorgeboekt. Nu niet vaststaat dat verdachte wist dat er geldbedragen op de op haar naam staande bankrekeningen waren overgemaakt kon zij naar het oordeel van de rechtbank niet weten en evenmin redelijkerwijs vermoeden dat deze geldbedragen afkomstig waren van misdrijf, zodat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder feit 1 tenlastegelegde.
Ten aanzien van het onder feit 2 tenlastegelegde overweegt de rechtbank het volgende.
Gezien het dossier en de tenlastelegging is de enige rol die verdachte in een mogelijke criminele organisatie zou kunnen hebben gehad dat verdachte zich heeft beziggehouden met het witwassen van gelden die afkomstig waren uit in georganiseerd verband gepleegde misdrijven. Nu verdachte van het tenlastegelegde witwassen wordt vrijgesproken kan niet worden bewezen dat zij heeft deelgenomen aan een organisatie die het plegen van misdrijven als oogmerk had, zodat verdachte ook van het onder feit 2 tenlastegelegde moet worden vrijgesproken.
6. De beslissing
De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. Wentink, voorzitter, mr. Lemain en mr. Stam, rechters, in tegenwoordigheid van Wolbers, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 30 maart 2012.