ECLI:NL:RBALM:2012:BW4685

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
25 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
128445 / KG ZA 12-87
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • mr. Zweers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verbod op faillissementsaanvraag en executiemaatregelen

In deze zaak vorderden eisers, bestaande uit drie besloten vennootschappen, dat gedaagde, de Ontvanger van de Belastingdienst/Oost, zou worden verboden om het faillissement van eisers aan te vragen en verdere executiemaatregelen te treffen. De eisers stelden dat gedaagde toezeggingen had gedaan over betaling en dat er een regeling moest komen. De gedaagde betwistte echter deze toezeggingen en stelde dat de vordering van eisers hen de toegang tot de rechter zou ontzeggen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vorderingen van eisers niet konden worden toegewezen, omdat gedaagde recht had om de faillissementsaanvragen in te dienen. De voorzieningenrechter benadrukte dat het recht om te procederen aan iedereen toekomt en dat er geen sprake was van misbruik van recht. De voorzieningenrechter wees de vorderingen van eisers af en veroordeelde hen in de kosten van de procedure. Het vonnis werd uitgesproken op 25 april 2012, na een zitting waarin de standpunten van beide partijen waren toegelicht. De voorzieningenrechter concludeerde dat de faillissementsaanvragen van gedaagde een goede kans van slagen hadden en dat eisers hun argumenten ook bij de faillissementsrechter konden aanvoeren.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht
zaaknummer: 128445 / KG ZA 12-87
datum vonnis: 25 april 2012
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Almelo, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Nikapema B.V.,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser sub 2] en
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser sub 3]
alle gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats],
eisers,
advocaten: mr. J.A.D.M. Daniels en mr. G. Beekman, beiden te Almelo,
tegen
De Ontvanger van de Belastingdienst/Oost,
kantoorhoudende te Enschede,
gedaagde.
Het procesverloop
Eisers hebben gevorderd als vermeld in de dagvaarding, die is uitgebracht op 24 april 2012 te 17.50 uur.
De zaak is behandeld ter terechtzitting van 25 april 2012 om 09.00 uur. Ter zitting zijn verschenen: de heer [B], algemeen directeur bij eisers, vergezeld door mr. Beekman en de heren [R] en [W], namens gedaagde.
De standpunten zijn toegelicht.
Op 25 april 2012 te 10.00 uur is mondeling vonnis gewezen, waarbij is vermeld dat het schriftelijk vonnis spoedig zal volgen.
De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing
1. In deze zaak staat het navolgende vast.
- Gedaagde heeft een verzoekschrift strekkende tot faillietverklaring van eisers ingediend. - Voornoemd verzoekschrift zal heden om 11.00 uur worden behandeld.
2. Eisers vorderen – zakelijk samengevat – gedaagde te verbieden het faillissement van eisers aan te vragen, verdere executiemaatregelen te treffen en gedaagde te gebieden de faillissementsaanvragen in te trekken, de uitkomsten terzake financieringsonderhandelingen gedurende 6 maanden af te wachten althans de faillissementsaanvragen aan te houden, althans een zodanige voorziening te treffen als de voorzieningenrechter geraden voorkomt alsmede om gedaagde te veroordelen in de kosten van de onderhavige procedure.
Het geschil
2. De voorzieningenrechter beperkt zich in het onderhavige geschil alleen tot de beoordeling van de vraag of gedaagden bevoegd zijn de faillissementen van eisers aan te vragen. Inhoudelijk zal niet worden ingegaan op de ingediende faillissementsaanvragen.
Standpunt eisers:
3. Eisers erkennen, dat zij bedragen aan gedaagde verschuldigd zijn, maar zij hebben ten behoeve van gedaagde zekerheid in de vorm van hypotheek verstrekt. Ondanks de verstrekte zekerheid heeft gedaagde het faillissement van eisers aangevraagd. Gedaagde handelt daarmee in strijd met de eisen van redelijkheid en billijkheid door ineens inlossing van de vorderingen te verlangen. Eisers hebben vanaf het najaar 2010 diverse brieven aan gedaagde gestuurd en gedaagde uitgenodigd voor een bespreking om tot betalingsafspraken te komen. Ondanks de pogingen van eisers om tot betalingsafspraken te komen, heeft gedaagde in september 2011 executoriaal beslag gelegd, waarna eisers wederom hebben gepoogd om met gedaagde in gesprek te komen. Gedaagde heeft echter niets van zich laten horen. Uiteindelijk heeft op 2 februari 2012 een gesprek plaatsgevonden, waarbij van de zijde van gedaagde te kennen is gegeven dat deze zomer een regeling tot stand moet zijn gekomen of dat er betaald moet zijn. Vervolgens werden eisers geconfronteerd met de faillissementsaanvragen. Door het indienen van de aanvragen handelt gedaagde onzorgvuldig dan wel maakt gedaagde misbruik van recht.
Standpunt gedaagde:
4. Gedaagde heeft vanaf de beginfase dat de invorderingsproblemen speelden en ook in de afgelopen maanden geen enkele constructieve opstelling kunnen bespeuren bij eisers. Voor zover er contacten waren, was achteraf sprake van loze beloften. Verzoeken om uitstel, intrekken en afwijzen daarvan, beroep tegen de afwijzing van verzoeken om uitstel is allemaal al aan de orde geweest. Uiteindelijk heeft op 2 februari 2012 een bespreking met de bestuurder van eisers plaatsgevonden, maar gedaagde betwist nadrukkelijk dat in dat gesprek ook maar iets is toegezegd of dat er maar enige afspraak is gemaakt. Integendeel, er is door gedaagde juist meegedeeld dat invorderingsmaatregelen getroffen zullen worden en dat alleen integrale betaling per omgaande die maatregelen kan voorkomen. Het door eisers gevorderde strekt ertoe om te voorkomen dat de rechtbank heden kan beslissen op de ingediende faillissementsaanvragen. Feitelijk betreft het hier een procesverbod, maar
gedaagde kan de toegang tot de rechter, die dient te beslissen op de faillissementsaanvragen niet worden ontzegd. Procederen is aan een ieder, dus ook aan gedaagde, op grond van artikel 6 lid 1 EVRM toekomende bevoegdheid en in beginsel rechtmatig. Het toetsingscriterium zou dan misbruik van bevoegdheid moeten zijn, maar daarvan is geen sprake: de faillissementsaanvragen hebben een goede kans van slagen en zijn niet op voorhand kansloos. Bovendien kunnen eisers al hetgeen zij in de onderhavige procedure aan de orde stellen, ook bij de faillissementsrechter aan de orde stellen. Gedaagde vordert dan ook om de gevraagde voorzieningen te weigeren, uitvoerbaar bij voorraad met veroordeling van eisers in de kosten van de onderhavige procedure.
De beoordeling
5. De gevorderde voorziening strekt ertoe om te voorkomen, dat heden behandeling van de ingediende faillissementsaanvragen plaats zal vinden. Gelet daarop is de voorzieningenrechter van oordeel dat de spoedeisendheid voldoende is gegeven. Daarmee komt de voorzieningenrechter toe aan een inhoudelijke beoordeling van het geschil.
5.1. In essentie gaat het om de vraag of gedaagde gerechtigd is om de faillissementen van eisers aan te vragen en niet om de vraag of de toestand van te hebben opgehouden te betalen bij gedaagden aanwezig is. Op grond van artikel 6 EVRM is procederen een aan een ieder, dus ook aan gedaagde, toekomende bevoegdheid. Toewijzing van de vorderingen van eisers zou inhouden, dat gedaagde de gang naar de rechter wordt ontzegd en dat zou in strijd komen met voornoemd artikel. Dat zou anders zijn geweest als eisers en gedaagde een uiterste termijn waren overeengekomen waarbinnen de vordering betaald zou moeten zijn of waarbinnen een regeling overeen moest zijn gekomen en dat gedaagde zich vervolgens niet aan die afspraak zou hebben gehouden. Eisers stellen weliswaar dat gedaagde tijdens de bespreking op 2 februari 2012 te kennen heeft gegeven dat deze zomer een regeling tot stand moet zijn gekomen of dat dan betaald moet zijn, maar dat is nadrukkelijk door gedaagde betwist. Integendeel, volgens gedaagde is tijdens het gesprek van 2 februari juist aan eisers meegedeeld dat gedaagde zijn invorderingsmaatregelen zal nemen en dat alleen integrale betaling per omgaande dat nog kan voorkomen. De heren [R] en [W] zijn ook bereid om dit onder ede te verklaren. Bovendien heeft de heer [B] desgevraagd verklaard, dat met gedaagde niet expliciet een termijn is afgesproken. Gedaagde zou wel te kennen hebben gegeven dat het snel geregeld moest zijn.
Eisers hebben niet aannemelijk kunnen maken, dat gedaagde een uiterste termijn heeft gegeven en gedaagde maakt naar het oordeel van de voorzieningenrechter dan ook geen misbruik van de bevoegdheid om de faillissementen van eisers aan te vragen. Gelet op het voorgaande zullen de vorderingen van eisers worden afgewezen.
5.2. Eisers zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de onderhavige procedure worden veroordeeld. Gedaagde heeft zich niet laten vertegenwoordigen door een advocaat, maar door twee eigen medewerkers. In die omstandigheid ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de kostenveroordeling te beperken tot het ten laste van gedaagde gebrachte griffierecht.
5.3. Al hetgeen overigens naar voren is gebracht behoeft geen verdere bespreking.
De beslissing
De voorzieningenrechter:
I. Wijst de gevorderde voorziening af.
II. Veroordeelt eisers in de kosten van dit geding, tot op deze uitspraak aan de zijde van gedaagde begroot op € 575,00 aan verschotten.
III. Verklaart onderdeel II van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
IV. Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. Zweers, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 april 2012, in tegenwoordigheid van de griffier.