Rechtbank Almelo
Sector strafrecht
Parketnummer: 08/710941-11
Datum vonnis: 24 april 2012
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo tegen:
[verdachte],
geboren op [1961] in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats],
nu verblijvende in PI Overijssel, huis van bewaring Karelskamp te Almelo.
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 10 april 2012. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. Nijland en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. Ruarus, advocaat te Delden, naar voren is gebracht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich op of omstreeks 19 december 2011 te Hengelo schuldig heeft gemaakt aan een poging tot diefstal met geweld en/of een poging tot afpersing.
Voluit luidt de tenlastelegging (na wijziging) aan de verdachte, dat:
hij op of omstreeks 19 december 2011,
in de gemeente Hengelo (O),
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk
van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of goed(eren), geheel
of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte, en daarbij die voorgenomen diefstal te doen
voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], te plegen met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping
op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit
van het gestolene te verzekeren,
naar de woning van die [slachtoffer] (aan de [adres]) is gegaan en/of
(vervolgens) bij die woning heeft aangebeld en/of -nadat die [slachtoffer] de
voordeur van die woning had geopend- een (vuur)wapen, althans een op een
(vuur)wapen gelijkend voorwerp, op het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer]
heeft gericht (gehouden) en/of (daarbij) tegen die [slachtoffer] heeft
gezegd/geroepen "Dit is een overv..",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij op of omstreeks 19 december 2011,
in de gemeente Hengelo (O),
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk
om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedrei
met geweld een persoon, genaamd [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van
geld en/of goed(eren), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan die [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte,
naar de woning van die [slachtoffer] (aan de [adres]) is gegaan en/of
(vervolgens) bij die woning heeft aangebeld en/of -nadat die [slachtoffer] de
voordeur van die woning had geopend- een (vuur)wapen, althans een op een
(vuur)wapen gelijkend voorwerp, op het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer]
heeft gericht (gehouden) en/of (daarbij) tegen die [slachtoffer] heeft
gezegd/geroepen "Dit is een overv..",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het tenlastegelegde feit wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertig maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar waaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarde reclassingstoezicht met een meldingsgebod. De eis houdt ook in dat de vordering van de benadeelde partij van € 1.500,- (als voorschot) wordt toegewezen, dat een schadevergoedingsmaatregel voor datzelfde bedrag wordt opgelegd en dat het in beslaggenomen pistool zal worden onttrokken aan het verkeer.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. De beoordeling van het bewijs .
5.1 De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Evenals de officier van justitie, de verdachte en zijn raadsman, acht de rechtbank de tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen. ,
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 19 december 2011, in de gemeente Hengelo (O), ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of goederen, toebehorende aan [slachtoffer], en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en te doen vergezellen van geweld tegen die [slachtoffer], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken,
naar de woning van die [slachtoffer] (aan de [adres]) is gegaan en vervolgens bij die woning heeft aangebeld en -nadat die [slachtoffer] de voordeur van die woning had geopend- een vuurwapen op het hoofd en lichaam van die [slachtoffer] heeft gericht gehouden en tegen die [slachtoffer] heeft gezegd/geroepen "Dit is een overv..",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij op 19 december 2011, in de gemeente Hengelo (O), ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door met geweld een persoon, genaamd [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van
geld en/of goederen, toebehorende aan die [slachtoffer], naar de woning van die [slachtoffer] (aan de [adres]) is gegaan en vervolgens bij die woning heeft aangebeld en
-nadat die [slachtoffer] de voordeur van die woning had geopend- een vuurwapen op het hoofd en lichaam van die [slachtoffer] heeft gericht gehouden en tegen die [slachtoffer] heeft gezegd/geroepen "Dit is een overv..",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank heeft de eventueel in de bewezenverklaring voorkomende schrijffouten verbeterd. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
6. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 45, 312 en 317 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Naar het oordeel van de rechtbank valt het bewezenverklaarde feit in twee strafbepalingen, namelijk die van artikel 312 en van artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht. Ten aanzien van het door verdachte gepleegde feit is er naar het oordeel van de rechtbank dan ook sprake van eendaadse samenloop in de zin van artikel 55 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank zal derhalve één strafbepaling toepassen.
Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf: poging tot diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken.
7. De strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.
8. De op te leggen straf
8.1 De gronden voor een straf
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het tenlastegelegde feit wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertig maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk waaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht met een meldingsgebod. Zij vordert voorts toewijzing van de vordering van benadeelde partij met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt de rechtbank om aan verdachte een taakstraf op te leggen van 240 uur en daarnaast een gevangenisstraf van twaalf maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk. Verdachte heeft geen bezwaar tegen reclasseringstoezicht. Wel dient de vordering van de benadeelde partij te worden afgewezen omdat de verdachte in staat van faillissement verkeert.
