ECLI:NL:RBALM:2012:BW7506
Rechtbank Almelo
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Vordering tot vaststelling van levensonderhoud en renovatieverplichtingen na echtscheiding
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Almelo, gaat het om een kort geding tussen een vrouw en haar ex-echtgenoot na hun echtscheiding, uitgesproken op 16 maart 2011. De vrouw verzoekt de voorzieningenrechter om een bijdrage in haar levensonderhoud van € 1.000 per maand, alsook de verplichting voor de man om renovatiewerkzaamheden aan de voormalige echtelijke woning uit te voeren. De man voert verweer en stelt dat er geen spoedeisend belang is en dat hij geen draagkracht heeft om een bijdrage te betalen. Hij wijst erop dat in het echtscheidingsconvenant is opgenomen dat beide partijen geen bijdrage in elkaars levensonderhoud zullen vragen.
De voorzieningenrechter oordeelt dat er wel degelijk sprake is van spoedeisend belang, gezien de dreigende executieverkoop door de bank. Echter, de rechter benadrukt dat voor het vaststellen van een levensonderhoudsbijdrage een bodemprocedure de geëigende weg is. De voorzieningenrechter wijst de primaire vordering van de vrouw af, omdat het convenant duidelijk maakt dat partijen afstand hebben gedaan van hun recht op een levensonderhoudsbijdrage. De man is in gebreke gebleven met zijn verplichtingen uit het convenant, wat leidt tot een betalingsachterstand aan de hypotheekverstrekker.
De voorzieningenrechter komt tot de conclusie dat de man in ernstige mate tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen. De vrouw heeft recht op de achterstallige betalingen aan de bank en de man wordt verplicht om de renovatiewerkzaamheden uit te voeren. De rechter legt een dwangsom op van € 100 per dag voor elke dag dat de man in gebreke blijft, met een maximum van € 25.000. De man wordt ook veroordeeld in de proceskosten van de vrouw. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de vrouw direct kan handelen op basis van deze uitspraak.