ECLI:NL:RBALM:2012:BW6028

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
1 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
127953 / KG ZA 12-72
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • G.G. Vermeulen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot opheffing van executoriaal beslag en uitleg van dictum in kort geding tussen maatschap en maten

In deze zaak vorderden de eisers, bestaande uit vier maten, de opheffing van executoriaal beslag dat door de maatschap was gelegd op hun onroerend goed. De achtergrond van de zaak ligt in eerdere vonnissen van de kantonrechter van de rechtbank Almelo, waarin de maten waren veroordeeld om inzage te geven in hun omzetcijfers aan de maatschap. De eisers stelden dat zij voldaan hadden aan deze verplichtingen door de accountantsverklaringen tijdig aan een van de maten, [Y], te overhandigen. De maatschap betwistte dit en stelde dat de verklaringen aan [X] moesten worden verstrekt, wat leidde tot de verbeurde dwangsommen en het leggen van beslag.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de eisers inderdaad aan hun verplichtingen hadden voldaan door de verklaringen aan [Y] te overhandigen. De rechtbank overwoog dat het dictum van de eerdere vonnissen zo moest worden uitgelegd dat afgifte aan een van de maten voldoende was. De voorzieningenrechter concludeerde dat de maatschap niet had aangetoond dat de eisers dwangsommen hadden verbeurd, en dat het beslag derhalve onterecht was gelegd. De vorderingen van de eisers werden toegewezen, en het beslag werd opgeheven. Tevens werd de maatschap veroordeeld in de proceskosten van de eisers, die op € 1.173,64 werden begroot. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 127953 / KG ZA 12-72
datum vonnis: 1 mei 2012
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Almelo, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:
1. [gedaagde sub 1],
2. [gedaagde sub 2],
3. [gedaagde sub 3],
4. [gedaagde sub 4],
allen wonende te [woonplaats],
eisers,
verder gezamenlijk te noemen [eiser c.s.],
advocaat mr. H.C. van der Sijs te Almelo,
tegen
de burgerlijke maatschap
Praktijk voor Fysio- en Manuele Therapie Wesselerbrink,
gevestigd te Enschede,
gedaagde,
verder te noemen de maatschap,
advocaat mr. F.J. Bleker te Enschede.
1. De procedure
1.1. [Eiser c.s.] hebben gevorderd als vermeld in de dagvaarding.
1.2. De zaak is behandeld ter terechtzitting van 23 april 2012. Ter zitting zijn verschenen [eiser c.s.], vergezeld door mr. Van der Sijs en de heren [X] en [Y], namens de maatschap, vergezeld door mr. Bleker. De standpunten zijn toegelicht door de advocaten aan de hand van pleitnota’s. Het vonnis is bepaald op vandaag.
2. De vaststaande feiten
2.1. In deze zaak staat het navolgende vast.
2.2. [X] en [Y] zijn beide maten van de maatschap. [Y] heeft de maatschap opgezegd tegen 1 maart 2007 en is tegen die datum met [eiser c.s.] een nieuwe maatschap aangegaan. De (oude) maatschap bestaat formeel nog omdat het vermogen van de maatschap tot op heden niet is vereffend. Een van de twistpunten bij de vereffening is de huurvergoeding die [eiser c.s.] nog dienen te betalen aan de maatschap. [Y] en [X] kunnen het niet eens worden over de hoogte van die vergoeding.
2.3. Op 10 januari 2012 heeft de kantonrechter van de rechtbank Almelo een vonnis gewezen in een (kort geding) procedure tussen de maatschap en [eiser sub 1], [eiser sub 2]] en [eiser sub 3]. De kantonrechter heeft onder meer beslist:
“Veroordeelt [eiser sub 1], [eiser sub 2] en [eiser sub 3] ieder voor zich om binnen zes weken nadat dit vonnis aan hen is betekend aan de Maatschap inzage te verstrekken, in de vorm van een accountantsverklaring over hun omzetcijfers over de maanden maart tot en met december 2007 en de jaren 2008 tot en met 2011, zulks op straffe van het verbeuren van een dwangsom van € 100,00 per dag, zulks tot een maximum van € 50.000,00.”
Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
2.3. Eveneens op 10 januari 2012 heeft de kantonrechter van de rechtbank Almelo een vonnis gewezen in de zaak tussen de maatschap en [eiser sub 4]. De kantonrechter heeft onder meer beslist:
“Veroordeelt [eiser sub 4] om binnen zes weken nadat dit vonnis aan hem is betekend aan de Maatschap inzage te verstrekken, in de vorm van een accountantsverklaring, in zijn omzetcijfers over de jaren 2005 tot en met 2010, zulks op straffe van het verbeuren van een dwangsom van € 100,00, per dag, zulks tot een maximum van € 50.000,00.”
Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
2.4. Op 18 januari 2012 zijn de vonnissen door de maatschap betekend aan [eiser sub 1], [eiser sub 2] en [eiser sub 3], respectievelijk [eiser sub 4]. [Eiser c.s.] dienden derhalve voor 1 maart 2012 inzage te verstrekken in hun omzetcijfers door middel van een accountantsverklaring.
2.5. Op 23 maart 2012 heeft de maatschap executoriaal beslag gelegd op de woning van [eiser sub 3] aan de [adres] in [woonplaats] en op de woning van [eiser sub 4] aan de [adres] in [woonplaats]. Op 26 maart 2012 heeft de maatschap executoriaal beslag gelegd op de woningen van [eiser sub 1] (adres] in [woonplaats]) en [eiser sub 2] ([adres] in [woonplaats]). Blijkens de exploten zijn de executoriale beslagen gelegd op grond van bovengenoemde vonnissen van de rechtbank Almelo. [Eiser c.s.] zouden dwangsommen hebben verbeurd.
3. Het geschil
3.1. [Eiser c.s.] vorderen bij vonnis in kort geding, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. het op 26 maart 2012 ten verzoeke van de maatschap en ten laste van [eiser sub 1] gelegd executoriale beslag op het kadastraal object wonen, staande en gelegen te [postcode, woonplaats] aan de [adres] op te heffen;
II. het op 26 maart 2012 ten verzoeke van de maatschap en ten laste van [eiser sub 2] gelegd executoriale beslag op het kadastraal object wonen, staande en gelegen te [postcode, woonplaats] aan de [adres] op te heffen;
III. het op 23 maart 2012 ten verzoeke van de maatschap en ten laste van [eiser sub 3] gelegd executoriale beslag op het kadastraal object wonen erf- tuin, staande en gelegen te [postcode, woonplaats] aan de [adres] op te heffen;
IV. het op 23 maart 2012 ten verzoeke van de maatschap en ten laste van [eiser sub 4] gelegd executoriale beslag op het kadastraal object wonen, staande en gelegen te [postcode, woonplaats] aan de [adres] op te heffen;
V. de maatschap te veroordelen in de proceskosten.
3.2. [Eiser c.s.] stellen daartoe primair – kort samengevat - dat zij allen voor 1
maart 2012 (namelijk 17 februari 2012) accountantsverklaringen aan maat [Y], en derhalve aan de maatschap, ter hand hebben gesteld en aldus hebben voldaan aan de vonnissen van de rechtbank Almelo van 10 januari 2012. Omdat er derhalve geen dwangsommen zijn verbeurd, heeft de maatschap het executoriaal beslag ten onrechte gelegd. Subsidiair stellen [eiser c.s.] dat de beslagen op zodanig buitenproportionele wijze zijn toegepast dat ze als vexatoir en daarom onrechtmatig moeten worden aangemerkt.
3.3. De maatschap brengt hiertegen in – kort samengevat – dat het dictum van de vonnissen van de rechtbank Almelo niet anders kan worden uitgelegd dan dat de accountantsverklaringen (in ieder geval) aan de maat [X] dienden te worden verstrekt. Dit omdat maat [Y] zich tegen de maatschap heeft verzet in de procedures die hebben geleid tot de vonnissen van 10 januari 2010 en verklaringen heeft ingebracht die strijdig waren met het belang van de maatschap. Nu de accountantsverklaringen pas op 27 maart 2012 aan (de advocaat van) de maatschap zijn verstrekt (en derhalve aan [X]), zijn [eiser sub 1], [eiser sub 2], [eiser sub 3] en [eiser sub 4] ieder € 2.600,00 aan de maatschap verschuldigd wegens verbeurde dwangsommen. Daarnaast is het gelegde beslag niet vexatoir. Gelet op de weigerachtige houding van [eiser c.s.] lag het voor de hand dat zij de dwangsommen tot de maximale € 50.000,00 zouden laten oplopen, waardoor het beslag op de onroerende goederen niet disproportioneel is.
4. De beoordeling
4.1. De maatschap heeft het spoedeisend belang van [eiser c.s.] bij de onderhavige vordering niet betwist. De voorzieningenrechter acht het spoedeisend belang gelet op de aard van de vorderingen ook reeds gegeven. De voorzieningenrechter zal derhalve overgaan tot de inhoudelijke beoordeling van het geschil.