De overweging van de rechtbank
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft geprobeerd een persoon in diens woning te overvallen. Hij heeft geprobeerd het huis van het slachtoffer binnen te dringen en heeft hem hierbij met een vuurwapen bedreigd. De twee jonge kinderen van het slachtoffer waren op dat moment in de woning aanwezig en hebben het voorval hierdoor heel bewust meegekregen. Het spreekt voor zich dat dit voor hen zeer beangstigend moet zijn geweest. Uit de toelichting van de civiele vordering en ook uit de schriftelijke slachtofferverklaring, komt naar voren dat het voorval een enorme invloed heeft gehad op het slachtoffer en zijn gezin. Hoewel er sindsdien maanden zijn verstreken, ondervinden zij nog dagelijks de nadelige gevolgen hier. Zij voelen zich niet meer veilig in hun bedrijf en huis en hebben het vertrouwen in de medemens verloren. Het slachtoffer is op het moment volledig arbeidsongeschikt vanwege zowel geestelijke als lichamelijke klachten. Het slachtoffer en zijn vrouw durven bovendien de kinderen niet meer alleen thuis te laten.
Voor een feit als dit heeft het Landelijk Overleg van Voorzitters Strafsectoren (LOVS) oriëntatiepunten voor straftoemeting vastgesteld. Voor een voltooide overval op een woning waarbij licht geweld is gebruikt of waarbij sprake is van bedreiging met geweld, dient een gevangenisstraf van drie jaar als uitgangspunt te gelden. Voor een poging geldt dan als uitgangspunt twee jaar.
In het nadeel van verdachte houdt de rechtbank rekening met het feit dat het optreden van verdachte doelgericht en goed voorbereid was. Verdachte had enige dagen voor de overval de verfwinkel van het slachtoffer bezocht en had zelfs een vuurwapen bij zich dat hij zonder aarzelen heeft gebruikt om het slachtoffer te bedreigen.
Alles afwegende komt de rechtbank tot het oordeel dat aan verdachte een gevangenisstraf moet worden opgelegd voor de duur van vierentwintig maanden met aftrek van de door verdachte in voorarrest doorgebrachte tijd. Hieraan zal de rechtbank geen reclasseringstoezicht verbinden. De rechtbank gaat er namelijk vanuit dat verdachte op termijn in het kader van de VI-regeling van de reclassering begeleiding zal ontvangen.
8.2 De inbeslaggenomen voorwerpen
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat het in beslag genomen pistool (Umarex Colt Dou gasalarm D14918878), zoals vermeld op de aan dit vonnis aangehechte beslaglijst, vatbaar is voor onttrekking aan het verkeer, nu het hiervoor bewezen verklaarde feit mede is begaan met dit voorwerp.
9. De schade van benadeelden
9.1 De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer], wonende te Hengelo (O), heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 1500,- [vijftienhonderd euro] (als voorschot), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit de volgende posten:
- Aanschaf videosysteem PM;
- Inkomstenderving PM
- Een immateriële schadevergoeding ad € 1500,- .
Het bedrag is gevorderd als “voorschot”. De benadeelde partij behoudt zich kennelijk het recht voor een ander deel van de schade buiten het strafgeding van verdachte te vorderen.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vordering omdat er bij verdachte sprake is van faillissement.
De officier van justitie is van mening dat de benadeelde ontvankelijk is in zijn vordering.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in zijn vordering ontvankelijk omdat de vordering dateert van na het moment dat verdachte in staat van faillissement is verklaard.
De vordering is gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terecht¬zitting is komen vast te staan dat de verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer. De opgevoerde schadeposten zijn niet betwist en voldoende onderbouwd. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 1500,- , inclusief de van rechtswege verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd. Het gevorderde bedrag zal als voorschot worden toegekend. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
9.2 De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in art. 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door feit is toegebracht.
10. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 27, 36b, 36c, 36d, 55 en 63 Sr.
vrijspraak/bewezenverklaring
- verklaart bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf: poging tot diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken.
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van vierentwintig (24) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Schadevergoeding
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van € 1500,- (vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 december 2011), als voorschot;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de maatregel op dat veroordeelde verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1500,- ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de tijd van 25 dagen zal worden toegepast;
- bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer het op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst
genoemde pistool (Umarex Colt Dou gasalarm D14918878).
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Bloebaum, voorzitter, mr. F.H.W. Teekman en mr. N.R. Visser, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.H. Falkmann-Herber, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 24 april 2012.