ECLI:NL:RBALM:2012:BW6697

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
25 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/710091-12
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Stoové
  • B. Bloebaum
  • A. Visser
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens poging tot doodslag en openlijke geweldpleging met jeugdige verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Almelo op 25 mei 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een jeugdige verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan ernstige strafbare feiten, waaronder poging tot doodslag en openlijke geweldpleging. De verdachte heeft op 15 januari 2012 in Almelo, samen met anderen, met fors geweld een persoon genaamd [slachtoffer 1] aangevallen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte meermalen met kracht tegen het hoofd van het slachtoffer heeft geschopt, terwijl deze op de grond lag. Dit handelen van de verdachte heeft geleid tot de conclusie dat hij willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer zou kunnen komen te overlijden, wat de rechtbank kwalificeert als poging tot doodslag.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de jeugdige leeftijd van de verdachte en de persoonlijke omstandigheden. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijftien maanden, waarvan negen maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is reclasseringstoezicht opgelegd en moet de verdachte deelnemen aan COVA- en ARVA-trainingen. De rechtbank heeft ook de civiele vordering van het slachtoffer gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van € 2.415,02 aan schadevergoeding.

De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat geweldsmisdrijven niet alleen lichamelijk letsel veroorzaken, maar ook gevoelens van angst en onveiligheid bij slachtoffers met zich meebrengen. De maatschappelijke onrust die voortkomt uit dergelijke geweldsdelicten is aanzienlijk, en de rechtbank heeft daarom de duur van de onvoorwaardelijke gevangenisstraf beperkt, om de verdere ontwikkeling van de verdachte niet negatief te beïnvloeden. De rechtbank heeft de zaak op tegenspraak behandeld, waarbij de officier van justitie een hogere straf had geëist, maar de rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele andere tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

Rechtbank Almelo
Sector strafrecht
Parketnummer: 08/710091-12
Datum vonnis: 25 mei 2012
Vonnis op tegenspraak van de rechtbank Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo tegen:
[verdachte],
geboren op [1992] in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats],
nu verblijvende in PI Overijssel, huis van bewaring Karelskamp te Almelo.
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 11 mei 2012. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. Van Zwol en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. R.F. Speijdel, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 15 januari 2012,
in de gemeente Almelo,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, en/althans alleen, opzettelijk een
persoon genaamd [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet meermalen,
althans eenmaal, - zulks terwijl die [slachtoffer 1] gehurkt zat en/of zich klein
maakte en/of op de grond lag- die [slachtoffer 1] (met grote kracht) in/op/tegen het
gezicht en/of het hoofd heeft getrapt en/of geschopt, terwijl de uitvoering
van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 15 januari 2012,
in de gemeente Almelo tezamen en in vereniging met anderen of een ander,
en/althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe
te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, - zulks
terwijl die [slachtoffer 1] gehurkt zat en/of zich klein maakte- (met grote kracht)
in/op/tegen het hoofd heeft getrapt en/of geschopt en/of die [slachtoffer 1] (elders)
in/op/tegen het gehele lichaam heeft getrapt/geschopt en/of geslagen en/of
gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht.
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 15 januari 2012,
in de gemeente Almelo,
met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, het "Marktplein" en/of de
"Galerij", in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] , welk geweld bestond uit het opzettelijk
gewelddadig
- aanvallen en/of achtervolgen van die [slachtoffer 1] en/of
- duwen aan/tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of
- (zeer krachtig) met geschoeide voet schoppen/trappen tegen op het hoofd
en/of het gezicht en/of/althans het (gehele) lichaam van die [slachtoffer 1] en/of
- slaan en/of stompen tegen/op het (gehele) lichaam van die [slachtoffer 1],
waarbij hij, verdachte, die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, (met kracht)
in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd heeft getrapt en/of geschopt, en welk
door hem gepleegd geweld enig lichamelijk letsel (gebitsschade en/of gekneusde
ribben) voor die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad;
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 15 januari 2012,
in de gemeente Almelo,
met een ander of anderen, op of aan de openbare weg(en), het "Marktplein"
en/of de "Galerij", in elk geval op of aan (een) openbare weg(en), openlijk in
vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of
[slachtoffer 3], welk geweld bestond uit het opzettelijk gewelddadig
- aanvallen en/of achtervolgen van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of
- duwen aan/tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of
- (zeer krachtig) met geschoeide voet schoppen/trappen tegen op het hoofd
en/of het gezicht en/of/althans het (gehele) lichaam van die [slachtoffer 1] en/of
- slaan en/of stompen tegen/op het (gehele) lichaam van die [slachtoffer 1] en/of die
[slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3],
waarbij hij, verdachte, die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, (met kracht)
in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd heeft getrapt en/of geschopt, en welk
door hem gepleegd geweld enig lichamelijk letsel (gebitsschade en/of gekneusde
ribben) voor die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad;
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor feit 1 primair en feit 2 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar waaraan gekoppeld een reclasseringstoezicht. Verdachte dient daarnaast als bijzondere voorwaarden een COVA- en ARVA-training te volgen. De eis houdt ook in dat de vordering van de benadeelde partij van € 3215,01,- wordt toegewezen.
4. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. De beoordeling van het bewijs
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde in eendaadse samenloop met het onder 2 ten laste gelegde, heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 15 januari 2012, in de gemeente Almelo, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet meermalen, - zulks terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag- die [slachtoffer 1] met kracht in het gezicht heeft geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 15 januari 2012 [slachtoffer 1] meermalen, te weten tweemaal, met kracht met een geschoeide voet tegen het hoofd heeft geschopt. Getuige [getuige] beschrijft dat het slachtoffer door verdachte keihard in het gezicht wordt getrapt. Ook getuige [slachtoffer 3] heeft verklaard dat zij gezien heeft dat het been van verdachte [verdachte] naar achteren ging en het slachtoffer vol in het gezicht raakte.
Het is een feit van algemene bekendheid dat het (meermalen) met kracht met geschoeide voet schoppen tegen een hoofd, tot de dood kan leiden. Het hoofd is immers een kwetsbaar lichaamsdeel en een (onverwachte) uitoefening van kracht kan zeer wel (hersen)letsel veroorzaken ten gevolge waarvan iemand kan komen te overlijden. Verdachte heeft door meermalen met kracht met geschoeide voet tegen het hoofd van [slachtoffer 1] te schoppen willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer zou kunnen komen te overlijden.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat dit handelen van verdachte een poging doodslag oplevert.
2.
hij op 15 januari 2012, in de gemeente Almelo, met een ander op de openbare weg, het "Marktplein", openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en
[slachtoffer 2], welk geweld bestond uit het opzettelijk gewelddadig
- aanvallen en/of achtervolgen van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en
- duwen tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] en
- krachtig met geschoeide voet schoppen/trappen tegen het hoofd en het gezicht en het lichaam van die [slachtoffer 1] en
- slaan en stompen tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2],
waarbij hij, verdachte, die [slachtoffer 1] meermalen, met kracht in het gezicht heeft geschopt, en welk door hem gepleegd geweld enig lichamelijk letsel voor die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad.
In geval van hoger beroep zullen de gebruikte bewijsmiddelen worden opgenomen in een aanvulling bij dit vonnis. De in die bewijsmiddelen voorkomende feiten en omstandigheden zijn redengevend voor deze beslissing. De inhoud van de bewijsmiddelen is telkens alleen gebruikt voor het bewijs van het feit waarop het in het bijzonder betrekking heeft.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte sub 1 primair en sub 2 meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
6. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 45, 287 en 141Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezen verklaarde levert op:
De eendaadse samenloop van:
Poging tot doodslag
en
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl het door de schuldige gepleegde geweld enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
7. De strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.
8. De op te leggen straf of maatregel
8.1 De gronden voor een straf of maatregel
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezen verklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en uit het rapport van de Reclassering Nederland van 1 mei 2012 is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige strafbare feiten, waarbij hij fors geweld heeft toegepast. Dat het slachtoffer van de poging tot doodslag er met relatief licht letsel vanaf is gekomen, is niet aan verdachte te danken.
De gevolgen van het incident op het leven van het slachtoffer zijn groot. Hij heeft letsel opgelopen in de vorm van een gekneusd borstbeen, een afgebroken voortand, twee afgebroken kiezen, een blauw oog en een grote bult achter zijn oog. Bovendien heeft het slachtoffer door het incident bijna iedere avond hoofdpijn.
Dit soort geweldsmisdrijven veroorzaakt bij de slachtoffers daarvan niet alleen lichamelijk letsel maar veelal ook gevoelens van angst en onveiligheid. Dat geldt ook voor dit slachtoffer, zo is de rechtbank gebleken uit zijn ter terechtzitting voorgedragen slachtofferverklaring. De maatschappelijke onrust die door dit soort uitingen van willekeurig geweld gepleegd op de openbare weg tijdens het uitgaansleven ontstaat, is bovendien aanzienlijk.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de op te leggen straf en de hoogte daarvan rekening gehouden met de ernst van de bewezen verklaarde feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komen in de wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Hierbij merkt de rechtbank op dat de oplegging van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf in vergelijkbare gevallen gebruikelijk is.
De rechtbank zal de duur van de onvoorwaardelijke gevangenisstraf in dit geval echter beperken. De rechtbank houdt in dit verband rekening met de jeugdige leeftijd van verdachte en overige persoonlijke omstandigheden. Een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal, gelet op zijn persoonlijkheid (zie hierna), zeer waarschijnlijk een negatief effect hebben op zijn verdere ontwikkeling.
Uit het advies van de reclassering d.d. 1 mei 2012 komt naar voren dat er bij verdachte sprake is van gebrekkig probleembesef en gebrekkige probleemhantering. Uit eerdere pro-justitia rapportages is gebleken dat er bij verdachte sprake is van beperkte cognitieve vermogens waardoor hij beperkt inzicht heeft in oorzaak-gevolg relaties. Hierdoor kan verdachte impulsief gedrag vertonen. Door een medewerkster van de jeugdreclassering wordt verdachte omschreven als een erg onrijpe en beïnvloedbare jongen met een laag IQ, die moeite heeft om zelfstandig te functioneren.
De rechtbank acht het daarom van belang dat bij de strafoplegging, begeleiding en eventueel behandeling gewaarborgd worden.
Alles afwegende komt de rechtbank tot het oordeel dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden waarvan negen maanden voorwaardelijk moet worden opgelegd, met een proeftijd van twee jaar en met aftrek van de door verdachte in voorarrest doorgebrachte tijd. Hieraan zal de rechtbank de algemene voorwaarde van reclasseringstoezicht verbinden en daarnaast als bijzondere voorwaarde bepalen dat verdachte een COVA (+)- en een ARVA-training zal moeten volgen. Verdachte heeft zich ter zitting bereid verklaard om hieraan zijn medewerking te verlenen.
9. De schade van benadeelden
9.1 De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1], wonende te [woonplaats], heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 3.215,02 (drieduizend tweehonderd en vijftien euro en twee cent). Deze schade bestaat uit de volgende posten:
- Tandartskosten en eigen risico € 385, 90;
- Verschillende kledingstukken, totaalbedrag € 1.029,12;
- Immateriële schade ad € 1.800,--.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in haar vordering ontvankelijk en is de vordering deels gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terecht¬zitting is komen vast te staan dat de verdachte door de bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer. De opgevoerde schadeposten zijn voldoende onderbouwd en aannemelijk, met dien verstande dat de rechtbank het door het slachtoffer gevorderde bedrag aan smartengeld te hoog acht. Dit bedrag dient gematigd te worden tot € 1.000,-. De rechtbank zal de benadeelde partij ten aanzien van deze schadepost voor het overige niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan zijn vordering voor dat gedeelte slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 2.415, 02. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
9.2 De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in art. 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door de feiten zijn toegebracht.
11. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 55 en 57 Sr.
12. De beslissing
De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
- verklaart bewezen, dat verdachte het sub 1 primair en sub 2 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte sub 1 primair en sub 2 meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
de eendaadse samenloop van:
Poging tot doodslag
en
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl het door de schuldige gepleegde geweld enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van vijftien maanden, waarvan negen maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- omdat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- omdat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of omdat de veroordeelde geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden;
- omdat de veroordeelde tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de Reclassering Nederland, ook als dat inhoudt dat hij dient deel te nemen aan de gedragstrainingen COVA (+) en ARVA;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van € 2415, 02 voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de maatregel op dat veroordeelde verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feiten 1 en 2 tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 2415, 02 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de tijd van 34 dagen zal worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan);
- bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
Dit vonnis is gewezen door mr. Stoové, voorzitter, mr. Bloebaum en mr. Visser, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Falkmann-Herber, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 25 mei 2012.
Buiten staat
Mr. Bloebaum is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.