4.2. Bij de vonnissen van 10 januari 2012 zijn [eiser c.s.] veroordeeld tot afgifte van de accountantsverklaringen aan de maatschap. Gelet op de datum van betekening van de vonnissen dienden [eiser c.s.] de accountantsverklaringen voor 1 maart 2012 te overhandigen. Door de maatschap is, mede gelet op de stukken in het dossier, onvoldoende gemotiveerd betwist dat [eiser c.s.] voor 1 maart 2012 de accountantsverklaringen aan maat [Y] hebben afgegeven. De kern van het geschil is of [eiser c.s.], door het afgeven van de verklaringen aan maat [Y], voldaan hebben aan de verplichting om de verklaringen voor 1 maart 2012 af te geven aan de maatschap. Door de maatschap is betoogd dat ‘afgeven aan de maatschap’ in de vonnissen enkel zo kan worden uitgelegd, dat [eiser c.s.] verplicht waren om de accountantsverklaringen (in ieder geval) aan [X] te overhandigen.
4.3. De rechtbank overweegt als volgt. Voorop staat dat het dictum van een vonnis moet worden uitgelegd in het licht en met inachtneming van de overwegingen welke tot de beslissing hebben geleid. Uit de overwegingen van de vonnissen van 10 januari 2012 blijkt dat [eiser c.s.] veroordeeld zijn tot afgifte van de accountantsverklaringen opdat de maatschap met deze gegevens een huurvergoeding kon vaststellen over de voorgaande jaren. Uit deze overwegingen volgt dat het de bedoeling van de kantonrechter was dat [Y] en [X] uiteindelijk gezamenlijk, op basis van de omzetgegevens blijkens de accountantsverklaringen, tot vaststelling van een huurvergoeding zouden komen. Uitleg van het dictum brengt naar het oordeel van de voorzieningenrechter mee dat afgifte van de accountantsverklaringen aan één van de maten voldoende was om te voldoen aan de verplichtingen uit de vonnissen. Ook op grond van artikel 7a:1676 Burgerlijk Wetboek (BW) was [Y] bevoegd de verklaringen namens de maatschap in ontvangst te nemen. Dit artikel bepaalt dat ieder van de maten bevoegd is om beheersdaden te verrichten, tenzij een andere regeling is overeengekomen. Dit laatste is ten aanzien van de maatschap gesteld noch gebleken. Beheersdaden zijn al die feitelijke en rechtshandelingen die, gezien de aard en het doel van de betreffende maatschap, behoren tot de normale exploitatie.
4.4. Na ontvangst van de verklaringen was het aan de maten om in overleg te treden en met een huurvoorstel te komen. Dat [Y] de accountantsverklaringen niet voor
1 maart 2012 heeft overgelegd aan [X] dient naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet voor rekening te komen van [eiser c.s.] Zij behoren en behoeven geen partij te zijn in het conflict tussen [Y] en [X] waardoor de feitelijk reeds lang ontbonden maatschap tussen beiden maar niet kan leiden tot ook een formele ontbinding. Het feit dat het wellicht verstandiger was geweest als [eiser c.s.] de verklaringen (ook) aan [X] hadden afgegeven, mede gelet op het feit dat zij op de hoogte waren van het geschil tussen [X] en [Y], doet aan het voorgaande niet af.
4.5. Gelet op het vorenstaande hebben [eiser c.s.] door overhandiging van de accountantsverklaringen op 17 februari 2012 aan maat [Y] tijdig aan de vonnissen van de rechtbank Almelo van 10 januari 2012 voldaan en door [eiser c.s.] derhalve geen dwangsommen verbeurd. De rechtbank zal de vorderingen van [eiser c.s.] dan ook toewijzen en het beslag opheffen.
4.6. De maatschap zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser c.s.] worden begroot op:
- dagvaarding € 90,64
- griffierecht 267,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal € 1.173,64
5. De beslissing
De voorzieningenrechter:
I. heft op het op 26 maart 2012 ten laste van [eiser sub 1] gelegde executoriale beslag op het kadastraal object wonen, staande en gelegen te [postcode, woonplaats] aan de
[adres];
II. heft op het op 26 maart 2012 ten laste van [eiser sub 2] gelegde executoriale beslag op het kadastraal object wonen, staande en gelegen te [postcode, woonplaats] aan de [adres];
III. heft op het op 23 maart 2012 ten laste van [eiser sub 3] gelegde executoriale beslag op het kadastraal object wonen erf- tuin staande en gelegen te [postcode, woonplaats] aan de [adres];
IV. heft op het op 23 maart 2012 ten laste van [eiser sub 4] gelegde executoriale beslag op het kadastraal object wonen staande en gelegen te [postcode, woonplaats] aan de [adres];
V. veroordeelt de maatschap in de proceskosten, aan de zijde van [eiser c.s.] tot op heden begroot op € 1.173,64;
VI. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. G.G. Vermeulen, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 mei 2012, in tegenwoordigheid van de griffier.