ECLI:NL:RBALM:2012:BW4449
Rechtbank Almelo
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Verstekzaak over overgang van executiebevoegdheid en opheffing van executoriaal beslag
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Almelo op 27 maart 2012, heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. U. Ural, een kort geding aangespannen tegen gedaagde, die niet is verschenen. De vordering van eiser betreft de opheffing van een executoriaal beslag dat door gedaagde was gelegd op 14 februari 2012, uit hoofde van een verstekvonnis van 23 maart 2011 tussen eiser en hun moeder. Eiser betwist de bevoegdheid van gedaagde om het verstekvonnis te executeren, aangezien hij stelt dat gedaagde niet de enige erfgenaam is en dat er geen bewijs is geleverd van zijn bevoegdheid tot executie. Eiser heeft ook aangevoerd dat hij de vordering heeft verrekend en dat de lening, waar het verstekvonnis op is gebaseerd, een langlopende schuld betreft van de vennootschap onder firma van de gebroeders N.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vordering van eiser niet onrechtmatig of ongegrond is en heeft het beslag opgeheven. Tevens is gedaagde verboden om opnieuw beslag te leggen of andere executiemaatregelen te treffen. De voorzieningenrechter heeft de dwangsom vastgesteld op € 25.000,00 ineens en € 500,00 per dag, met een maximum van € 100.000,00. Eiser heeft recht op terugbetaling van hetgeen hij mogelijk aan gedaagde heeft betaald op basis van het verstekvonnis, vermeerderd met rente. Gedaagde is veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 884,64, inclusief griffierecht en salaris advocaat. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen.