ECLI:NL:RBALM:2012:BW6003

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
15 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
128078 / KG RK 12-195
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van de rechter in een omgangszaak en ondertoezichtstelling

In deze zaak heeft verzoekster, wonende op een geheim adres, een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. E. Venekatte, de rechter die betrokken was bij de behandeling van haar zaak omtrent de omgang met haar minderjarige zoon en de ondertoezichtstelling. Verzoekster stelt dat de rechter niet neutraal was en altijd in het belang van de gezinsvoogd en de vader van de minderjarige besliste, waardoor haar belangen niet serieus werden genomen. De wrakingskamer heeft de ontvankelijkheid van het verzoek beoordeeld en vastgesteld dat het wrakingsverzoek tijdig was ingediend, maar dat de rechterlijke onpartijdigheid niet objectief kon worden aangetoond. De wrakingskamer oordeelt dat de feiten en omstandigheden die door verzoekster zijn aangevoerd onvoldoende zijn om te concluderen dat de rechter vooringenomen was. De wrakingskamer wijst het verzoek tot wraking in de zaak met zaaknummer 106081 / FA RK 09-1280 af en verklaart het verzoek tot wraking in de zaak met zaaknummer 126995 / JE RK 12-278 niet ontvankelijk, omdat de behandeling van die zaak al was beëindigd met een einduitspraak. De beschikking is gegeven op 15 mei 2012.

Uitspraak

Beschikking
RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht
zaaknummer / rekestnummer: 128078 / KG RK 12-195
Datum beschikking: 15 mei 2012
Beschikking van de meervoudige kamer voor burgerlijke zaken op een verzoek tot wraking als bedoeld in artikel 36 e.v. van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) gedaan door:
[verzoekster],
wonende op een geheim adres,
verzoekster tot wraking, verder te noemen [verzoekster],
advocaat: mr. B. Bentem te Enschede,
strekkende tot wraking van mr. E. Venekatte, rechter tevens kinderrechter in de rechtbank Almelo, sector civiel recht (hierna: de rechter).
1. De procedure
1.1. In de verzoekschriftprocedure onder zaaknummer 106081 / FA RK 09-1280 heeft de heer [X] (hierna: [X]) een verzoek ingediend tot omgang ten aanzien van [Y], de minderjarige zoon van [verzoekster] en [X] (hierna: de minderjarige).
In de verzoekschriftprocedure onder zaaknummer 126995 / JE RK 12-278 heeft de Stichting Bureau Jeugdzorg Overijssel een verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarige ingediend.
1.2. Voornoemde verzoekschriften zijn op 3 april 2012 gezamenlijk ter zitting behandeld. Bij gelegenheid van die behandeling heeft [verzoekster] een wrakingsverzoek ten aanzien van beide zaken tegen de rechter ingediend, zoals blijkt uit het proces-verbaal van 3 april 2012.
1.3. De rechter heeft niet berust in de wraking en heeft op 11 april 2012 schriftelijk gereageerd op het wrakingsverzoek.
1.4. Het wrakingsverzoek van [verzoekster] is behandeld ter terechtzitting van de meervoudige kamer voor burgerlijke zaken (hierna: de wrakingskamer) van 11 mei 2012. Daarbij is [verzoekster], vergezeld door mr. B. Bentem, verschenen. De rechter heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om ter zitting te worden gehoord. [X] en zijn advocaat mr. K. ter Mors zijn, met kennisgeving, niet verschenen. Tijdens deze zitting heeft [verzoekster] haar standpunt toegelicht.
1.5. De wrakingskamer heeft na sluiting van de behandeling bepaald zo spoedig mogelijk op het verzoek te zullen beslissen, maar uiterlijk op 18 mei 2012.
2. Het wrakingsverzoek
2.1. [Verzoekster] verzoekt de rechter te wraken op grond van feiten en/of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Zij stelt daartoe, zakelijk weergegeven, dat de rechter niet neutraal was bij de behandeling van de verzoeken. De rechter heeft al langere tijd bemoeienis met de zaak en volgens [verzoekster] beslist de rechter altijd in het belang van de gezinsvoogd en/of [X] en niet in het belang van haar en de minderjarige. Ze voelt zich niet gehoord en niet serieus genomen op de zitting. Ten aanzien van de ontvankelijkheid van haar verzoek heeft [verzoekster] gesteld dat beide verzoeken zodanig met elkaar verband houden, dat zij ontvankelijk is in haar wrakingsverzoek ten aanzien van beide zaken.
2.2. De rechter heeft, zakelijk weergegeven, niet in de wraking berust en weersproken dat sprake is van partijdigheid of de schijn daarvan. Voor zover het verzoek ziet op de verlenging van de ondertoezichtstelling, stelt de rechter zich op het standpunt dat dit verzoek te laat is ingediend, namelijk na de mondelinge uitspraak ter zitting op 3 april 2012.
3. De beoordeling
3.1. Ten aanzien van de vraag of [verzoekster] ontvankelijk is in haar wrakingsverzoek, overweegt de wrakingskamer als volgt. Een verzoek tot wraking dient te worden gedaan zodra de feiten of omstandigheden daartoe aan de verzoeker bekend zijn geworden, maar voordat de behandeling van de zaak door het wijzen van een einduitspraak is geëindigd. Uit het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 3 april 2012 blijkt dat beide verzoeken door de rechter gescheiden zijn behandeld. Allereerst heeft de rechter het verzoek tot ondertoezichtstelling aan de orde gesteld. De behandeling van dat verzoek is beëindigd door een mondelinge einduitspraak. Vervolgens is de rechter overgegaan tot de behandeling van het verzoek met betrekking tot de omgang met de minderjarige, waarna [verzoekster] het wrakingsverzoek heeft ingediend. De behandeling van de verzoeken is blijkens het proces verbaal derhalve duidelijk ter zitting gescheiden, hetgeen heeft geresulteerd in een einduitspraak voor wat betreft de ondertoezichtstelling. De wet voorziet niet in de mogelijkheid om, wanneer de behandeling van de zaak is geëindigd door het geven van een einduitspraak, wraking te verzoeken van de rechter die deze uitspraak heeft gedaan. Een wraking dient immers te beletten dat de gewraakte rechter (nog langer) bemoeienis met die specifieke zaak zal hebben; dat doel kan niet meer worden bereikt als de rechter reeds einduitspraak heeft gedaan. Voor de procespartijen resteren in dat geval slechts de tegen de betreffende einduitspraak openstaande rechtsmiddelen. [Verzoekster] zal dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard in haar wrakingsverzoek in de al beëindigde procedure over de ondertoezichtstelling (zaaknummer 126995 / JE RK 12-278).
In de verzoekschriftprocedure over de omgangsregeling (zaaknummer 106081 / FA RK 09-1280) is door de rechter nog geen einduitspraak gedaan. Het wrakingsverzoek in deze zaak is ook overigens overeenkomstig de wettelijke voorschriften ingediend, zodat [verzoekster] wel ontvankelijk is in dat verzoek.
3.2. Bij de inhoudelijke beoordeling van het verzoek tot wraking stelt de wrakingskamer voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Het subjectieve standpunt van de betrokken partij dat zulks het geval is, is daarbij niet beslissend. De vrees voor partijdigheid moet, op grond van feiten en omstandigheden, objectief gerechtvaardigd zijn. Van een gebrek aan onpartijdigheid kan, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt.
3.3. Naar het oordeel van de wrakingskamer kan uit de door [verzoekster] aangevoerde feiten en omstandigheden niet objectief worden afgeleid dat de rechter jegens haar vooringenomen is. De stelling van [verzoekster] dat zij zich niet gehoord voelt door de rechter is, in de gegeven omstandigheden, onvoldoende om partijdigheid van de rechter aan te nemen. De wrakingskamer neemt daarbij in aanmerking dat uit het proces-verbaal van de zitting is gebleken dat [verzoekster] het wrakingsverzoek heeft ingediend alvorens zij in de gelegenheid werd gesteld om te reageren op het verzoek met betrekking tot de omgangsregeling. Voorts overweegt de wrakingskamer dat het enkele feit dat de rechter al langere tijd bemoeienis heeft met de behandeling van zaken met betrekking tot de minderjarige, op zichzelf niet de vrees voor partijdigheid rechtvaardigt (vgl. HR 16 januari 2009, NJ 2009, 562). De omstandigheid dat de betrokken rechter in haar beslissingen [verzoekster] meermalen in het ongelijk heeft gesteld, maakt dat niet anders. Dat [verzoekster] dit wel zo ervaart, levert echter geen objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid op.
3.4. Nu uit het voorgaande volgt dat de door [verzoekster] aangevoerde feiten en/of omstandigheden geen grond voor wraking vormen, zal de wrakingskamer het verzoek tot wraking met betrekking tot de omgangsregeling afwijzen.
4. De beslissing
De wrakingskamer:
I. verklaart het verzoek tot wraking in de zaak met zaaknummer 126995 / JE RK 12-278 niet ontvankelijk;
II. wijst het verzoek tot wraking in de zaak met zaaknummer 106081 / FA RK 09-1280 af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.R. van der Winkel, voorzitter en mr. C. Verdoold en mr. M.M. Lorist, rechters, en in het openbaar uitgesproken op 15 mei 2012 in tegenwoordigheid van mr. S.J.S. Koekkoek, griffier.
Mr. Verdoold was buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.